Spring naar de content

G.H.B. Hiltermann in Beiroet

G.H.B. is in de Libanese hoofdstad op uitnodiging van president Aoun, om advies te geven over de precaire politieke situatie. Hij is er goed bekend, al sinds de bon vieux temps van de jaren vijftig.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door G.H.B. Hiltermann

Chers amis, chères amies, ongetwijfeld weet u dat ik het was die Beiroet de bijnaam ‘het Parijs van het Midden-Oosten’ toebedacht. Dat was ver voor die gruwelijke burgeroorlog, die woedde van 1975 tot 2000. 

Ik frequenteerde die mythische stad al in de jaren vijftig en toentertijd was Beiroet hoog opgestoten in de vaart der volkeren, niet in het minst door de invloeden van de Franse koloniale cultuur. 

Ik was hartstochtelijk gallofiel – francofiel klinkt meteen weer zo ordinair en roept beelden op van Hollanders op een Provençaalse naturistencamping die in hun adamskostuum stokbroodjes vol smeren met Boursin – en Beiroet bood alle geneugten van de Lichtstad, maar met als extraatjes de zwoele oriëntaalse cultuur en de Levantijnse koperen ploert, in de zomer genadeloos, maar in de winter een zegen. 

De Hamra-straat stond bekend als de Beiroetse Champs-Élysées. Mijn tête-à-têtes met hoogwaardigheidsbekleders vonden altijd plaats in het vermaarde Café de Paris, onder het genot van een perfecte café au lait, een kraakverse croissant au beurre en Le Monde van gisteren, ingevlogen door Air France. 

Op het terras van Café de Paris schreef ik in de jaren vijftig een hommage aan Beiroet. Uiteraard in het Frans. Het begint zo: 

À Beyrouth, un salut de mon cœur,/ à Beyrouth, et des baisers à la mer et aux maisons,/ à un rocher qui ressemble au visage d’un ancien marin/ Elle est, de l’âme du peuple, du vin/ Elle est, de sa sueur, pain et jasmin 

Mijn gedichtje is later naar het Arabisch vertaald en op muziek gezet door de gebroeders Rahbani. De toen piepjonge, onbekende zangeres Fairouz brak ermee door. Maar u kent mij: met zulke faits divers loop ik niet te pronken. 

U vraagt zich af waarom ik zo zit te mijmeren, à la recherche du temps perdu wilde ik bijna schrijven, en hoor u denken: kom ter zake, G.H.B. Welnu, ik bevind mij nu in Beiroet, op uitnodiging van president Michel Aoun (uit te spreken als Aa’oen). 

Ik ken de generaal al een eeuwigheid en bezocht hem regelmatig toen hij nog in vrijwillige ballingschap in Parijs vertoefde. Michel belde mij naar aanleiding van ‘les événements’ in Libanon. Jan en alleman gaan daar dagelijks de straat op om te protesteren tegen Aoun en de regering. Premier Saad Hariri is zojuist opgestapt. 

Michel Aoun vroeg mij of George Soros daarachter zit. Aoun is van overtuigd dat de Hongaarse filantroop ook de rellen in Chili en Hongkong financiert, maar ik heb hem vanmorgen in zijn presidentiële paleis in Ba’abda gerustgesteld: het volk mort omdat het in de portemonnee wordt geraakt. Geef ze wat meer centjes, en het oproer verstomt. 

Gekscherend vertelde ik hem dat -meneer Soros tegenwoordig alleen nog maar Joshua Livestro steunt. Maar van hem had de generaal nog nooit gehoord. 

Ik heb menig schietgebedje gedaan als ik voor de zoveelste keer in de vuurlinie van snipers was beland.

Omwille van le bon vieux temps logeer ik in het legendarische Phoenicia-hotel, waar ik aan de rand van het zwembad regelmatig een drupje arak – het lokale vuurwater op basis van anijs – dronk met Brigitte Bardot, Jean-Paul ‘Bébel’ Belmondo, Marlon Brando en Jean Seberg. Gevijven gingen we regelmatig een vorkje prikken in de Byblos Fishing Club, benoorden Beiroet. Ik kan u natuurlijk wel vertellen dat uitbater Pépé larger than life was, zoals de Britten dat zo prachtig zeggen, maar dan krijg ik voor de zoveelste keer het verwijt een ordinaire name dropper (excusez le mot) te zijn. Nog steeds loopt het water langs mijn tanden als ik denk aan Pépés goddelijke mezze, zoals de kibbeh nayeh, de rauwe kibbe zeg maar, de hummus, de baba ganoush, de tabouleh en de shanklish-kaas. 

Naast mijn journalistieke activiteiten verrichte ik in Libanon ‘hand- en spandiensten’ voor de Nederlandse overheid, maar dat leest u allemaal wel in mijn memoires die postuum zullen worden uitgegeven.

Ik merkte overigens dat bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (vroeger de Buitenlandse Inlichtingendienst geheten) nog steeds mijn richtlijnen en tips worden gebruikt. 

De webstek – liever gebruik ik de Nederlandse term ‘elektronische thuispagina’, maar dan snappen jonge lezers er geen biet meer van – van de Rijksdienst noemt het nu ‘Do’s-and-don’ts in Libanon’, terwijl ik het vroeger gewoon over inheemse etiquette had. 

Dure cadeaus zijn een onlosmakelijk onderdeel van de Libanese cultuur. De heer des huizes kunt u blij maken met een kistje sigaren van The Merchant of Venice in de George Haddad-straat. Voor mevrouw volstaat een bos orchideeën. Reik de presentjes liever niet uit met de linkerhand. Die wordt immers gebruikt voor de lavage van de derrière. Een begroeting is in Libanon een curieuze combinatie van Franse en Arabische tradities. Met een warme, verwelkomende glimlach wordt uw rechterhand (opnieuw: nooit de linker) geschud en daarbij wordt ‘marhaba’ (hallo) gezegd. Vrome moslims schudden liever geen handen met iemand van het andere geslacht. Ga ervan uit dat een Libanees erg slordig is met afspraken. Hij gebruikt geen horloge, maar een kalender, zo luidt een grapje over zijn punctualiteit. Twee of drie dagen te laat komen is normaal. Tijdens de burgeroorlog gebruikten laatkomers vaak als smoesje dat er een autobom was afgegaan. 

Ik zal u de verschrikkingen van de burgeroorlog besparen, maar wil u wel verklappen dat ik, nota bene overtuigd atheïst, menig schietgebedje heb gedaan als ik voor de zoveelste keer in de vuurlinie van snipers was beland, op het nippertje ontsnapte aan een autobom of weer eens bijna ontvoerd was door deze of gene mohammedaanse militie. 

Al in de jaren zestig waarschuwde ik, terwijl Beiroet aan het feesten was, in mijn wekelijkse radiocommentaar bij de AVRO voor een ophanden zijnde burgeroorlog. Après nous le déluge, dacht de Libanees en hij danste verder op de vulkaan. 

Niemand wilde luisteren naar die merkwaardige snuiter uit de verre Pays-Bas. Het was precies zoals het in Matthëus 7:6 staat geschreven: “Geeft het heilige den honden niet, noch werpt uw paarlen voor de zwijnen; opdat zij niet te eniger tijd dezelve met hun voeten vertreden, en zich omkerende, u verscheuren.”

Word lid van HP/De Tijd