Spring naar de content
bron: matthias giesen

‘Zeiksnorren’ Henk Westbroek en Arie Storm: ‘Ik maak al járen geen leuke dingen meer mee’

Het begin van een decennium vraagt niet alleen om goede voornemens, maar ook om onbekommerd zaniken over alles wat er niet deugt aan de wereld, de mens en de kunst. Niemand kan dat zo goed als zanger/kroegbaas Henk Westbroek (67) en schrijver/recensent Arie Storm (56). ‘Iedereen bejubelde dat afschuwelijke liedje dat het Songfestival won.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bert Nijmeijer

Omdat de dingen nou eenmaal meestal tegen zitten, en niet mee, zegt Jeroen van Merwijk op de ochtend voor het geplande driegesprek de interviewafspraak af. De cabaretier-zanger-kunstenaar is de avond ervoor na een optreden in Amsterdam ‘volledig ingestort’, meldt hij, alles doet pijn, en hij heeft een paar dagen volledige rust nodig om de laatste voorstellingen van het jaar aan te kunnen.

De bedoeling was: in de tijd van de goede voornemens en great expectations aangaande het nieuwe jaar een middag onbekommerd klagen en zeuren, met drie mensen die dat goed kunnen. Van Merwijks oudejaarsshow droeg de geweldige titel Was volgend jaar maar vast voorbij, waarmee hij zich met glans kwalificeerde voor zo’n ‘gesprek’. De andere genodigden zijn de ex-radiopresentator, -gemeentepoliticus, (nog steeds een beetje) zanger en kroegbaas Henk Westbroek en de schrijver en literatuurcriticus Arie Storm.

Westbroek praat als het moet elke wakkere minuut vol, onverschillig waarover, met die stem, die lijzig maar beslist via omwegen en zijpaden naar het einde van weer zo’n volzin meandert, op verrassende plekken klemtonen en accenten leggend, zo ruimte makend voor nog een zin, en nog een. Henk heeft overal een mening over, veel deugt er níet. Je vermoedt dat het begint als de wekker gaat en pas ophoudt bij het slapengaan, na herhaald verzoek van zijn vrouw, een Engelse, met wie Westbroek al een halve eeuw samen is.

Van Arie Storm verscheen vorig jaar Het horrortheater van de Nederlandse literatuur, waarin Storm de Nederlandse literatuur en boekencultuur weegt en te licht bevindt, fijn met naam en toenaam. Tommy Wieringa, Ilja Leonard Pfeijffer en Arnon Grunberg zijn de slecht schrijvende maar meesterlijk acterende poseurs in een zelffeliciterend circus, een eindeloos prijzengala gepresenteerd door Matthijs van Nieuwkerk.

Heerlijk leesvoer natuurlijk, vooral voor wie zoiets zelf nooit zou durven schrijven. Tegen het einde van het jaar verscheen Storms ‘roman’ (in werkelijkheid overlopende fictie, of andersom) List en leed, beloond met vijf ballen in NRC – alsof het zo wél moest.

Die drie mannen bij elkaar, witte boomers of net-na-boomers, ins Dunkel hinein zanikend en mopperend, bier, onbegrip en spijt, en dan met drie mismoedige, afgetrokken koppen samen op de foto. Dat was een mooi plaatje geweest.

Op de middag voor Kerstavond, Scrooge-avond, komen – nu nog – Storm en Westbroek samen in Westbroeks café Stairway to Heaven, aan de Mariaplaats in Utrecht. Het café is groot en licht. Storm zit in een beschutte zit-unit tegen een wand aan, als van achter in de zaak de aanzwellende stem van Westbroek klinkt.

Het begint er om een of andere reden mee dat Raoul Heertje is gearresteerd bij de Klaagmuur in Jerusalem. Dat heeft Arie gezien op tv. “Ik kijk nooit meer televisie en sindsdien voel ik me een stuk gelukkiger,” zegt Henk (we zeggen Henk en Arie).

Ik kijk nooit meer televisie en sindsdien voel ik me een stuk gelukkiger.

Westbroek is de zanger en componist van klassiek geworden Nederpopliedjes, met Het Goede Doel in de jaren tachtig en erna solo, liedjes als België, Vriendschap, Sinterklaas, wie kent hem niet, Zelfs je naam is mooi en het door René Froger gezongen Alles kan een mens gelukkig maken. Van 1992 tot 2003 presenteerde hij het VARA-programma Denk aan Henk op Radio 3/3FM. Henk was een leuke ouwehoer, aan de goeie kant van de streep, waar wij allemaal stonden, en waar het gezellig was.

Sinds een kortstondige liaison met Pim Fortuyn en Westbroeks activiteiten voor Leefbaar Utrecht in de Utrechtse gemeentepolitiek, met bloedbroeder Broos Schnetz, is de linkse liefde voor Westbroek over. Nu beginnen mensen bij het horen van zijn naam te zuchten.

Waarom zuchten die mensen?

“Ik heb geen idee. Ik ben nog steeds links. Dat is even schrikken begrijp ik, maar ik ben nog ouderwets links.”

Arie: “Ik ben extreem ouderwets links.”

Henk: “Ja, ik ook!”

Henk: “Zaken als woningnood en democratie, dat vinden modern-linkse mensen tegenwoordig te verwaarlozen dingetjes. Ik denk daar wat anders over.”

Niet Henk, maar de rest van de wereld is veranderd. Geef hem een microfoon en hij zou zo weer Denk aan Henk presenteren, precies als toen.

Word jij niet meer begrepen?

Henk: “Ik word helaas prima begrepen, daarom worden mensen altijd zo boos op me. Mei Li Vos (fractieleider van de PvdA in de Eerste Kamer – BN) vindt mij niet aardig, want ze weet zelf ook wel dat ze een gore opportunist is die voor een paar rotcenten met een ideologie van links de zwaksten in de samenleving benadeelt en ondertussen zit te zeiken over een glazen plafond voor vrouwen die toch al veel verdienen.”

Arie is van 1963, Henk van 1952. In de gloriedagen van Het Goede Doel, in de jaren tachtig, zat Arie op de middelbare school. Het Goede Doel was daar ‘wel een dingetje’. Vriendschap is een illusie, het was zo wáár. Er zat een jongen in de klas die Henk altijd nadeed.

Het was nergens uit te houden, zong Henk, behalve misschien in België. Dat viel tegen. Het Goede Doel had een Ambonese roadcrew. Bij een optreden in België vroeg de ‘ongelooflijk hippe ondernemer’ die het organiseerde waarom ze apen bij zich hadden. Op een ‘festivalletje’ werden ze bekogeld door Vlaamse ‘vrijheidsstrijders’ omdat er ‘donkere mensen op het podium stonden’. Door België kon ook een streep.

Zaken als woningnood en democratie, dat vinden modern-linkse mensen tegenwoordig te verwaarlozen dingetjes.

Is er een plaats tussen de sterren waar je heen kunt gaan?

“O jawel hoor, je kunt heel goed naar Engeland gaan. Ik heb een Engelse vrouw en ik ben altijd anglofiel geweest.”

Arie is ook anglofiel. Het valt op hoe Storm en Westbroek elkaar vinden. Als nieuwe vrienden-voor-zolang-het-gesprek-duurt nemen ze de toestand in de wereld door, literaire en muziekvoorkeuren, goed en slecht. Het waait alle kanten op, links en rechts en de hemeltrap op en neer, de lijst met gespreksonderwerpen (1. Al dat gezeur tegenwoordig) blijft ongebruikt. Arie drinkt bier van La Trappe, Henk jonge jenever.

Henk: “Ze (de Engelsen – BN) schrijven het beste, maken de beste televisieseries, de beste documentaires. Engeland heeft het mooiste landschap van de hele wereld. Ze hebben het beste gevoel voor humor van alle volkeren op aarde.” Nou net de enige humorloze Brit hadden ze partijleider van de Labourpartij gemaakt. Dat werd geen succes.

Thuis in Utrecht was Westbroek medebedenker van de wijkraden, waarin burgers mochten meebeslissen over wijkzaken. Het was democratische vernieuwing, meer en meer directe invloed van bewoners op het bestuur; het streven waartoe in 1966 D66 werd opgericht. Nu worden de wijkraden – die, zegt Westbroek, een gróót succes waren en uitermáte goed werk deden – weer afgeschaft.

Waarom?

Henk: “Omdat D66 meent: ach, dat is zo vervelend, mensen medezeggenschap geven over hun eigen leven, dat moet je niet willen hè. D66 is van helemaal niks meer. D66 is een uitermate treurige partij, die, als het een christelijke geweest zou zijn, haar eigen bijbel zou hebben verbrand. Die bijbel is geschreven door Hans van Mierlo en wat vrienden van hem, en die zijn allemaal stuk voor stuk geofferd op het altaar van de vooruitgang.”

Alweer zo’n zin.

“Ja, ik kan het ook niet helpen dat ik nog heb geleerd om redelijk Nederlands te spreken. Dat heb ik geleerd door veel boeken te lezen. Mensen lezen helaas niet meer, en zijn daardoor niet meer in staat om wat langere zinnen te formuleren die van a tot z volkomen kloppen, en zijn daar verder heel gelukkig mee.”

Storm, van wie Westbroek niets heeft gelezen, nog nooit had gehoord zelfs, behaalde met zijn literaire spiegelpaleis List en leed – waarin je nu eens de schrijver Arie Storm ziet, dan weer zijn precies op hem lijkende protagonist August Voois, en er ook nog een personage is dat steeds de spiegels verzet, zodat je niet meer weet wie wie is – zoals gezegd de hoogste score in NRC.

Illustratie: Matthias Giesen

Heb je daar nog wat aan?

“Het is belangrijk voor je prestige, voor zover ik of iemand anders daar belang aan hecht. Het is fijn om in de NRC goed besproken te worden. Maar je kunt beter in De Wereld Draait Door tien seconden in de lucht worden gehouden door een of andere mafketel, dan verkoop je meteen 30.000 exemplaren extra.”

Henk: “Het woord mafketel heeft er zojuist voor gezorgd dat jij nooit tien seconden in de lucht gehouden zal worden.”

De filosofie van DWDD is: positief zijn, zegt Arie. Het is een goednieuwsshow ter bevordering van het (toch al) populaire boek. Op sommige boeken staat dat ze worden aanbevolen door DWDD én door Matthijs van Nieuwkerk, door alle relevante partijen dus.

Henk: “Ze hebben mij een keer afgebeld terwijl ik op weg ernaartoe was. Toen zei ik: bel me nooit meer. Daar hebben ze zich wel aan gehouden.”

Arie: “Als je succes hebt in tv-land, komt daar blijkbaar vanzelf arrogantie bij kijken.”

Henk: “Dat is bij de radio precies zo.”

En in het literaire wereldje?

Henk: “O, maar dát zijn erge mensen!”

Arie: “In Het horrortheater komen ze allemaal voor. De mensen die ik aanval zijn natuurlijk boos, dat snap ik, maar…” (Onverstaanbaar op de telefoonopname – de serveerster komt vragen of we nieuw drinken willen. Ja: La Trappe en een jonge.)

Op sommige boeken staat dat ze worden aanbevolen door DWDD én door Matthijs van Nieuwkerk, door alle relevante partijen dus.

Het is fijn om je hart te luchten, in het café of in een boek, het lucht op, kortstondig, maar verandert bijna niets. De in Het horrortheater aangevallenen gaan er niet beter door schrijven, opportunisten gaan zich niet ineens integer gedragen. Kritiek glijdt van beroemdheid als water van een otter. Het gaat er niet om wat goed is, maar om wat mensen denken dat goed is. Mensen verkiezen hun knollen boven citroenen, geven de kat in de zak melk en brokjes.

Het leven van Storm en Westbroek speelt zich (tegenwoordig) af op afstand van de roem, en weinig wijst erop dat dat gaat veranderen.

Heb jij nog wat leuks meegemaakt de laatste tijd, Henk?

(Het is even stil.) “Ik moet lang nadenken, wat op zich al voldoende antwoord is. Ik maak al járen geen leuke dingen meer mee.”

Arie: “Heb je niks in het klein, in je privéleven…”

Henk: “O, dat soort dingen maak ik aan de lopende band mee. In mijn privéleven gaat het heel erg goed.”

In je publieke leven minder?

“Nou, ik heb niet zoveel publiek leven meer. Ik treed zo nu en dan nog op met een band, daar ben ik gastzanger, en dan doe ik eigen repertoire, wat heel uitzonderlijk is, want kijk naar de theaters, daar zie je alleen maar tributebandsvan artiesten die minstens twintig jaar dood zijn. Als je kijkt naar de moderne film, van Marvel en al die klonen van hoe heet-ie nou, Kill Bill, Tarantino, zie je dat ze alleen maar muziek gebruiken uit de jaren zestig, zeventig en tachtig jaren.”

Muziek waar tenminste nog een beetje melodie in zat, aldus de ouden van dagen.

“Hoe zou het komen, dat alle mensen die professioneel bezig zijn met muziek, voor tv, in de film of het theater, de neiging hebben om popmuziek te kiezen uit maar drie decennia, en bijna niets van later datum. Dan trek ik de voorzichtige conclusie dat de muziek van toen wellicht iets boeiender was dan de muziek van nu.”

Arie: “Je ziet bij jonge bands een hang naar het verleden, maar ook de behoefte om er iets mee te doen. Dat is de definitie van kunst, dat je werkt in een traditie maar er zelf iets aan toevoegt.”

Henk: “Het vervelende is dat het heel moeilijk is om iets toe te voegen aan iets wat heel goed is. Het niveau van de opleidingen tot popmuzikant is nog nooit zo hoog geweest als nu. Popmuzikanten zijn allemaal magistrale instrumentalisten, ze weten allemaal hoe ze moeten componeren, alleen, ja, het schrijven van een goed liedje… Iedereen bejubelde dat afschuwelijke liedje dat vorig jaar het Eurovisie Songfestival won. Wat een grote bak fucking clichés was dat.”

Arie: “Zijn succes is het enorm uitventen van een emotie. Die hoeft niet erg diep te gaan, maar moet wel voor iedereen herkenbaar zijn. Dat zie je in de literatuur ook. Als je zegt: dit heb ik echt meegemaakt, mijn vader is dood, en dat is allemaal verschrikkelijk, dan heb je bij lezers meteen een streepje voor.”

Hoeveel schrijvers niet over hun vader of moeder beginnen.

Henk: “Vooral niet-schrijvers. Cornald Maas. Oeh, verschrikkelijk! Heb je dat gelezen? Ik kreeg het cadeau. O, wat is dat erg!” (Henk krijgt een hoestaanval.)

D66 is een uitermate treurige partij, die, als het een christelijke geweest zou zijn, haar eigen bijbel zou hebben verbrand.

Waarom al die ouders?

Arie: “De lezers zijn vaak wat oudere mensen, en die ondervinden het aan den lijve, dat ouders, eh, dat ouders doodgaan… Henk blijft erin geloof ik.”

Henk: “Je kunt natuurlijk hele mooie boeken over een moeder schrijven, en dat mag je… (hoest).”

Arie: “Nee, als het goed gedaan is. Maar stel je voor dat je een boek schrijft over je overleden moeder, een roman, en dat je in een interview zegt: maar mijn moeder leeft. In literatuur zou dat moeten kunnen, dat je wat verzint, maar dan heb je een probleem, want dat pikken mensen niet.

“Ik heb in 2004 een roman geschreven over het overlijden van mijn vader, en, eh, toen leefde mijn vader nog. Ik las dat voor bij de VPRO, die hadden toen zo’n programma, De avonden, met publiek erbij. Er zaten mensen op de eerste rij te snikken, dus ik had het goed gedaan, ik had me goed ingeleefd. Ik had Wim Noordhoek, die het presenteerde, verteld dat het verzonnen was. Dus toen zei Wim, nadat ik had voorgelezen: je vader leeft nog hè? Toen riep er meteen iemand: oplichter! En toen vonden ze het ook minder goed.

“Dertig, veertig jaar geleden hadden we het onderscheid tussen fictie en werkelijkheid nog wat strakker op orde. Nu zeggen schrijvers meteen: ik heb het echt meegemaakt, mijn vader heeft me misbruikt en dit en dat. Je kunt geen roman over misbruik schrijven als je het niet aan den lijve hebt ondervonden, is het idee.”

Henk: “Nou vind ik dat boek van Manon Uphoff trouwens…” (gaat over misbruik – BN)

Arie: “Ik vind het vreselijk slecht.”

Henk: “Ik vond het wel goed.”

Arie: “Maar de stijl vind ik…”

Henk: “Manon Uphoff is een schrijfster die ik graag lees, want ze heeft wel een, eh, ik vind haar wel een eigen toon hebben.”

Illustratie: Matthias Giesen
bron: matthias giesen

Arie: “Als je de sociale media volgt, dan zie je dat heel veel mensen het goed vinden omdat die authenticiteit erin zit. In interviews zegt ze ook: ik heb er nooit wat over willen zeggen, en nu komt het er allemaal uit.”

Henk: “Dat snap ik dan wel weer in haar geval.”

Arie: “Het zegt iets over hoe lezers nu met boeken omgaan. Het is begonnen bij Van Dis natuurlijk, in dat veelgeprezen boekenprogramma. Die gesprekken gingen altijd over de achtergrond van de boeken, over het leven van de auteur.”

Henk: “Dat vond ik zo’n vervelend programma, die Van Dis. Dat pedante tóóntje van hem, en dat-ie altijd begon met (bekakte stem – BN): wilt u róód, of wilt u wít… In mijn optiek is Van Dis iemand die erg blij met zichzelf is.”

Arie: “Ja, dat lijkt me ook.”

Henk: “Ik moet eerlijk zeggen: ik heb een paar boeken van ’m gelezen, en het is niet mijn favoriete schrijver, maar het is ook niet de slechtste.”

Arie: “Nou, ik vind hem ook geen goeie schrijver.”

Wel knap dat je Van Dis leest, terwijl je hem niet aardig vindt, Henk.

Henk: “Dat maakt toch niet uit? Ik heb altijd een gruwelijke reden gehad aan oproepen om Hermans en Reve niet te lezen, omdat ze niet zouden deugen om welke reden dan ook.”

Of Céline…

Henk: “Mijn lievelingsschrijver!”

Arie: “Juist als een schrijver niet deugt, heeft-ie verstand van dingen die niet deugen. Dat zijn de spannendste boeken. Het is juist prettig als een schrijver een beetje een onaangenaam, eh… Literatuur gaat over de menselijke psyche, en het is wel handig als je daar een reële kijk op hebt. Die krijg je als je zelf ook, eh… Iedereen heeft wel een vlekje of een dingetje of een randje.”

Wat is dan een reële kijk? De meeste mensen deugen niet?

Arie: “Ik geloof dat mensen niet per se iets goeds met je voorhebben, of met de wereld.”

Henk: “Dat zie je net zoals ik het zie. De mens is tot al het slechte in staat.”

Arie: “En juist mensen die zeggen dat ze goed zijn, nou, je moet ze niet alleen laten, met de kas of met wat dan ook.”

Als iemand van zijn fiets valt, gaan mensen er spontaan op af om te helpen.

Henk: “Aardige mensen kunnen heel onaardig worden als het om een erfenis gaat. De pleuris breekt uit, bij vrijwel iedereen.”

Arie: “Of bij een feestje thuis. Dan heb je allemaal mensen uitgenodigd die je kent, en dan ga je de volgende ochtend opruimen, en dan zie je toch opeens raar over je tapijt leeggegoten flessen bier. Je gaat natuurlijk niet al je vrienden mailen van hé, heb jij dat gedaan? En dat zijn dan je vrienden. Kun je nagaan wat er gebeurt als je mensen uitnodigt die je haat.”

Elke schrijver die wat bereiken wil, elke popmuzikant, die zorgt dat hij lief en aardig gevonden wordt.

Het horrortheater van de Nederlandse literatuur, beschrijf dat eens?

Arie: “De gedachte is dat veel mensen literatuur of kunst in het algemeen per definitie iets heel moois vinden, dat, eh…”

Henk: “Dat hele wijze mensen schrijven. Over alles mogen ze een mening hebben.”

Arie: “De dominees van vroeger, dat zijn nu de schrijvers. Je hebt schrijvers die daar ook op inspelen, die zich die rol laten aanleunen. De Tommy Wieringa’s en de Ilja Pfeijffers van deze wereld.”

Wieringa kan toch heerlijk praten. Met gebronsde stem rake, wijze dingen zeggen.

Arie: “Dat maakt mij al een beetje argwanend. Niet dat ik tegen mensen met een mooie stem ben, maar dan denk ik: dat is misschien ook een beetje…”

Henk: “Ik herinner me hem nog uit de tijd dat-ie hier in Utrecht in de kroeg zat. Hij deed meen ik aan rugbyen, aan een gewelddadige sport, en alle vrouwen vielen op ’m, met name als-ie weer eens ruzie met iemand gemaakt had en iemand voor z’n bek geslagen had, want daar was-ie goed in. En dan reed-ie heel hard met een meisje achterop naar huis.

“Ik vond het wel een leuke man moet ik zeggen. In die tijd nam hij zichzelf niet zo serieus. En later zie je ’m terug, en dan heeft-ie z’n kop kaalgeschoren, en heeft-ie alle politiek correcte meningen die je kan hebben, en dan is het een beetje een poseur geworden. Maar wel een poseur die kan schrijven. Want ik vind dat hij erg mooie boeken schrijft. Dit is m’n dochter.”

“Hoi, Chrissie.” Chrissie, Henks dochter, is bedrijfsleider van Stairway. “Hoe laat ga jij naar huis?” vraagt ze. Henk moet om vijf uur thuis zijn, want dan komt de Engelse familie.

Henk: “Waar waren we? O ja: ik vind Wieringa wel een goeie schrijver. En dat is heel moeilijk. In Nederland hebben wij, anders dan in het buitenland, de discussie vorm of vent altijd beslecht in het voordeel van de vent. Als de schrijver deugt, is het boek ook goed. Dat is heel apart, want in Frankrijk, Duitsland en Engeland kiest men voor de vorm als…”

Arie: “Houellebecq. In Frankrijk houden ze van hem, omdat-ie een ongemakkelijke, Céline-achtige schrijver is.”

Henk: “En wat doen wij in Nederland: elke schrijver die wat bereiken wil, elke popmuzikant, die zorgt dat hij lief en aardig gevonden wordt. Dat is een verschrikking.”

Illustratie: Matthias Giesen

Maar René Froger bijvoorbeeld, voor wie jij dat liedje hebt geschreven, dat is toch niet per se een aardige man?

“Een hele vervelende man zelfs. Dat liedje (Alles kan een mens gelukkig maken – BN) was geschreven door de andere Henk (Goede Doel-collega Henk Temming – BN) en ik voor een stichting van Herman van Veen. De opbrengst ging naar een kinderfonds ter bestrijding van, eh, iets met kanker. Froger zette het op zijn eigen plaat, het werd nummer één, en vervolgens weigerde hij de verdiensten af te dragen. Dat deed hij pas na veel gedoe, reluctantly. Ik heb René Froger altijd een uitermate onaangename man gevonden.”

Hoe is jouw relatie met andere Henk?

“Daar heb ik geen relatie meer mee.”

Ben jij een moeilijke man?

“Ik ben ontzettend makkelijk.”

Arie: “Andere Henk is moeilijk.”

Broos Schnetz, jouw kompaan bij Leefbaar Utrecht, zie je ook niet meer.

Henk: “Moet je luisteren. Als je nou samen een partij opricht die Leefbaar Utrecht heet, je omarmt de principes van de ouderwetse sociaaldemocratie, de democratische opvattingen die ooit door Van Mierlo zijn bedacht, je komt op voor mensen die niet in de positie zijn om dat zelf te doen, en je bent daar redelijk succesvol in, en dan ineens besluit je om lid van de PvdA te worden en álles wat je hebt verdedigd bij het oud vuil te zetten, dan heb ik toch de neiging om te zeggen: joh, hoe kan je dat doen? Toen wilde hij me niet meer zien.”

Vriendschap is een illusie.

Henk: “Dat is een liedje, meer niet. Ik heb goeie vrienden die ik al veertig, vijftig jaar ken.”

Jij hebt geen vrienden toch, Arie?

“Hoezo? O, dat schrijf ik in Het horrortheater. Maar ik heb wel vrienden, of ja, wat is vriendschap precies? Ik heb wel, eh, heel warme gevoelens voor andere mensen. Ik heb echt wel vrienden. Ik hou op zich wel van mensen. Je moet het er toch mee doen, hè?”

“Doe mij nog een jonge jenever.” Buiten is het donker geworden. De mensen spoeden zich naar huis. Een nieuw rondje, kaas, worst en bitterballen erbij. Het gesprek gaat van de brexit en Boris Johnson naar boekwinkels.

Arie: “Ik ben gek op boekwinkels, zou er op zich graag komen, maar niet zoals ze nu zijn ingericht. Het zijn een soort fuiken die je leiden naar Ilja Pfeijffer of Murat Isik. Ik kom uit de Schilderswijk in Den Haag, mijn ouders lazen niet, ik moest het zelf ontdekken. Dat zou me in een boekhandel niet meer lukken.

“Als je in Londen een boekhandel binnenstapt, dan kun je daar het hele werk van Dickens kopen, van Thomas Hardy, de hele Engelse literatuur. Probeer hier maar eens Vestdijk of Hermans in een boekwinkel te kopen, dat wordt nog een heel gedoe. Toen ik begon met lezen, begon ik met Reve en Hermans en noem ze maar op. Als ik met Murat Isik was begonnen, was ik geen lezer geworden. Dan had ik gedacht: als dit het is, stop ik er weer mee.”

We praten over Grunberg (niet goed), Pfeijffer (deugt niet), over erge mensen van links die straten willen hernoemen (‘verschrikkelijk’) en erge mensen van rechts die iedereen die een beetje zijn best doet, betichten van ‘deugen’ (‘weerzinwekkend’). We zijn een land van trutten geworden, van korte lontjes, waarin elk meningsverschil escaleert. Nederlanders hebben zo gauw hun oordeel klaar, vinden we, vooral degenen die er anders over denken dan wij. Die zijn echt niet goed bezig.

Als ik met Murat Isik was begonnen, was ik geen lezer geworden. Dan had ik gedacht: als dit het is, stop ik er weer mee

We praten over te stellige mensen, over mensen met passie (Henk: “Fuck off!” Arie: “Geestdrift. Of hartstocht.”), over mensen die hun huis vol boeken hebben staan en tegelijk heel dom zijn, over Elmore Leonard, de beste dialoogschrijver ooit, en Elvis Costello, een ruziezoeker, zoals Henk live op de radio bijna aan den lijve ondervond.

“Lezen is mijn grote passie,” zegt Henk.

“Hartstocht,” zegt Arie.

Henk moet gaan. “Ik ga jouw boek over literatuur kopen,” zegt hij tegen Arie. “Jij houdt van alle boeken waar ik ook van hou!” Als Henk weg is, vertelt Storm bij een laatste Trappe waarom hij weg moest als literatuurrecensent bij Het Parool: hij was te wit, te oud, te man, te negatief en te elitair. Voortaan gingen ze boeken positief bespreken.

Maar moedig voorwaarts. De kerstavond in, en straks een nieuw decennium, waar nieuwe beren wachten. Ze hebben ons vast al in de gaten.

Word lid van HP/De Tijd