Spring naar de content
bron: peter koch

Schelden scoort: de succesformule van Sander Schimmelpenninck

Niet alle dertigers zijn meegaand, gezagsgetrouw en onkritisch. Uit hun midden stond ineens iemand op die de dwalingen van Nederland en zijn elite wekelijks op de pijnbank legt: Sander Schimmelpenninck (36). Velen zijn jaloers op zijn talent, scherpte en invloed, maar vooral op zijn bereik. Als een dominee op de kansel vaart hij in zijn column of op Twitter uit tegen ‘dom rechts’ en ‘tokkificatie’. Wat verklaart het succes van deze moderne moralist?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Hans van Willigenburg

Op Sander Schimmelpenninck kun je zonder een zweempje van zelfbeklag jaloers zijn. Sterker, misschien is uitspreken dat je jaloers op hem bent een teken van kracht, realisme en karakter. En lijkt juist het ontkennen van zijn succes, van je eigen afgunst, verdachter dan het voluit omarmen ervan. Dat moet programmamaker Teun van de Keuken misschien ook hebben aangevoeld toen hij enkele maanden terug, in de allereerste aflevering van de podcast Teun en Gijs vertellen alles, bekende dat de figuur Sander Schimmelpenninck een dingetje was geworden in zijn geestesleven. In een functionele bui van openhartigheid beschreef Van de Keuken zijn van jongs af aan obsessieve drang overal de beste en de slimste in te willen zijn. Ook vertelde hij hoe Sander Schimmelpenninck, die hem in alles leek te overtroeven, zichzelf als een onaangename – want telkens beter scorende en meer aandacht trekkende – vakgenoot toegang had weten te verschaffen tot Teuns humeur. Iets wat de controlfreak Van de Keuken met gemengde gevoelens constateerde.

Misschien nog pijnlijker voor Teun dan de getalsmatige overvleugeling bij de Volkskrant – waar de column van Sander bijna steevast het meest wordt aangeklikt – is de manier waarop het Schimmelpenninck telkens lukt de morele agenda van Nederland te beïnvloeden, wat Van de Keuken overduidelijk ook nastreeft. Er schuilen vele factoren achter het succes van Schimmelpenninck (taalgevoel, zelfverzekerdheid, juridische kennis van zaken), maar zijn consistente blik op wat er scheef zit in Nederland is er zeker een van. Bij alles wat Schimmelpenninck doet, reist er – zo lijkt het – een stringent wensenlijstje met hem mee, over hoe een fatsoenlijk land eruit moet zien. En zoals het een goede columnist betaamt, legt hij de Nederlandse actualiteit veelvuldig naast dat eigen wensenlijstje. Dat leidt vaak tot een inhoudelijk sterke en smeuïg verwoorde column. 

Saillant detail in leven en werk van Sander Schimmelpenninck is dat hij tijdens interviews al een tijdje zijn ‘Zweedse vriendin’ in de strijd gooit. En, zoals dat gaat met succesvolle mensen, lijkt het alsof die Zweedse vriendin onmiddellijk een integraal onderdeel is geworden van zijn imago, van waar hij voor staat. Schimmelpenninck voert Zweden dikwijls op als een baken van volwassenheid, openheid en rechtvaardige oplossingen, iets dat we in Nederland node missen. Hoewel Schimmelpenninck een onverwoestbare air van beschaving met zich meedraagt en zijn achternaam garant staat voor plagerijen over zijn voorname komaf, kan hij ook op afroep ‘afdalen’: de gifkikker annex relschopper in zichzelf wakker maken en op niet mis te verstane wijze losgaan. Bijvoorbeeld op wat voor hem toch wel de favoriete steen des aanstoots is, namelijk de ‘proleten’, de ‘tokkies’, ofwel de mensen die volgens de normen van Sander te hard schreeuwen, te weinig inhoud hebben en een te slechte smaak. En daarmee een sta-in-de-weg zijn voor dat op Zweden lijkende vooruitstrevende land dat Sander zichzelf en ons ogenschijnlijk zo van harte gunt.

Schimmelpenninck voert Zweden dikwijls op als een baken van volwassenheid, openheid en rechtvaardige oplossingen

Er zit nog meer symboliek in Schimmelpenninck. Zijn entree in de tv-wereld bijvoorbeeld – bij het presentatieteam van Op1 – verliep op z’n zachtst gezegd niet standaard. Wat ook bij het zakelijke tv-programma Dragons’ Den al bijna onmiddellijk opviel, is dat Sander nog zo compleet en welbespraakt kan zijn, maar dat er – zelfs bij hem – schaduwzijdes te noteren zijn. In Dragons’ Den hing er een vreemd soort kilte om hem heen. Het leek wel of hij koelkasten in die show verwelkomde, in plaats van doodnerveuze kandidaten die op de drempel stonden wel of niet een groot bedrag binnen te harken voor hun ‘gouden businessidee’. Kortom, tegenover niet-intimi heeft Sander de empathie niet aan zijn broek hangen. Hoe veelzijdig ook zijn talent, hij is bepaald niet de allemansvriend die zich in korte tijd makkelijk overal geliefd weet te maken. En al zou hij het willen, de vraag is of hij het kan.

Want hoewel hij het zelf vermoedelijk tot zijn laatste snik zal ontkennen, ook in Sander zit ergens – net als bij degenen die hij de maat neemt – een norse, bozige man. Tijdens zijn tv-avontuur bij Op1 zat hij doorgaans met een stuurs gezicht aan tafel. Achteraf beklaagde hij zich over de geringe vrijheid die hij als gastheer kreeg toebedeeld, met de bemoeizucht van mensen die in zijn elektronische oortje tetterden als voor hem onaanvaardbaar dieptepunt. Gevolg? Sander bedankte na een korte periode voor het presenteren van Op1. Ook in dat vlotte afscheid school de nodige symboliek: voor de generatie van Sander, geboren in de jaren tachtig, moet succes en progressie snel zichtbaar zijn en blijkt televisie niet meer het gewenste walhalla, eerder een archaïsch theaterspel met een knellende rolverdeling en een te langzaam carrièrepad. “Er zijn veel mensen die opkijken naar tv, geen idee waarom,” zei hij na zijn afzwaaien in het AD. En ook in deze zienswijze bleek zijn Zweedse vriendin een rol te hebben gespeeld: “Ze is belangrijk geweest in mijn keuzes. Het presenteren van Op1 vond ze niet bij me passen, ‘te dom en iedereen kan dat’. Ze was hard, maar ze had het goed in de peiling.”

In de meritocratische samenleving, waar iedereen gewaardeerd wordt aan de hand van inzet en talent, is zijn houding prijzenswaardig, misschien zelfs noodzakelijk. En als Sander Schimmelpenninck ideologisch ook maar iets vertegenwoordigt, dan is het uitgerekend dat ideaal van de perfect functionerende meritocratie. Al zijn ergernissen, waarschuwingen, vermaningen, stimulansen, afwijzingen, bezorgdheden en scheldwoorden (waarvan ‘dom rechts’ en ‘dom links’ zijn favorieten zijn), vinden hun oorsprong in de gedachte dat de beloning gelijk op moet lopen met wat iemand presteert. Dus ja, graag een prestatiemaatschappij, lijkt de kerngedachte van Sander, maar dan wel een volledig rechtvaardige. Alles wat dat meritocratische ideaal in de weg zit, moet in de ogen van Schimmelpenninck zo snel mogelijk opgeruimd of afgeschaft worden. Zo is hij een van de felste voorstanders van een sterk verhoogde erfbelasting, zodat het met je armen over elkaar rijk worden aan banden wordt gelegd, of beter nog: tot het verleden behoort. Niet voor niets is hij zeven jaar verbonden geweest aan het zakenblad Quote, een blad dat gezien kan worden als het evangelie van de meritocratie, handelend over door eigen talent en inzet verworven miljoenen en – niet te vergeten natuurlijk – over de ijverige en ambitieuze mensen daarachter, die deze miljoenen hebben verdiend. Als klap op de vuurpijl kapittelde Sander zijn droomland, Zweden, onlangs in de Volkskrant over het loslaten van gelijkheidsprincipes. Rijk worden, prima, maar dan wél vanuit een gelijke startpositie, luidt Sanders modern-socialistische mantra. 

De tekst gaat onder de illustratie verder.

bron: peter koch

En hier komen we wellicht bij een onderschat aspect van de toch behoorlijk innige band die Sander met zijn achterban onderhoudt: zijn calvinisme annex domineesijver. In een tijd waarin de staat zich ideologisch bijna volledig heeft teruggetrokken en de burgers vooral wil faciliteren, biedt Sander – stijver, rechtlijniger, serieuzer, calvinistischer en dus Hollandser dan hijzelf misschien denkt – een moreel kader. In de aflevering ‘Keten met proleten’ van zijn veel beluisterde Zelfspodcast, die hij samen met jeugdvriend Jaap Reesema volpraat, wordt er bijvoorbeeld fel en uitgebreid afgegeven op artiesten, geluksvogels en allerhande non-valeurs die in hun ogen zonder rechtvaardigende tegenprestatie de bloemetjes buitenzetten. 

Hier kan Sander echt giftig om worden, zo blijkt. Zijn stem gaat er tijdens de podcast van in de overdrive. Oké, dus dít raakt Schimmelpenninck echt? En hier stuiten we op een van zijn openliggende zenuwen? Mensen die het in zijn ogen onterecht breed hebben, bij toeval in de champagne zijn gevallen en zo aan de meritocratische moraal ontsnappen, zijn hem een doorn in het oog. En verdienen het afgeblaft te worden. 

Behalve dat hij deze losbollen – denk aan het type Dave Roelvink – verwerpelijk vindt, ziet Schimmelpenninck tot zijn diepe afschuw dat ze ook nog eens een zekere aantrekkingskracht uitoefenen op de massa en de jeugd, een verschijnsel dat hijzelf betitelt als ‘tokkificatie’. Een verschijnsel dat zijns inziens ten diepste verachtelijk is en te vuur en te zwaard bestreden dient te worden. In dit verband mag het geen verbazing wekken dat het verschijnsel cryptovaluta – waarmee voor de volgens hem hersenloze tokkies in één klap de financiële onafhankelijkheid onder handbereik komt – geregeld onderwerp is van zijn afkeuring en spotlust. 

Het uitzonderlijke en knappe van Schimmelpenninck is dan weer dat hij ondanks het anti-volkse sentiment dat hij vrijwel permanent uitdraagt toch niet definitief in het hokje van de door en door verwende criticaster te plaatsen is, die vanuit de ivoren toren zijn decreten uitvaardigt over ons polderlandje. Natuurlijk krijgt hij door zijn achternaam online om de haverklap het verwijt naar zijn hoofd geslingerd dat hij een kasteelheer is, geboren met de gouden lepel in zijn mond, die daarom een toontje lager moet zingen. Maar ook hier slaagt Sander er steevast in stevig van zich af te bijten. He walks the walk, of wekt op zijn minst die schijn. 

Alles wat het meritocratische ideaal in de weg zit, moet in de ogen van Schimmelpenninck zo snel mogelijk opgeruimd of afgeschaft worden

Dat wil zeggen: na een korte advocatencarrière op de Zuidas, die hij onlangs omschreef als ‘lucht verplaatsen’, houdt Sander vol dat hij zijn plek in de journalistiek eigenhandig, dus zonder hulp van adellijke kruiwagens, heeft weten te verdienen. En dat hij simpelweg door hard werken beetje bij beetje, maar al met al toch razendsnel, tot het punt geklommen is – zie de opening van dit artikel – waarop Teun van de Keuken het niet kan verkroppen dat zijn eigen Volkskrant-columns niet zo lekker scoren als die van Sander. En sinds hij tegenover zijn levensmaatje Jaap heeft toegegeven dat hij op de Quote-redactie ijverig meedeed aan smakeloze en sadistische kantoorhumor, inclusief het bekijken van filmpjes waarin mensen elkaar letterlijk ‘vol in de bek schijten’, mag Sander zich ondanks zijn voorname afkomst ook nog eens streetwise noemen. 

Maar zelfs Koning Sander kan Nederland vanzelfsprekend niet in zijn eentje veranderen, zo heeft hij intussen gemerkt. Niet iedereen binnen onze landsgrenzen is onder zijn invloed een innerlijk in balans zijnde Zweed geworden die dagelijks in de spiegel kijkt en bij misdragingen volwassen genoeg is om een geestelijk verzorger te bellen en zich aan te melden voor een grondige therapie. Met andere woorden, het was een kwestie van tijd voor een uitgesproken opiniemaker als Sander Schimmelpenninck tegen zijn eerste doodsbedreigingen aan zou lopen. En het was voorspelbaar dat Sander daarbij een krasje op de ziel zou oplopen, juist omdat hij zichzelf naar alle waarschijnlijkheid als een uiterst beschaafd figuur – een koel redenerende Zweed – beschouwt. 

Zijn valkuil bleek de manier waarop hij over meisjes praat, waarschijnlijk een restant van hoe hij dat op het Rotterdamsch Studenten Corps gewoon was te doen. Ofwel een venijnig residu van de bevoorrechte biotoop waarin hij is opgegroeid. De vermeende halsmisdaad die hij in zijn eigen Zelfspodcast beging, was de middelste dochter van ons koninklijk paar, Alexia, de ‘lekkerste’ te noemen. Zo’n uitspraak is binnen de muren van het corps een bagatel, maar wordt in het Nederland van nu door een steeds luidere subsectie van beroepsgekwetsten als schandalig en seksistisch gebrandmerkt. Dat Sander er serieus door van de leg raakte, bleek onder meer uit een passage in een van zijn tweets: ‘… de even smerige als voorspelbare lastercampagnes van Forumrechts en hun mediaportaaltjes wennen nooit’. 

bron: peter koch

Hoewel er van buitenaf, gelukkig, niet zomaar in zijn mailbox of voicemails rond te neuzen valt, is het opmerkelijk dat Sander in onderhavig geval onmiddellijk wijst naar Forum voor Democratie, zijns inziens de spil van dom rechts. Zelfs in het geval dat de doodsbedreigingen hoofdzakelijk of alleen vanuit die hoek gekomen zijn, blijft het vreemd dat de wokies, ideologisch toch het meest gespitst op de geringste tekenen van seksisme, niet eveneens zijn steen des aanstoots vormen. Zeker omdat de aflevering waarin Schimmelpenninck prinses Alexia aanduidde met het gewraakte woord ‘lekkerste’ nota bene het fenomeen cancel culture als onderwerp had en de wortels daarvan toch echt bij radicaal links liggen, niet bij radicaal rechts. 

Het lijkt te bevestigen dat Sander – behalve aan de Volkskrant sinds enige tijd ook verbonden aan de VPRO – toch de meeste appeltjes te schillen heeft met rechts Nederland, en dat hij met zijn socialistisch getinte standpunt over erfbelasting stilletjes is opgenomen in de progressieve familie. Niet voor niets haastte het voormalig corpslid Sander zich om zijn woordkeuze achteraf te nuanceren, want in tegenstelling tot dom rechts – in Schimmelpennincks ogen toch niet veel meer dan een lawaaiig leger van machtelozen – zijn de uitschieters van dom links hier te lande wel degelijk vertegenwoordigd in besturende en toezichthoudende organen en daarmee een heuse machtsfactor, een kracht die loopbanen kan maken en breken. Dus koos Sander – toch wel een toontje lager dan we gewend van hem zijn – voor de zelfberisping aangaande zijn corpsreflexen: “Ik had misschien ‘de knapste’ of ‘de meest opvallende’ moeten zeggen.”

Maar laten we de akkefietjes – die soms een scherper licht werpen op de geportretteerde persoon dan de in het openbaar beleden principes – ook niet te veel nadruk geven. Wat maakt de norse, stuurse, eigenwijze, bij tijd en wijle botte Sander Schimmelpenninck nou tot zo’n geliefde verschijning? Wat is zijn handelsmerk? Zijn killer-eigenschap waar niemand aan kan tippen? En die velen overhaalt zijn columns en podcasts aan te klikken? Auteur dezes grijpt, op dit punt aanbeland, naar de ietwat vage formulering dat Sander – los van zijn talenten en tomeloze werkdrift – de tijdgeest haarfijn aanvoelt. Maar wat is die tijdgeest dan precies? En waaruit blijkt dat Sander er nauw mee in verbinding staat? 

Om te beginnen is de tijdgeest hyperindividualistisch. De bal ligt bij jou, en alleen bij jou. Ervaar je teleurstelling, donkerte, futloosheid, geldgebrek of ander ongemak, dan moet je dat tegenwoordig vooral zelf oplossen via een nieuwe mindset, een ander denkpatroon of een positievere grondhouding. Werken aan jezelf is het dominante devies. En hoewel Sander dus regelmatig pleit voor gelijke startposities, staat dat standpunt maar in dienst van één ding: de meritocratische plicht je als individu naar vermogen te ontwikkelen. Als je de neiging hebt om de samenleving of bepaalde instituten – laten we zeggen ‘de gevestigde orde’ – of een ander ding buiten jezelf verantwoordelijk te houden voor je niet zo florissante lot, ben je in de ogen van Sander al snel complotdenker annex verliezer. Hoezeer dit hyperindividualisme groeiende is, bleek wel uit de laatste verkiezingsuitslag. De partijen die zich beroepen op eigen verantwoordelijkheid en individuele lotsbestemming, zoals VVD, D66 en Volt, zitten in de lift. Terwijl de aantrekkingskracht van partijen die uitgaan van collectieve waarden en een meer gemeenschappelijke lotsbestemming, zoals PvdA, SP en PVV, structureel dalende lijkt. “Ik haat het als mensen mij niet als een individu zien, maar als deel van een groep,” verklaart Schimmelpenninck, daarmee zijn hyper individualistische geloofsbrieven bevestigend. 

Met zijn socialistisch getinte standpunt over erfbelasting lijkt Schimmelpenninck stilletjes opgenomen in de progressieve familie

Als ‘Zweedse’ Sander al een culture war initieert, dan is het er een die niet naar anderen wijst, maar naar de persoon zelf. Jij moet zelf zorgen dat je goede informatie tot je neemt. Jij moet zelf zorgen dat jouw eigen onderbuikgevoelens niet de overhand krijgen. Jij moet zelf zorgen dat je volwassen wordt en het jengelende kind in je in toom houdt. Jij moet zelf zorgen dat je je niet door wappies laat verleiden corona te ontkennen. Ja, jij moet een bepaald, liefst hoog, beschavingsniveau bereiken, net als Sander, waarop je niet meer vatbaar bent voor onfrisse, online lynchpartijen. En faal je op een van deze fronten, dan heeft Sander verrassend weinig tijd nodig om zonder enige aarzeling zijn favoriete scheldwoord op jou te plakken: ‘dom’. 

En dan is er natuurlijk dat andere onderdeel van de tijdgeest, de wisseling der generaties, waarbij Sander maar al te graag en lichtelijk tendentieus meehelpt het masker van de lichting voor hem af te rukken. In het boek Elite gezocht zoomt Schimmelpenninck in op de geestelijke woestenij die hij te midden van de in de jaren tachtig en negentig tot wasdom gekomen nieuwe rijken meent waar te nemen. Niet voor niets ontdekte hij op de Zuidas een deel van zijn licht ontvlambare engagement. Te midden van de champagne, de vette uurtarieven en de stutters van malafide belastingconstructies zag hij iets te veel baasjes en bazinnetjes rondlopen die alles wisten van Excel-sheets, maar stilvielen als het om levensvragen en belangrijke, ethische kwesties ging. Hij koos de journalistiek als vluchtroute. Daarin kon hij zijn weerzin tegen de eendimensionale, op geld beluste Zuidas-cultuur niet alleen uiten, maar werd hij er zelfs om geprezen. Al met al heel wat beter – en leuker – dan blijven hangen in de advocatuur, waar hij het werk naar eigen zeggen ‘afschuwelijk’ vond.

Hoe langer je over Sander Schimmelpenninck schrijft, hoe duidelijker het wordt dat hij zich onttrekt aan iedere typering of karakterschets, en ogenschijnlijk paradoxale eigenschappen weet te combineren (progressief, adellijk, meritocratisch, ondernemer, pro-staatsingrijpen). En hoe duidelijker ook tot mislukken gedoemd jouw ambitie iets op te schrijven over Sander wat hij zelf nog niet weet. 

Tegenover NOS-presentator Mischa Blok durfde hij onlangs toe te geven dat uitdelen – zeggen wat er mis is met de wereld en dan vooral met de klasse der proleten – hem nu eenmaal beter afgaat dan incasseren. En dat het oordeel bij hem wel erg voor in de mond ligt en dat zijn Zweedse vriendin, daar is ze weer, hem ‘menselijker’ had gemaakt. Was dat nodig dan? “Nou, ik ben erg van de ratio,” bekende Sander. “Voel me prettiger bij het bekritiseren van een systeem dan het me verdiepen in individuele personen.” 

bron: peter koch

Maar dankzij zijn Scandinavische levenspartner Lotta (‘zij heeft echt diepe gedachten’) schakelt hij die vlijmscherp oordelende robot nu, hoera, soms uit. En verdiept hij zich wat meer (‘ik ben niet zo van het psychologiseren’) in de zieleroerselen van anderen. Dat laatste voert hij aan alsof het een aanzienlijke prestatie is, nou ja, toch in ieder geval voor hem.

Is er verder dan echt niks wezenlijks aan te merken op Sander Schimmelpenninck? Een beetje psychologie zou hem kunnen leren dat je het PVV-volk weliswaar eindeloos in een morele armdrukwedstrijd te kijk kunt zetten, maar dat zoiets ook de indruk geeft van een ongelijke strijd, waarin een telg uit een kansrijke elite er niet genoeg van krijgt de kansarmen op een naargeestige toon hun tekortkomingen in te wrijven. Te oordelen naar recente tweets (“De domrechtse kiezer, die eigenlijk links zou moeten stemmen, maar te dom en verwend is dat te snappen, kan nu dus kiezen uit islamofobisch rechts, incelrechts, proleetrechts en vinexrechts. Chapeau hoor Nederlandje, lekker op egoïstische clowns blijven stemmen”) ligt
verzoening niet in het verschiet en wint Sanders rellerige inborst het van de rede, wellicht als onderdeel van zijn businessmodel, dat in het huidige tijdsgewricht nu eenmaal op kliks en volgers is gebaseerd. Schelden scoort. 

En verder wat betreft zijn sociale antenne: Sanders moeizame – of zeg maar gerust giftige – verhouding tot de lagere sociale klassen kwam tijdens zijn Op1-periode onbedoeld aan de oppervlakte. Zeker bij de toeslagenaffaire, waarvan je zou verwachten dat hij erop zou duiken, gaf hij nauwelijks thuis. Tussen neus en lippen door deed hij het koeltjes af met: ‘Bij elke overheid gebeuren weleens ongelukken’. Alsof hij de slachtoffers van de affaire, ondanks zelfmoorden, scheidingen en huisuitzettingen, niet veel serieuzer nam dan een lelijke koffievlek op een smetteloze jas. Alsof het ongepast zou zijn al te lang bij die affaire stil te staan. 

Het past in het beeld dat Sander zijn tijd te kostbaar vindt om aan ‘domme mensen’ te besteden, ook al zijn ze in dit geval langer dan tien jaar ten onrechte achtervolgd, beschuldigd, opgejaagd en naar de afgrond gedrukt door de overheid. Wanneer je deze houding van een zich progressief wanende journalist aan de beroemde Amerikaanse sterschrijver en politiek commentator Thomas Frank voorlegt, zou deze waarschijnlijk glimlachend zijn vinger opsteken. In zijn hele oeuvre – waaronder spraakmakende boeken als Listen, Liberal en The People, No – beschrijft Frank hoe de linkse elite, in Amerika aangevoerd door de Democratische Partij, het politieke landschap de afgelopen decennia honderdtachtig graden heeft gedraaid en zich stapje voor stapje is gaan distantiëren van de eigen (arme) kiezers, onder meer culminerend in het fatale ‘basket of deplorables’ (mand met betreurenswaardigen), de uitspraak van Hillary Clinton in 2016. Schimmelpenninck is hier te lande bij uitstek het symbool van deze omdraaiing, en het mogelijke bewijs dat Nederland bezig is deze Amerikaanse trend te volgen: links komt op voor de kansrijke burgers, rechts voor het kansarme bevolkingssegment. 

Hoezeer Sander de noodzaak van de stimulering van inspirerende ideeën onderschrijft, ook bij hem wint het afkappen, grenzen stellen, sanctioneren en publiekelijk afkammen van onwenselijk ‘tokkie’-gedrag het van het presenteren van sprankelende alternatieven. Of het moeten oubollige vondsten zijn als ‘het snoepje van de week’, een door Sander en Jaap geselecteerde knappe man of vrouw die in hun Zelfspodcast in het zonnetje wordt gezet, weliswaar met een knipoog, natuurlijk, maar hoopt hij daarmee nu de ‘tokkificatie’ tegen te gaan? In zijn zakelijke capaciteit is de taalvaardige beschavingsprediker een tamelijk platte boer, en wil hij met zijn onstuimig groeiende podcastbedrijf Tonny Media, zegt hijzelf, niet zozeer de wereld verbeteren of ongewisse experimenten aangaan, maar gewoon lekker geld verdienen, want voor hobbyisme of proefballonnetjes is de agenda van meneer Sander te vol. 

Tussen neus en lippen door deed hij de toeslagenaffaire koeltjes af met: ‘Bij elke overheid gebeuren weleens ongelukken

Schimmelpenninck mag dan wel steeds lippendienst bewijzen aan geestelijke rijkdom, aan wat vroeger verheffing werd genoemd, maar hij lijkt de kunst om belangrijke van onbelangrijke dingen te scheiden vrij matig onder de knie te hebben, waardoor zijn eigen leven net zo hard volstroomt met snelle kicks en flutterige hypes die hij de ‘tokkies’ zo zwaar aanrekent. 

Onthutsend maar waar: omdat Sander zo druk is met iedereen corrigeren en tot de orde roepen, dreigt de verheffing ook bij hem een leeg A4’tje te blijven.  

Naschrift

Daags nadat dit portret is afgerond, komt Sander met een aflevering van de Zelfspodcast met de titel ‘Verhef jezelf’. Hij zegt daarin: “Ik word gezien als grachtengordelelite. Dan hoor je toch een beetje tot de voorhoede als het gaat om culturele dingen. Maar dan moet ik mensen teleurstellen en zeggen: ik lees ook heel weinig boeken, ik kijk ook veel te weinig naar mooie films, ik ga nooit naar het theater, ik luister nooit naar klassieke muziek. Het houdt niet over bij mij!” Alsof Sander polemische prikjes op afstand al voelt aankomen en het serum bijtijds begint aan te maken.