Spring naar de content
bron: anp

Wees blij dat in de koers niet altijd de sterkste wint

Frank Heinen over de rivaliteit tussen Van Aert en Van der Poel en de winst van Pedersen: “Pedersen combineerde in de finale van Gent-Wevelgem inzicht, durf, kracht, en doorzettingsvermogen, en won op Odysseusiaanse wijze.”

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Boven het mondkapje flitste het gistermiddag in de ogen van Wout van Aert.

Gent-Wevelgem was zojuist afgelopen, Van Aert was achtste geworden, of elfde, of 24ste.

‘Er rijdt er ene op mijn wiel.’

Die ene was Mathieu van der Poel, die een paar meter verderop stond uit te leggen dat hij er alles aan had gedaan om te winnen. Volgens Wout had Mathieu er vooral alles aan gedaan om hem te doen verliezen. Toen Van der Poel even later hoorde wat Van Aert hem had aangewreven, wilde hij nog eens voor de camera komen, om er vervolgens zijn opgewekte babyface in een verongelijkte frons te vouwen. Een ‘rare reactie’ vond hij het. En: ‘Een beetje laag’.

Het sprak vanzelf dat Van Aert en Van der Poel – die al tien jaar op elkaars zenuwen werken, op praktisch elke ondergrond, waar ook ter wereld – chagrijnig waren. Het was vreemd geweest als het niet zo was. Van Aert en Van der Poel kijken in hun agenda, zien ‘Gent-Wevelgem’ en denken: die ga ik winnen. In iets anders stellen ze geen belang. Hun ploeggenoten, ploegleiders en managers trouwens ook niet. Niet-winnen is dus reden voor ergernis en lichtgeraaktheid.

Wonderlijk is wel dat zoveel wielerliefhebbers, journalisten en commentatoren zich dermate met hun idolen identificeren dat een teleurstellende middag voor Van Aert of Van der Poel ook voor hen verloren uren lijken. Terwijl: als je elke week Van Aert tegen Van der Poel zag sprinten om de zege, zette je toch na drie weken je tv uit? (Dit specifieke moment heeft zich in de cyclocross voor mij enkele jaren geleden voorgedaan). 

Van Aert en Van der Poel kijken in hun agenda, zien ‘Gent-Wevelgem’ en denken: die ga ik winnen

Ondertussen maakte Mads Pedersen zich schuldbewust uit de voeten. Hij had gewonnen, maar dat kon in Wevelgem eigenlijk niemand schelen. Pedersen was een van de vier buitenlanders die kort voor de streep het juiste moment hadden gekozen om aan te vallen.

‘Daar gaan vier buitenlanders!’ riep Michel Wuyts, op de toon van een museumdirecteur die gekneveld moet toezien hoe bandieten de Nachtwacht naar buiten tillen.

Die vier buitenlanders waren: Pedersen dus (oud-wereldkampioen), Trentin (achtvoudig etappewinnaar in een grote ronde), Bettiol (de meest recente winnaar van de Ronde van Vlaanderen) en Sénéchal (al jaren een meesterknecht in een van de grootste teams ter wereld). Geweldige renners, ieder met een eigen verhaal, een eigen tragiek en met eigen tekortkomingen. De vier die sprintten om de overwinning hadden niemand omvergereden, niemand omgebracht en hun fans hadden ook geen kopspijkers op de weg gesmeten om de Vlaamse favorieten te torpederen. Ze hadden de situatie in de race geanalyseerd, gezien hoe de twee sterkste renners elkaar voortdurend vliegen afvingen en op het juiste moment toegeslagen.

Dat is, in tegenstelling tot wat veel wielerliefhebbers schijnen te denken, wielrennen.

Een sport waarbij af en toe de sterkste wint, maar vaker niet, wat maar goed ook is, anders hoefde je niet te kijken en kwam er geen einde aan de zondag. De reden dat ik van wielrennen houd, is dat verbijsterende fysieke prestaties de ene keer succesvol worden afgerond, en een volgende keer tot niets leiden. Koersen is schaken met bokshandschoenen aan. Je weet pas achteraf of je goed hebt gedaan aan wat je in een fractie van een seconde, met een moe hoofd op een uitgeput lijf, hebt besloten.

Wielrenners geloven snel dat ze ergens recht op hebben. Dat moeten ze ook, het motiveert ze om door te gaan, dieper te graven dan eigenlijk kan, maar het is natuurlijk onzin. Je hebt nergens recht op. Hoogstens op eerlijke tegenstand. Ach ja, eerlijk… Is het eerlijk dat Wout en Mathieu zoveel talent hebben? Was het eerlijk dat Van der Poel in Gent-Wevelgem twee ploeggenoten verloor door onbenulligheden? Is het eerlijk dat Van Aert bij Jumbo-Visma zo geweldig goed begeleid wordt, met foodapp en al, of dat Van der Poel als zuigeling genetisch al half op het podium van de Ronde van Vlaanderen stond?

Koersen is schaken met bokshandschoenen aan

Was het eerlijk dat Roglic leek te weigeren op het WK zijn ploeggenoot Van Aert een beetje extra te helpen? Nee. Was het eerlijk geweest als Roglic Van Aert wél had geholpen? Ook niet. Wielrennen is intrinsiek oneerlijk, dat is een gegeven, een omstandigheid als tegenwind of zware benen.

Wout van Aert en Mathieu van der Poel behoren op dit moment allebei tot de vijf beste wielrenners van de wereld. Die aanleg hébben ze nu eenmaal, eerlijk kun je dat onmogelijk noemen, en het is aan renners als Pedersen en Trentin en Küng en hoe ze ook allemaal mogen heten om ze toch te verslaan. Hoe groter het verschil in fysieke overmacht, hoe minder tactische bewegingsruimte. Meestal zullen de minder getalenteerden het hoofd moeten buigen voor de lichamelijke superioriteit, maar eens in de zoveel tijd doet zich de gelegenheid voor om daar denkkracht en inzicht tegenover te stellen. Odysseus brandde met een gloeiende pook het ene oog van Polyfemos en versloeg de kolossale cycloop door hem te doen geloven dat hij ‘Niemand’ heette; geen mens die destijds in het live verslag durfde te beweren dat Polyfemos de zege eigenlijk meer had verdiend omdat hij de sterkste was. Waarom is er in de koers dan vaak zo weinig bewondering voor hen die een gebrek aan kracht compenseren met intelligentie? Pedersen combineerde in de finale van Gent-Wevelgem inzicht, durf, kracht, en doorzettingsvermogen, en won op Odysseusiaanse wijze. Hij versloeg tenminste twee duidelijk sterkere renners door slimmer te zijn. Die omstandigheid maakte hem zondag de beste wielrenner.

De koers bestaat bij de gratie van de strijd tussen de sterkste en de slimste, tussen de benen en het hoofd. De enige manier waarop de echte liefhebber teleurgesteld kan raken, is als die strijd überhaupt niet plaatsvindt en iedereen precies krijgt “waar-ie recht op heeft”. Gelukkig komt dit zelden voor. Wie daar de schoonheid niet van inziet, is misschien een wielrennerliefhebber, maar geen wielerliefhebber.