Spring naar de content
bron: anp

Wielerliefde in tijden van corona

Frank Heinen verheugt zich op de grote voorjaarswedstrijden, maar nu die allemaal lijken te worden afgelast, verheugt hij zich maar op wat had kúnnen zijn.

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

De zaterdag was leeg en zonnig. Geen Strade Bianche, ik wist niet zo goed wat ik moest met zoveel ongewenste vrijheid. Om de tijd te doden, dacht ik een tijdje aan de bus van Deceuninck – Quickstep, die al bij Reims was toen het telefoontje kwam.

Keer maar weer om.

Galjoen vol ongebruikte kanonnen in het ruim, terug naar de thuishaven.

Sommige wielerploegen melden zich dezer dagen af voor alles, uit angst voor het ongrijpbare. Anderen laten weten zich te zullen laten leiden door richtlijnen die nog geschreven moeten worden. Weer anderen zien hun kans schoon en laten weten sowieso te koersen, hoe dan ook, waar dan ook, met wie dan ook. Opportunisme woekert tegen de muren van de vrees omhoog. Je kunt het de opportunist niet kwalijk nemen, hij weet niet beter, maar toch: mooi is anders.

De vragen kwamen. Waarom moest dit toch zo lang duren. Waarom kon de UCI nou voor één keer de boel gewoon grondig organiseren? En wie was er eigenlijk de baas in het wielrennen? En wat bezielde de organisatoren van Parijs-Nice eigenlijk, met hun Koers richting de Ziekte, om gewoon door te gaan me waar ze mee bezig waren?

En trouwens: hoe ging het met Démare en Sinkeldam, vloggers in quarantaine in de Emiraten? 

Kan het überhaupt kwaad, koersen? Die anderhalve man en dat paardenhoofd op een klimmetje? Die zes monkelende oud-coureurs aan de streep? Naar een wielerkoers die niet de Ronde van Vlaanderen of een Tourrit is, komen per honderd meter minder mensen kijken dan naar een diabolospeler met een meurende hond op de Oudegracht.

Misschien de overwinnaarskussen schrappen, voor de zekerheid, maar goed: missen kunnen we missen.

Aan de andere kant: wil je het werkelijk afwachten, of het kwaad kan? Waarom in het schemerige wilde weg de confrontatie opzoeken met een tegenstander die misschien een klappertjespistool op zak heeft, maar wie weet een bazooka? Tuurlijk, angst is een beroerde raadgever, maar in sommige gevallen is er weinig anders voorhanden.

Nou ja, paniek.

De universele wiebeligheid zette nog maar weer eens een zoeklicht op het gebrek aan solidariteit, leiderschap en financiële zekerheid in het wielrennen. Ik ben een van die mensen die altijd zo hoog opgeeft van hoezeer de sport op het echte leven lijkt, maar in tijden van globale calamiteiten zou je hopen dat de sport zich minder zou gedragen als een minilandje waarin verstandige types, angsthazen, opportunisten, zenuwlijders, gezagsgetrouwen, eigenwijzen, straatschuimers en generaals zonder leger in chaos door elkaar krioelen, en meer als de zijtak van de entertainmentwereld die het in werkelijkheid is.

Naar een wielerkoers die niet de Ronde van Vlaanderen of een Tourrit is, komen per honderd meter minder mensen kijken dan naar een diabolospeler met een meurende hond op de Oudegracht.

Niemand weet precies hoe het ervoor staat, maar op dit moment lijkt het moment dat alle grote voorjaarswedstrijden worden afgelast een stuk dichterbij dan een collectieve zucht van opluchting. De website Wielerflits.nl houdt al een week een Liveblog bij, vol nieuwtjes over het virus dat voortdurend wordt ververst. Op Sporza las ik dat de directeur van de RCS alvast een voorschotje nam op het afgelasten van de Giro. Het zou een ramp zijn, zei hij erbij. Alsof je zegt: ik heb gesolliciteerd op mijn droombaan. Het is op drie minuten fietsen, inhoudelijk zeer uitdagend en ik ga vijf keer zo veel verdienen. Als ik hem krijg, zou dat niet verkeerd zijn.

Wielrennen is de sport van de voorpret, van het verheugen. In geen enkel ander plekje van de wereld verheugen zulke grote groepen mensen zich zo lang op iets op het oog onbenulligs als de Omloop Het Nieuwsblad – behalve dan misschien in kringen van koningshuisfans. In de koers stuitert die voorpret maar door, het hele jaar door, van voorjaarskoers naar Giro, naar Tour, naar najaar, naar voorjaarskoers. In de wedstrijden zelf gebeurt vaak niet veel, de kijker moet de rest erbij verzinnen. Wat er gebeurt, zie je soms nog net, maar het waarom, het hoe van het gebeurde, dat moet je allemaal thuis op de bank zelf maar gaan zitten hineininterpretieren. Wielerschrijver Herman Chevrolet schreef het al: wielrennen is theater. Fictie. Er wordt wat verwacht van de kijker, Geen kant-en-klaarmaaltijd, maar een recept dat je drie uur aan het aanrecht gekluisterd houdt. Daarom ook zijn die voorpret en dat verheugen ook zo wezenlijk: je fantasie over al wat zou kunnen zijn, roer je automatisch door wat is.

Nu de bron van de koers wordt drooggelegd, zijn we teruggeworpen op wat had kunnen zijn, op voorpret die niet wordt ingelost en een fantasie die draait, maar nergens heen. Zodra de fietsen aan de ketting gaan, is het aan ons, liefhebbers, om de koers te blijven bezielen, om de voorpret te laten gonzen. Beschrijven wat we gemist zouden hebben kunnen hebben, bespreken wat nog had kunnen komen. Scenario’s uittekenen die misschien voor altijd op de plank blijven. Wielerliefde heeft vaak genoeg van een beetje een boel gemaakt. Van helemaal niets een beetje maken, moet ook wel lukken.

Word lid van HP/De Tijd