Spring naar de content
bron: johan kleinjan

Vrouwen die deeltijd werken zijn geen verwende prinsesjes

De loonkloof groeit, en met vrouwen aan de top gaat het zo moeizaam dat er nu eindelijk een quotum gaat komen. Het blijft maar tobben met de Nederlandse vrouw op de arbeidsmarkt. ‘Wie zegt dat wij Nederlanders progressief zijn, moet zich schamen.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Renate van der Zee

Nummer 38. Dat is de plek die Nederland inneemt op de emancipatie-ranglijst van het World Economic Forum. Ons land doet het slechter dan, zeg, Nicaragua (nummer 5) of Rwanda (nummer 9) qua gelijkheid tussen vrouw en man. En ten opzichte van vorig jaar zijn we ook nog eens elf plaatsen gekelderd in het Global Gender Gap Report.

Onlangs bleek ook dat de loonkloof tussen vrouwen en mannen groeiende is. Jonge Nederlandse vrouwen verdienen nu bijna zesenhalf procent minder dan hun mannelijke leeftijdgenoten voor hetzelfde werk – dat was twee jaar geleden nog vijf procent.

En met vrouwen in topfuncties wil het ook maar niet lukken. Daarom besloot de regering vorig jaar schoorvoetend toch maar een vrouwenquotum in te voeren – van dertig procent in de raden van commissarissen van beursgenoteerde bedrijven.

Ondanks deze berichten vinden wij Nederlanders onszelf nog steeds erg geëmancipeerd en progressief. Zeventien jaar geleden, in 2003, kondigde minister van Sociale Zaken Aart Jan de Geus al aan dat de emancipatie voltooid was.

En dan toch blijft het maar tobben met de Nederlandse vrouw op de arbeidsmarkt. Hoe kan dat? Liggen niet allen kansen voor haar open? Er wordt haar toch geen strobreed in de weg gelegd?

Jarenlang zochten we de oorzaak bij de vrouw zelf. We zeiden: Nederlandse vrouwen zijn kampioen deeltijdwerken – niet zo gek dat je dan geen plek aan de top bemachtigt en minder verdient dan de man. Zeker als je bedenkt dat vrouwen slecht zijn in onderhandelen. Glazen plafond? Onzin, zeiden we, Nederlandse vrouwen zijn gewoon minder ambitieus! Ze kiezen de weg van de minste weerstand. Ze zijn, zoals Elma Drayer – een feministe nota bene – in haar boek uit 2010 schreef, verwende prinsesjes.

Maar inmiddels denken steeds meer onderzoekers daar anders over. “Verwende prinsesjes? Ik vind dat een stuitend verwijt,” zegt Mark van Ostaijen, bestuurssocioloog aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit. “Daarmee zeg je: vrouwen, jullie doen te weinig, jullie zijn lui. Jullie zijn niet mans genoeg. Dat is gewoon seksistisch.”

Verwende prinsesjes? Ik vind dat een stuitend verwijt. Daarmee zeg je: vrouwen, jullie doen te weinig, jullie zijn lui.

Volgens Van Ostaijen is het een illusie dat het deeltijd werken van de Nederlandse vrouw een vrije keuze zou zijn. “Hoe kun je het over vrije keuze hebben als er allerlei structuren bestaan, normen en waarden, maar ook dwingende wet- en regelgeving, die vrouwen benadelen in hun carrièremogelijkheden?”, zegt hij.

Het voorbeeld par excellence is volgens hem de manier waarop we hier het ouderschapsverlof hebben geregeld. “Sinds vorig jaar is het vaderschapsverlof uitgebreid tot vijf dagen. Iedereen was blij met deze zogenaamde progressieve stap vooruit. Maar aan mijn Scandinavische collega’s krijg ik het niet uitgelegd. Die vinden het maar raar. En dat is het ook. Want met die vijf dagen hebben we institutioneel verankerd dat de vrouw, als er een baby komt, primair de verantwoordelijkheid draagt voor de zorg. We vinden het normaal dat de vrouw maanden van de arbeidsmarkt verdwijnt en dat de man na vijf dagen weer fluitend op de werkvloer verschijnt. We vinden het vanzelfsprekend dat de vrouw de babyboete betaalt. Zorg zien we nog steeds als een vrouwenzaak. Dat heeft consequenties voor de arbeidsparticipatie van vrouwen. Met vrije keuze heeft dat niets te maken.”

Maar niet alleen vrouwen met kinderen werken in deeltijd in Nederland, ook jonge vrouwen zonder gezin doen het. Sterker nog, Nederlandse vrouwen onder de 35 werken het minst van alle Europese vrouwen: gemiddeld niet meer dan 29 uur per week. In ons land zie je dus minder economisch zelfstandige jonge vrouwen dan in veel andere Europese landen. Ze zijn trouwens lang niet allemaal blij met hun deeltijdbaantjes: bijna de helft van de vrouwen tot 25 wil graag meer werken.

“Het frame is: vrouwen kunnen in Nederland doen wat ze willen, we houden hen niet tegen, ze zijn volledig vrij om keuzes te maken,” zegt ook Eva Wolf, bestuurskundige aan de universiteit van Tilburg. “Maar als je kijkt naar de instituten en procedures die gelijkheid tussen vrouwen en mannen moeten bewerkstelligen, blijkt de werkelijkheid heel anders te zijn. Kinderopvang is hier bijvoorbeeld schreeuwend duur. Dat maakt dat vrouwen een overweging moeten maken: heeft het wel zin te gaan werken als ik dat geld weer moet uitgeven aan kinderopvang? Dat geldt helemaal in een situatie waarin je vanwege de loonkloof minder verdient dan je partner. En waarin ook nog eens een gebrek is aan vrouwelijke rolmodellen die laten zien wat er voor een vrouw allemaal mogelijk is. De Nederlandse instituties prikkelen de vrouw om thuis te blijven of in deeltijd te werken. Als er al sprake is van een keuze, dan wordt die gemaakt vanuit een situatie van ongelijkheid.”

Illustratie: Johan Kleinjan

Dat bleek uit een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau uit 2018. Op de vraag waarom stellen de onderzoekers dat het deels cultureel bepaald is, dat jonge vrouwen vaak simpelweg uit gewoonte in deeltijd werken. Dochters zien dat hun moeder thuisblijft, terwijl hun vader een drukke baan heeft. Om zich heen zien ze vrouwen in deeltijd werken in de zorg of op een school, terwijl mannen carrière maken in het bedrijfsleven. Dat heeft invloed op de verwachtingen die ze van hun eigen toekomst hebben. Ook laten jonge vrouwen zich bij de keuze voor een opleiding vaak leiden door de gedachte dat ze later hun werk willen combineren met de zorg voor een gezin. Jonge mannen worden niet gehinderd door dit soort overwegingen.

Nederlanders vinden het vanzelfsprekend dat de vrouw de babyboete betaalt. Zorg zien we nog steeds als een vrouwenzaak.

Goed, de keuze voor deeltijdwerken blijkt niet zo vrij te zijn als we denken. Maar hoe zit het met het veelgehoorde argument dat Nederlandse vrouwen minder ambitieus zijn en slechter onderhandelen over hun salaris?

“Klopt ook niet,” zegt Wolf. “Er bestaat geen enkel wetenschappelijk onderzoek dat aantoont dat vrouwen minder ambitieus worden geboren dat mannen. Wat wél klopt, is dat vrouwen in Nederland nog steeds hardnekkig worden geassocieerd met zorg en moederschap. Er wordt stilzwijgend aangenomen dat ze minder ambitieus zouden zijn. En dat vormt een obstakel voor hun toegang tot de arbeidsmarkt.”

Ze noemt het recente promotieonderzoek van Channah Herschberg aan de Nijmeegse Radboud Universiteit, waaruit blijkt dat vooroordelen over vrouwen er debet aan zijn dat ze weinig hoge posities in de academische wereld bemachtigen. Herschberg ontdekte namelijk dat universitaire sollicitatiecommissies meer vraagtekens zetten bij de kwaliteiten en prestaties van vrouwelijke kandidaten dan bij die van de mannelijke. Heeft ze die subsidies wel echt aangevraagd? Was ze wel echt de belangrijkste auteur van die papers? Overdrijft ze het niet allemaal? Dat soort vragen werden bij het cv van vrouwelijke kandidaten gesteld. Bij mannelijke kandidaten kwamen ze niet op.

In een interview met NRC Handelsblad noemde Herschberg de verschillen ‘schokkend’. Wat ze trouwens ook schokkend vond, was dat ze niets in de gaten had terwijl ze bij die sollicitatiegesprekken aanwezig was. Pas achteraf, toen ze de gesprekken analyseerde, zag ze wat er gebeurde. Met andere woorden: ze was er zelf in meegegaan.

“Zo subtiel is het dus,” zegt Eva Wolf. “Mensen hebben het niet door. De sollicitatiecommissie zal zelf stellig beweren: de sekse van de kandidaat heeft er helemaal niets mee te maken. Maar in werkelijkheid zien we bepaalde karaktereigenschappen bij vrouwen sneller als negatief, terwijl we ze bij mannen aanmerken als positief, als iets wat potentie heeft.”

“Er bestaat in Nederland een enorm romantisch moederschapsethos,” zegt Mark van Ostaijen. “Dat gaat gepaard met allerlei idealen over emotionele ondersteuning en affectiviteit, die we vooral toeschrijven aan vrouwen en veel minder aan mannen. Daarom staan we nog steeds onkritisch tegenover ongelijkheid tussen vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt. We hebben sterke ideeën over moederschap, terwijl we niet zo’n goed ontwikkelde visie hebben op vaderschap. We vinden het heel normaal als iemand een papa-dag heeft. Maar waarom bestaat er niet zoiets als een mama-dag?”

“Onbewuste vooroordelen spelen een belangrijke rol bij de loonkloof,” zegt Suzan Steeman, expert arbeidsmarkt bij Women Inc., een organisatie die zich inzet voor gelijke kansen voor vrouwen. “Het is niet zo dat vrouwen niet of slecht onderhandelen tijdens sollicitatiegesprekken. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een groot Australisch onderzoek en ook uit onderzoek van de Vereniging van Vrouwelijke Hoogleraren. Het zijn stereotiepe ideeën over vrouwen die maken dat de onderhandelingen minder gunstig voor hen uitpakken. Van een vrouw verwachten we dat ze bescheiden is en niet erg assertief. Bij een man gaan we er van uit dat hij juist wel op zijn strepen staat. We vinden het niet gek als mannen eisen stellen – daardoor krijgen ze tijdens salarisonderhandelingen vaker hun zin dan vrouwen. Van vrouwen verwachten we niet dat ze eisen stellen en als ze dat wel doen, vinden we dat onsympathiek en krijgen ze niet waarom ze vragen. Dat vrouwen slechtere resultaten boeken bij salarisonderhandelingen, ligt dus niet aan hun talent voor onderhandelen, maar aan de ideeën in het hoofd van de werkgever. Vijf jaar geleden was het nog heel gebruikelijk vrouwen een cursus onderhandelen te geven in een poging de loonkloof op te lossen, maar daar ligt het probleem dus niet. De oplossing ligt erin dat werkgevers eerlijk gaan kijken naar wat ze doen.”

Het idee dat we in Nederland zo geëmancipeerd zijn, vormt een blokkade.

Dat we er in Nederland vast van overtuigd zijn dat het wel goed zit met de rechten van vrouwen, staat daarbij in de weg, zegt ze. “Veel werkgevers zijn zich er gewoon niet van bewust dat er een loonkloof is in hun organisatie. Daardoor doen ze er niets aan en kan de kloof zelfs toenemen. Wij hebben een peiling gedaan onder werkgevers en die zeiden allemaal dat ze de loonkloof onrechtvaardig vonden. Driekwart dacht dat het in hun organisatie niet voorkwam, terwijl dat vaak wél zo is. Het idee dat we in Nederland zo geëmancipeerd zijn, vormt een blokkade. Want pas als je ziet wat er aan de hand is, kun je het oplossen.”

“We lopen echt achter,” zegt Eva Wolf. “In tal van Europese landen is kinderopvang en ouderschapsverlof veel beter geregeld dan bij ons. En in de ons omringende landen bestaat allang een vrouwenquotum. Wij komen nu pas aan invoeren toe, want het was lange tijd onbespreekbaar. Dat komt mede vanwege onze politieke cultuur. In Nederland houden we er niet van om politiek te bedrijven op het scherpst van de snede. We hebben een sterke traditie van schikken en plooien. We denken dat alles vanzelf zal gaan als iedereen maar zijn best doet en maar een beetje water bij de wijn doet. We doen het graag op een consensusachtige manier, zonder dwingende regelgeving. Dat zie je ook in het stikstofdebat, daar willen we ook graag schikken en plooien, zo zit onze bestuurscultuur in elkaar. En dat werkt remmend op het emancipatievraagstuk. Want als het gaat om radicale transformatie, moet je scherpe politieke keuzes maken en dat ligt moeilijk in Nederland.”

“Wat mij fascineert, en dat is nog zacht uitgedrukt, is dat de problematisering van dit hele vraagstuk altijd bij de vrouw ligt,” zegt Mark van Ostaijen. “Daar zit op zichzelf al een ongelijkheid in. De norm is mannelijk: voltijdwerken. En die mannelijke hoepel wordt aan vrouwen voorgehouden. Ik begrijp daar niets van. Je hoort vaak: als vrouwen meer gaan werken, gaat de loonkloof dicht en krijgen we meer vrouwen op topposities. Maar ik kan je nu al vertellen dat dit niet het antwoord is. Want we hebben hier structuren die de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen totaal bestendigen.”

Hij vindt dat we in Nederland op zoek moeten naar alternatieven waarbij vrouwen niet per definitie in het beklaagdenbankje zitten. “Waarom zou voltijdwerken de norm moeten zijn? Verschillende economen hebben honderd jaar geleden al nagedacht over de vierdaagse werkweek. Waarom wordt deeltijdwerken niet als norm gepropageerd waaraan mannen zich moeten aanpassen? Als iedereen in deeltijd werkt, kunnen werk en zorgtaken veel eerlijker worden verdeeld tussen mannen en vrouwen.

We lopen echt achter. In tal van Europese landen is kinderopvang en ouderschapsverlof veel beter geregeld dan bij ons.’

“Een rapport van McKinsey uit 2016 stelde: Nederland loopt miljarden mis, want vrouwen werken niet genoeg. Dat is volledig vanuit het idee gedacht dat een economie eindeloos kan blijven groeien. En dat wij allemaal moeten bijdragen aan die groei. Maar dan ga je eraan voorbij dat mensen in hun vrije tijd die economie consumptief stutten. Dat is net zo goed van economisch belang. Je hoort ook vaak: vrouwen moeten meer werken om meer inkomsten te genereren, zodat de zorg en het onderwijs betaalbaar blijven. Maar wat levert het tweeverdienersmodel mede op? Meer stress, meer burn-out en meer sleutelkinderen. Dat heeft een enorme impact op ons zorgstelsel. We moeten echt harder gaan nadenken over alternatieven, maar in Nederland gebeurt dat verbazend weinig. Wie zegt dat wij Nederlanders progressief zijn, moet zich schamen. Heus, ik kan er niets anders van maken.”

Word lid van HP/De Tijd

Illustratie: Johan Kleinjan