Spring naar de content
bron: anp

De 10 wijze lessen van Jan Wolkers

In het leven van de vorige week overleden Jan Wolkers ligt menig wijze les besloten. Wie net als hij een groot en geliefd schrijver wil worden, doet er goed aan zijn voorbeeld te volgen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Roelof Bouwman

Raar eigenlijk, zo op het eerste oog. Van de bijna 82 jaar die Jan Wolkers onder ons was, besteedde hij er slechts 23 aan het non-stop schrijven en publiceren van roman en verhalen: de periode 1961 – 1984. Toch wordt Wolkers, samen met zijn veel langer actieve (ex-)collega’s Gerard Reve, W.F. Hermans en Harry Mulisch, gerekend tot de Grote Vier van de naoorlogse Nederlandse letteren. Qua verkoopcijfers was hij zelfs de onbetwiste nummer één van het stel.

Hoe flikt Wolkers dat? Wie goed kijkt, ziet dat er zijn leven en carrière veel wijze lessen besloten liggen, met name voor de circa één miljoen Nederlanders die – blijkens onderzoek – een ongepubliceerd literair manuscript op de plank hebben liggen. Zelf Wolkers worden? Knoop dan onderstaande lessen goed in uw oren.

Les 1. Lees de Bijbel

Hoewel Wolkers in veel van zijn boeken hardhandig afgerekende met zijn gereformeerde jeugd, is hij de Bijbel altijd blijven beschouwen als de bakermat van zijn schrijverschap. Sterker nog: als er één Nederlandse auteur jarenlang hartstochtelijk propaganda heeft gemaakt voor het lezen van de Heilige Schrift – uiteraard in de klassieke, zeventiende-eeuwse Statenvertaling – dan was het wel Wolkers.

Uit een lezing die hij in 1988 hield op de Büchmesse van Göteborg: “Toen ik zelf ging schrijven en mijn eerste verhaal publiceerde, schreef men dat ik om zo’n gaaf verhaal te kunnen schrijven vele jaren in stilte geoefend moest hebben. Niets was minder waar, maar ik liet het maar zo. Hoe had ik kunnen uitleggen dat mijn voorbereiding op het schrijverschap eigenlijk al prenataal een aanvang had genomen? Dat ik tot mijn zeventiende jaar, toen ik het ouderlijk huis verliet, niet zozeer gesticht was door een heilboodschap als wel onderwezen in de wetten van de dramaturgie, poëzie en dialoog. Dat ik dagelijks als het ware gebombardeerd was met een scala aan literaire vormen. Dat de kennis van de mens mij met de paplepel ingegoten was. En dat ik, nog voordat mijn eerste baardharen doorkwamen, al alles afwist van incest, sodomie, broedermoord, het gruwelijkste bedrog en het achterlijkste verraad. Maar dat ik toch door de Bijbel, door die godsdienstige opvoeding, geleerd heb om alles zinvol te beleven en te zien. Om te leven alsof ik onsterfelijk ben terwijl ik me er tezelfdertijd van bewust ben dat ik ieder moment in de aarde weg kan zakken om voor eeuwig tot stof terug te keren.”

Les 2: Geniet van het leven en debuteer laat

Anders dan Reve, Mulisch en Hermans, die alle drie voor hun 25e debuteerden, was Wolkers reeds 36 toen in 1961 zijn eerste verhalenbundel Serpentina’s Petticoat werd gepubliceerd. De jaren ervoor besteedde hij aan heel andere zaken: studeren in Parijs, schilderen, beeldhouwen, roeien, reizen, het bezoeken van jazzconcerten en – last but not least – het versieren van een eindeloze reeks meisjes. Wolkers, kortom, had voor zijn 36ste een veel leuker en spannender leven dan de Grote Drie. Minstens zo belangrijk: toen Wolkers in 1961 eindelijk naast hen in de boekwinkels lag, nam – getuige de verkoopcijfers – geen enkele literatuurliefhebber hem dat kwalijk. Slim bekeken!

Les 3: Sex sells

Jan Cremer is de geschiedenis ingegaan als de schrijver die Nederland leerde copuleren. Maar hoezo eigenlijk? Want vóór in februari 1964 Ik Jan Cremer van de persen rolde, had Wolkers in Serpentina’s petticoat (1961), Kort Amerikaans (1962), Gesponnen suiker (1963) en Een roos van vlees (idem) al vele, even expliciete als baanbrekende passages aan de lichamelijke liefde gewijd. Schokkend, von- den sommige recensenten, maar veel lezers beschouwden de beeldend beschreven seksscènes juist als de aantrekkelijkste ingrediënten van Wolkers’ boeken. Ook in zijn latere werk werden ze op dat punt altijd op hun wenken bediend, met als hitsig hoogtepunt Turks fruit (1969), waarin de hoofdpersoon al in de derde zin aan het masturberen slaat. Het boek werd – niet helemaal toevallig – Wolkers’ grootste bestseller.

Studeren in Parijs, schilderen, jazzconcerten, beeldhouwen, reizen en een eindeloze reeks meisjes – voor zijn 36ste had Wokers een veel spannender leven dan de Grote Drie.

In interviews maar ook in de in 1971 verschenen fotobiografie Werkkleding liet Wolkers bovendien niet na te benadrukken dat zijn eigen liefdesleven minstens zo gevarieerd was als dat van zijn romanpersonages. Als klap op de vuurpijl poseerde hij in 1971 piemelnaakt op Rottumerplaat – een novum in de vaderlandse literatuurgeschiedenis. Alleen Adriaan Morriën deed het hem vier jaar later na, in gezelschap van zijn eveneens blote dochters, maar dat bleek een enorme misrekening. Sex sells, zo ontdekte Morriën toen, maar niet als je 63 bent en er ook zo uitziet.

Les 4: Zorg voor mooie en herkenbare boekomslagen

Vanaf Een roos van vlees (1963) liet Wolkers zijn boekomslagen ontwerpen door zijn jeugdvriend Jan Vermeulen, later bijgestaan door diens echtgenote Marlous Bervoets. De in 1985 overleden typograaf leverde steeds werk af van de allerbovenste plank. Wolkers- covers werden als het ware een merk: direct te herkennen, definitief en (dus) onvervangbaar. Bij wijze van voorbeeld: Turks fruit met een andere cover dan die van Vermeulen is Turks fruit niet meer – zoals ook niemand ooit op het idee zal komen om de lp Abbey Road of Sticky Fingers van een andere hoes te voorzien.

Geheel in tegenspraak met de uiterst zorgvuldige wijze waarop Wolkers zijn boeken liet vormgeven, was altijd zijn eígen uitdossing. Hij oogde – met dank aan de kringloopwinkel – steevast als een enorme slons en genoot een reputatie als de beroerdst geklede schrijver van Nederland. Nemen lezers daar aanstoot aan? Nee, zo bewees de praktijk. Toch iets om te onthouden.

Les 5: Modelleer je politieke engagement naar de tijdgeest

Schrijvers die blijk willen geven van hun politieke engagement, dienen zich ervoor te hoeden hun publiek te veel tegen de haren in te strijken. Wolkers had dat perfect in de gaten. Eind jaren zestig, begin jaren zeventig, toen het marxisme en vogue raakten, onder studenten en intellectuelen, ontpopte hij zich als sympathisant van de CPN. Hij ontwierp voor die partij verkiezingsaffiches en liet Terug naar Oegstgeest voorpubliceren in CPN-dagblad De Waarheid. Toen Nederland begin jaren tachtig massaal de straat op ging om te protesteren tegen kernwapens, ruilde Wolkers de CPN in voor de pacifistische PSP, die hij in krantenadvertenties aanbeval als alternatief voor Joop den Uyl en Ruud Lubbers. Minstens zo modieus: bij de Kamerverkiezingen van 2006 dook Wolkers opeens op als lijstduwer van de Partij voor de Dieren.

Les 6: Publiceer met ijzeren regelmaat

Ook literatuurliefhebbers zijn gewoontedieren. Wolkers wist dat en maakte het hun zo makkelijk mogelijk. Zo kon je bij Wolkers op het verschijnen van een nieuwe roman jarenlang de klok gelijkzetten. De doodshoofdvlinder (1979), De perzik van onsterfelijkheid (1980), Brandende liefde (1981), De junival (1982), Gifsla (1983), De onverbiddelijke tijd (1984) – allemaal lagen ze op de derde vrijdag van november in de boekwinkels. Elke middenstander weet waarom: een dag later arriveert Sinterklaas.

Les 7: Wees niet bang voor een relletje

Bijgaand kader spreekt boekdelen: Wolkers was regelmatig het middelpunt van controverses, affaires en relletjes. Nooit heeft het zijn carrière geschaad. Oók iets om te onthouden.

Les 8: Strooi de lezers zand in de ogen

Jarenlang had Wolkers de gewoonte om achter in zijn boeken een uitgebreide bloemlezing op te nemen uit binnen- maar vooral ook buitenlandse persreacties op zijn werk: “Mittel Bayerische Zeitung: Die moderne Prosa des Autors ist eine brilliante, dichterische Verschmelzung von Farce, Tragödie und Witz. Glasgow Herald: The writing is skilful even in its crudeness and violence and the tenderness is sometimes moving.” Et cetera. Menig lezer kreeg zo de indruk dat Wolkers een internationaal vermaard topauteur was. Niets was minder waar. Anders dan bijvoorbeeld Jan Cremer, Cees Nooteboom, Harry Mulisch en Maarten ’t Hart heeft Wolkers nooit noemenswaardig succes gehad buiten onze landsgrenzen.

Slechts drie van Wolkers’ boeken werden vertaald in het Engels (A Rose of Flesh, The Horrible Tango en Turkish Delight), en eveneens drie in het Duits (Eine Rose von Fleisch, Zurück nach Oegstgeest en Türkische Früchte). Bestsellers werden het niet en de acht romans die Wolkers in de jaren zeventig en tachtig publiceerde, bleven dan ook alle acht onvertaald. Behalve in… Zweden, het enige ‘buitenland’ waar Wolkers wél naam maakte als succesauteur. Zijn mooiste, maar in Nederland nogal ondergewaardeerde boekEen roos van vlees werd er in 1985 zelfs verfilmd, door regisseur Jon Lindström.

Hij oogde steevast als een enorme slons, en hij genoot een reputatie als de beroerdst geklede schrijver van Nederland.

Les 9: Stop op het goede moment

Zijn romans De kus (1977, eerste druk 90.000 exemplaren) en De doodshoofdvlinder (1979, eerste druk 100.000 exemplaren) vlogen nog in recordaantallen over de toonbank. Daarna begon Wolkers’ literaire imperium echter te wankelen. Van De junival verscheen in 1982 een eerste druk van nog ‘slechts’ 50.000 exemplaren. Het was tevens Wolkers’ eerste boek dat niet de hoogste positie bereikte in de boekentoptien van HP. Gifsla (1983) en De onverbiddelijke tijd (1984) brachten het er met een derde, respectievelijk vierde plaats nog slechter van af. Laatstgenoemd boek werd bovendien op niet mis te verstane wijze gekraakt door de literatuurcritici. Zo typeerde HP-recensent Jaap Goedegebuure ‘de laatste Sint Nicolaas-aanbieding van de firma Wolkers’ als ‘een defilé van ouwe koeien’, vol met ‘snobistisch gezwets’.

Wolkers had besloten tot een langdurige literaire stilte. Zo ontliep hij het lot van Reve en Hermans, die maar doorgingen en werk van steeds mindere kwaliteit afleverden.  Wat nu? Voor in De onverbiddelijke tijd stond de publicatie aangekondigd van alweer de volgende Wolkers, een roman met de titel Het ijspaleis. Het eerste hoofdstuk werd in 1985 voorgepubliceerd in het kerstnummer van Playboy, maar het boek is er nooit gekomen. Wolkers, zo bleek, had besloten tot een langdurige stilte, en zou pas in 2005 een literaire comeback maken met de als boekenweekgeschenk verschenen novelle Zomerhitte.

Een slimme zet? Vermoedelijk wel. Wolkers ontliep zo het lot van zijn generatiegenoten Reve en Hermans, die na hun 65ste gewoon in het hun vertrouwde tempo bleven doorpubliceren, ondanks het feit dat ze werk afleverden van steeds mindere kwaliteit. Resultaat: aan hun beider literaire carrières kleeft voor altijd een rouwrandje. Wolkers heeft dat zichzelf weten te besparen.

Les 10: Wees vrolijk en zeur niet

Met welke Nederlandse schrijver zou u weleens een avondje naar het café willen? Helaas heeft Maurice de Hond die vraag nooit aan het Nederlandse volk voorgelegd, maar Wolkers zou waarschijnlijk zéér hoog zijn geëindigd. Hoger in elk geval dan Hermans (zou geen enkele consumptie hebben willen betalen), Mulisch (zou binnen vijf minuten De Oorlog ter sprake brengen) of Reve (zou zich klem hebben gezopen en daarna uw minderjarige zoontje onzedelijk hebben betast). Anders gezegd: van de Grote Vier was Wolkers altijd de enige die, behalve bewonderd en gelezen, ook áárdig werd gevonden.

Dat bleef zo, ook toen Wolkers ouder begon te worden. Hoewel hij aan zijn eerste huwelijk (1947-1957) met de Zeeuwse apothekersassistente Maria Lena de Roo ook al twee zoons had ‘overgehouden’, leerde het Nederlandse lezerspubliek hem pas in de jaren tachtig en negentig kennen als vader – van de in 1981 geboren tweeling Bob en Tom. En wát voor vader: Wolkers trok permanent met het duo op en liet geen gelegenheid voorbij gaan om ‘zijn’ jongens de hemel in te prijzen. De man die ons in de jaren zestig en zeventig had verbaasd, geshockeerd en vermaakt met een oeuvre én een leven tussen Bijbel, seks en dood, bleek ook nog eens de kwaliteiten te bezitten van een attente en aandoenlijke huisvader.

Rest de vraag: heb je daar iets aan, als schrijver, dat je aardig wordt gevonden? De kwestie is nu helaas nog slechts relevant voor Wolkers’ weduwe Karina en de tweeling Bob en Tom. Maar dat het overlijden van hun man en vader – anders dan het verscheiden van Hermans (1995) en Reve (2006) – is ervaren als een nationale gebeurtenis, zou voor hen weleens een heel troostrijk en bemoedigend gegeven kunnen zijn.