Spring naar de content
bron: anp

Leven & leugen

Verontwaardiging alom: Günter Grass, Nobelprijswinnaar en intellectueel geweten van Duitsland, zat ooit bij de Waffen-SS en zweeg daar zestig jaar over. Ooit biechtte Boudewijn van Houten ook iets op in die sfeer. Deed hij daar goed aan?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Boudewijn van Houten

Mag de onbekendste schrijver van Nederland zich even vergelijken met de bekendste van Duitsland? In 1987 kwam er een boek van me uit waarin ik vertelde over mijn vader die gecollaboreerd had. Fout heette het, nogal duidelijk. Mijn vader was niet een van de tijdelijke meelopers geweest en ook niet iemand die weinig teweeg had gebracht. Hij was lid nummer 35 geweest en had zich nog naar gebracht. gespoed om daar tot vijf voor twaalf actief te blijven. Hij had volledig in de zaak geloofd en toen dat geloof misschien wat afnam, had hij het toch als zijn plicht gezien de zaak trouw te blijven. 

De keuze ervoor was misschien grotendeels ingegeven door de behoefte ‘iets antiburgerlijks’ te doen — hetgeen Günter Grass noemde als zijn reden om zich op te geven voor de onderzeedienst (wat leidde tot een oproep zich te melden bij de Waffen-SS). Natuurlijk was er ook de ambitie en heel eenvoudig het plezier in hard werken en daarvoor geprezen te worden. Toen ik ooit Albert Speer interviewde, moest ik vaststellen dat hij een beetje op mijn vader leek: niet alleen uiterlijk maar ook qua karakter. Harde werkers allebei, ook voor de duivel. En omdat mijn vader net als Speer ondanks zijn onfatsoenlijke staat van dienst toch nog fatsoenlijk bij zijn rechters overkwam, werd hij net als Speer relatief licht gestraft.

Mijn vader stond nooit aan een front, heeft naar mijn weten geen onbehaaglijke dingen gedaan, maar droeg desalniettemin heel wat bij aan het succes van de NSB en aan de collaboratie. Hij was de partij-uitgever en van de vele uitgaven waarvoor hij verantwoordelijk was, kent iedereen Volk en Vaderland, het weekblad van de NSB. Later kwam daar Het Nationale Dagblad bij. En omdat mijn vader de NSB uiteindelijk toch maar een slap stelletje vond en warmliep voor de SS, ging hij in de oorlog allerlei voor de Nederlandse SS uitgeven. Tijdens een zakenreis in Noorwegen werd hij, nota bene door Himmler persoonlijk, een hele ris rangen omhoog gepromoveerd en was hij eensklaps SS-officier. Mijn vader was SS-officier — niet het beste visitekaartje na 1945. En velen zouden er in mijn geval maar over gezwegen hebben. Ik noemde het echter al in mijn debuut, de nogal evident autobiografische roman Onze hoogmoed, en ik maakte het tot voornaamste onderwerp in het relaas Fout

Dit boek is doorgaans welwillend ontvangen, misschien omdat de recensenten wel voelden dat ik mijn vader eerder probeerde te begrijpen dan te verdedigen. Toch was er natuurlijk de enkeling die zo’n open doeltje niet wilde missen en voor het gemak vader en zoon maar bij mekaar smeet om er daarna korte metten mee te maken. En er was Adriaan van Dis, die meende me in zijn boekenprogramma toch ook maar als een stiekem fascistje te moeten presenteren. Ik verdedigde me, maar een beetje met de rug tegen de muur… Direct na de uitzending bood Van Dis zijn excuses aan en zei dat hij wel zo had moeten handelen omdat na een vorig interview van deze aard een aantal verontwaardigde reacties waren binnengekomen in de aard van: “Ik, blijvend invalide na een verblijf in Auschwitz, wil u vanuit mijn rolstoel toch even zeggen…” Een herhaling daarvan had hij willen voorkomen. Ik antwoordde dat ik zijn excuses niet aanvaardde en dat ik niet vond dat hij zijn reputatie door middel van een valse voorstelling van mij moest opkrikken. Einde affaire-Van Dis, behalve dat de volgende dag verscheidene mensen me op straat aanspraken, me op de schouder klopten en zeiden: “Goed gedaan.” 

Kennelijk had niet iedereen behoefte aan zo’n makkelijke veroordeling en begon men daar ietwat genoeg van te krijgen. Ik heb in mijn leven dan ook eigenlijk weinig last gehad van het verleden van mijn vader, zelfs kort na de oorlog. Mogelijk gaf dat me de moed om openhartig over het verleden van mijn ouders te praten en over mijn vreemde jeugd, die later ook nog even leidde tot een korte oprisping van dictatorenliefde, zoals beschreven in mijn roman Onze hoogmoed. 

Ik heb nooit gedacht dat je zulke dingen voor je moest houden, zeker als schrijver niet. Het verbaast me dan ook alleen dat Günter Grass niet éérder met zijn bekentenis is gekomen. Druk gravend in zijn eigen leven en dat van anderen, hield hij toch wel iets heel essentieels voor zich, nietwaar? Ik kan dat niet waarderen, maar ik kan het wel plaatsen in het geheel. Deze auteur die zo ongeveer het geweten van Duitsland werd en de bijnaam ‘Praeceptor Germaniae’ (leraar van Duitsland) kreeg, zal het onge-wijfeld meer om gezag dan om waarheid te doen zijn geweest. Hij verkondigde decennialang wat van een typische intellectueel verwacht werd. 

Hoewel andere intellectuelen ons steeds maar hebben voorgehouden dat het nuttige en zelfs noodzakelijke kanttekeningen bij onze samenleving waren, was het in feite iets totaal anders. De typische intellectueel — en ik heb daar een boek Heel de intellectueel over geschreven — is het helemaal niet te doen om een positief resultaat. Hij wil alleen maar het bestaande kapotmaken. Hij is een anarchist (zoals hij bij tijden ook graag zal toegeven). ‘For reasons best known to himself‘ — maar onmacht en afgunst spelen altijd een rol — moet alles wat de ‘gewone mensen’ doen, worden afgekraakt. En als stralend alternatief wordt steeds aangeboden wat de ‘gewone mensen’ afkeuren. 

Ik ben geen kenner van het werk van Günter Grass, om de eenvoudige reden dat ik het altijd zo’n dwaas heb gevonden. Hoe wist ik dat dan als ik hem niet las? Nu ja, ik las weleens iets, ik zag eens een film naar een boek van hem, en ik werd keer op keer geconfronteerd met zijn polemische stellingnames. Na 9/11′ vroeg hij uiteraard begrip voor de terroristen en zei hij dat het onze eigen schuld was. Na de Deense cartoons die de moslims naar hun kromzwaarden deden grijpen, verklaarde hij vergoelijkend dat het ging om ‘een fundamentalistische reactie op een fundamentalistische daad’. 

Wat ik deze man waarschijnlijk het meest kwalijk heb genomen, is zijn kritiek op de Duitse eenwording geweest. Als typische intellectueel moet hij weinig hebben van democratie, kapitalisme en christendom, dus natuurlijk moest hij meteen in het geweer komen tegen dit succes voor christendemocraat Kohl en tegen de economische expansie die nu bij de Ossi’s wel moest inzetten. 

Succes, expansie… de rechtgeaarde intello meent daarop te moeten spugen zoals de junk op een lunch in de P.C. Hooftstraat. Voor Grass was het maar niets, de bevrijding van die 

arme Oost-Duitsers. Uiteindelijk geen wonder dit te horen uit de mond van iemand die meer dan links was en vaak extreem links. Noemde hij de DDR niet ‘een gerieflijke dictatuur’? Toch moet ik de Oost-Duitser nog tegenkomen (ik moet erkennen dat ik niet in de kringen van Grass verkeer) die al met al niet dolblij is dat de Muur is gevallen. Voor mij was Günter Grass altijd een Malle Eppie. En het is om die reden dat ik hem nu met plezier op zijn bek heb zien vallen. 

Je zou hem heel goed kunnen vergelijken met onze grote Mulisch (of in Vlaanderen: Hugo Claus). Net zo’n totaal oninteressante figuur die het toch maar voor elkaar gekregen heeft de ploegbaas van de plaatselijke intellectuelen te worden. Net zulke makkelijk provocerende standpunten. Net zulk geflirt met links en verder. Dit laatste heeft Grass ongetwijfeld de Nobelprijs opgeleverd, want in Stockholm lusten ze daar wel pap van. En ik ben er geheel op voorbereid dat onze Mulisch (of in Vlaanderen: Hugo Claus) de prijs van de bommenmaker zal krijgen. Je zou dan zelfs kunnen zeggen dat er een zekere logica in zit, want Grass, Mulisch en Claus hebben altijd propaganda gemaakt voor de gewelddadigste regimes en hobby’s. 

Noemde hij de DDR niet ‘een gerieflijke dictatuur’? Ik moet de eerste Oost-Duitser nog tegenkomen die al met al niet dolblij is met de val van de Muur. 

Grass schrijft een beetje ondoorzichtig, volgens mij omdat hij de dingen niet zo goed begrijpt, volgens het literaire wereldje omdat hij zo veel talent heeft. Zeker is dat hij machtig weet te werken met beelden die verstrengeld zijn met beelden die… De gewone lezer raakt al gauw de weg kwijt en denkt dan ten onrechte dat hij in de kunst beland is — een misverstand dat niet is weg te branden. Grass heeft zijn autobiografie heel mooi Beim Houten der Zwiebel (bij het pellen van de ui) genoemd, omdat hij zich terecht bewust is dat waarheden soms pas geleidelijk tevoorschijn komen. Dat hij echter lang moest pellen om zijn SS-geheim tevoorschijn te halen, denken we niet. Overigens had zijn boek pas begin september moeten verschijnen; dat hij het geheimpje nu al verklapte, mag gerust worden aangezien voor een publiciteitsstunt van deze man, die net als onze grote Mulisch geen communicatiewetenschappen heeft moeten studeren om in te zien hoe je de mensen naait. Inmiddels heeft zijn uitgever besloten het boek nu al vrij te geven, temeer omdat vele boekhandelaren het embargo toch al hadden verbroken. 

Je hoort deze dagen nogal vaak dat al die drukte om de bekentenis van Grass niets afdoet aan de waarde van diens magistrale oeuvre. Dat komt natuurlijk uit de mond van onverbeterlijke fans. Die zijn het gewoon eens met alles wat Grass verkondigt en die willen niet gestoord worden in hun adulatie. Zoals gewoonlijk gaat het dan meer om politieke dan esthetische eensgezindheid. Vooral nu het lezen zo’n volksvermaak is geworden, is het niet de literaire schoonheid die het laatste woord heeft, maar gaat het eerder om de raakpunten met hetgeen iedereen in zijn krantje leest. 

Ik las zojuist nog een samenvatting van een thema van een boek van Grass. Het was weer een opeenstapeling van beelden. Kikkers die hapten naar insecten in barnsteen… Nu u weer! Voor de recensenten en de onderwijzers (dikwijls zijn dit dezelfden) is zulke mystificatie op een goedkoopje allemachtig poëtisch. Waarbij ik wel even wil zeggen dat ik die bemoeienis met barnsteen wel aardig vind. Het schijnt dat Grass iets met de Oostzee heeft, waar dit ‘goud der zee’ sinds onheuglijke tijden gevonden wordt. Is hij niet geboren in Danzig (Lech Walesa heeft trouwens al laten weten dat hij er verre van gelukkig mee is dat hij de erepenning van die stad nu met Grass deelt en wil dat die het ding onmiddellijk inlevert) en woont hij nu niet in Lübeck? Op het eilandje Hiddensee waar ook veel barnsteen aanspoelt, leerde Grass in de kerk van Kloster de organiste Ute Grunert kennen, dochter van de arts van het eiland, en hij maakte in 1979 van haar zijn tweede vrouw. Waarom vecht deze man niet in de bergen van Afghanistan, waarom woont hij niet in een treurige wijk van zijn geliefde werklozen en kansarmen in het grauwe Rostock, ook lekker bij de Oostzee? 

Ach, het zijn allemaal van die komedianten, mensen als Grass, Mulisch, Claus — en Bernard-Henri Lévy, het Franse orakel van hetzelfde kaliber. We moeten ook denken aan Graham Greene, nog zo’n fellowtraveller, die behaaglijk in Antibes wonend, zo nodig moest verklaren dat hij veel liever in Rusland dan in Amerika zou wonen. Wat stelt het allemaal voor? “Wind en een Engelse notting,” zegt Droogstoppel. Laten we Grass Grass als een maker van wind beschouwen en hem eigenlijk niet het plezier doen van ons zo te buigen over deze nieuwe… wind.

Want zeer beslist is de positie waarin een zeventienjarige jongen zich in 1944 in Duitsland bevond, niet iets waarop je hem mag beoordelen. Zijn generatiegenoten is het doorgaans net zo vergaan. Altijd lekker voor de pers om even stampij te maken als blijkt dat Jan, Piet of Klaas in zijn puberteit Hitlerbub of Wehrmachtsoldaat geweest is. Zelfs dat Grass bil de Waffen-SS was, verandert hier niet veel aan. Hij zegt zelf al dat ze bij de Waffen-SS toen, in die slotdagen van de oorlog, ‘namen wie ze krijgen konden’. De SS-divisies werden constant aangevuld met mensen (en halve kinderen) die absoluut niet meer gekozen werden om hun onberispelijke arische uiterlijk, hun training in de partijpolitiek… Het waren geen elitetroepen meer en op het laatst moet ongeveer een tiende van de dienstdoende Duitse soldaten bij de Waffen-SS gezeten hebben. 

Wie zich dus in deze zaak verdiept, moet toegeven dat het met een sisser afloopt. Als journalisten nog langer blijven knagen aan dit bot, mogen we hen ervan verdenken dat ze een beetje geilen op alles wat nazi is — en dat zijn er velen. Eigenlijk is veel leuker wat Grass elders in zijn autobiografie vertelt: dat hij uiteindelijk op 20 april 1945 in de Lausitz (tussen Berlijn en Dresden) door de Amerikanen gevangen werd genomen en in het krijgsgevangenkamp waar hij slechts een paar maanden hoefde te blijven, poker speelde met een zekere Joseph Ratzinger, nu bekender als paus Benedictus XVI. “Wat verkrampt, maar een geschikte kerel,” herinnert Grass zich. Verzonnen? Enig wantrouwen is hier op z’n plaats. Ja, geloofwaardigheid heeft Grass niet gewonnen de laatste dagen, al vinden we het nu niet meteen nodig hem in de ‘Hall of Shame’ te plaatsen, zoals ergens is voorgesteld. 
Wel moeten we denken aan passages uit de film Die Blechtrommel, naar de gelijknamige roman van Grass. Daarin worden, zoals gebruikelijk is, mensen met nationaalsocialistische sympathieën als buitengewoon lullig voorgesteld. En juist Grass had toch moeten weten dat het niet zo eenvoudig zit. Of vindt hij zichzelf ook een lul? Ik kan niet laten te veronderstellen dat in de begintijd van het fascisme, net als van het communisme, mensen om (onder meer) heel loffelijke redenen eraan mee gingen doen. Dit heb ik ook willen laten zien in het boek over mijn vader, een nationaalsocialist van het eerste uur. Anders is het met iemand die in 1956 of 2006 Hitler nog eens uit de kast wilde halen. Ja, van zo’n neonazi zou ik niets goeds weten te zeggen — net zomin als van iemand die in 1968, dertig jaar nadat de misdaden van het communistische regime wereldkundig waren geworden, nog eens Lenin dunnetjes wilde overdoen. Verrassenderwijs hebben onze intellectuelen dat massaal gedaan. Neocommunisten noem ik ze en ik acht ze niet méér dan de neonazi’s. Grass was ook zo’n neocommunist — dit valt niet te ontkennen. En dat hij daarbij zo hypocriet te werk blijkt te zijn gegaan, staat hem niet fraai. Toch maar naar de Hall of Shame’?