Spring naar de content
bron: anp

Timo Roosen en de triomf van de Nederlandse rennerste wielrenner ter wereld

Timo Roosen won zondag het NK wielrennen. “Van Mathieu van der Poel en Tom Dumoulin wordt vaak gezegd dat zij het Nederlandse wielrennen zijn. Als dat zo is, dan is Timo Roosen de Nederlandse wielrenner”, schrijft Frank Heinen.

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

In het wielrennen verlies je meer dan je wint. Knechten winnen praktisch nooit. Dat is ook helemaal de bedoeling niet. Knechten die winnen, doen iets verkeerd.

Timo Roosen wint bijvoorbeeld zelden. Tot gisteren: één keer in acht jaar wielrennen. De Tacx Pro Classic. Je moet ‘m maar winnen, zeker, maar als je mag kiezen, dan toch liever een koers met een naam die iets minder klinkt als een kermisattractie waar je in moet vóór je een suikerspin eet. Verder: ereplaatsen en de eer van de renner van wie vooral collega’s weten hoe goed hij is. Zoals een writer’s writer een schrijver is die vooral (vaak: uitsluitend) door collega’s wordt gelezen en gewaardeerd, zo is een renner’s renner met name binnen het peloton een beroemdheid. Ikzelf wist tot gisteren niet eens precies hoe Timo Roosen eruitzag. Ja, lang en dun en donkerharig, maar daar heb je niet veel aan, als je hem er in een volle winkelstraat uit moet pikken. Hij oogt een beetje als Michiel Elijzen. Of Elijzen oogt als Roosen, dat kan ook. Of meer nog lijkt Roosen op de Nederlandse toerfietser: ga op zaterdagmiddag naar een terras aan een fietsroute, volg het dienblad koffie met appeltaart en zie: allemaal Timo Roosens, uitblazend van hun eerste tachtig kilometer. Bezoek een wieleravond en kijk om je heen: honderdvijftig Timo Roosens, boek van Wilfried de Jong onder de dooraderde arm, voor een handtekening in de pauze.

Van Mathieu van der Poel en Tom Dumoulin wordt vaak gezegd dat zij het Nederlandse wielrennen zijn. Als dat zo is, dan is Timo Roosen de Nederlandse wielrenner.

Zondag werd Roosen Nederlands kampioen wielrennen, als de bekroning van een strategie dat je met terugwerkende kracht uitgekiend kon noemen, maar dat live in motion uitzag alle karakteristieken bezat van een mislukkend experiment. Steeds reden er andere renners van Roosens ploeg Jumbo-Visma voorop, die zich dan weer lieten uitzakken om iemand anders op te halen, of terug te brengen of af te voeren of in te wisselen. Het zag er zo onorthodox uit dat je het makkelijk met uitgekookt zou kunnen verwarren, maar in werkelijkheid leek het even zinvol als draaien aan het stuur van zo’n autootje voor de supermarkt waar je voor een kwartje je kleuter in kunt stallen. Zeeotters houden elkaars hand in hun slaap, zodat er niet eentje afdrijft. Bij Jumbo-Visma leek het er gisteren op dat ze allemaal elkaars hand vasthielden, vastbesloten om elkaar niet in de steek te laten. Als ze al zouden afdrijven, dan zouden ze dat met z’n allen doen.

‘Ik weet het niet,’ stamelde Timo Roosen. ‘Volgens mij win ik, dus da’s al bizar genoeg’

Roosen won, boven op de Drentse afvalhoop waar een fijne klim uit is gegroeid. Juist op het moment dat de laatste Jumbo-Vismatici definitief van het podium leken weg te drijven, viel Roosen aan. Het was een perfect moment, getuigend van een timing zoals je die meestal alleen bij ervaren winnaars aantreft. Je zou kunnen stellen dat Roosen gebruik maakte van het gebrek aan overmacht van zijn team, al weet ik zelf ook niet helemaal wat dat precies betekent.

“Wat gebeurt er allemaal?” vroeg Herman van der Zandt de Nederlands kampioen na afloop. Meestal als Herman een vraag stelt, volgt er een gewijde stilte waarin de kandidaten op hun leitjes hun onleesbare respons kunnen noteren, eventueel met een wachtpingeltje van de pianist, maar dit keer werd er onmiddellijk een antwoord verwacht. 

Liefst een met bluf.

“Ik weet het niet”, stamelde Timo Roosen. “Volgens mij win ik, dus da’s al bizar genoeg.”

Daarna begon hij aan een uitvoerige reconstructie van een nauwelijks te reconstrueren wedstrijd, als iemand die van een hoopje as weer een stapel openhaardblokken probeert te maken: “Was gewoon een heel lastige koers. Kwestie van blijven rijen. Ik voelde me onverwachts nog heel goed. We probeerden de kaart Mike te spelen.”

Steeds weer keerde hij terug bij ‘blijven rijen’. En: ‘hard gereeën’. Timo Roosen komt uit Brabant. Tussen de antwoorden haalde hij ronkend zijn neus op.

“En Mike laat gewoon een mooi gat vallen. En toen was het volle bak rijen en maar zien waar het strandt.”

Een mooi gat, ja, dat was het inderdaad. Laat dat maar aan Mike Teunissen over. Als die een gat laat vallen, dan is dat niet een of ander onaanzienlijk kuiltje, laat staan een hobbel. Nee, in gaten die Mike Teunissen laat vallen, kun je een barbecue voor al je vrienden geven, of drie studenten huisvesten, of je kunt er Nederlands kampioen in worden.

Mensen die niets van sport snappen, bespotten dit soort gesprekken. Ze veronderstellen dat het een gebrek aan intellectuele capaciteit verraadt als iemand secuur navertelt hoe hij heeft gedaan wat hij heeft gedaan. Het concrete ervan staat ze tegen. Misschien verwachten ze dat zich een dubbele bodem van diepe gedachten opent, of ze denken dat er onmiddellijk een soort relativeringsklier in werking treedt die de sporter de betekenis van zijn prestatie direct laat afzetten tegen de kosmos, en de geschiedenis van de wereld. Maar ja: waarom zouden mensen die niets van sport snappen wél iets van sportersinterviews snappen? Waarom zouden zij bereid zijn de diepte van de zin ‘En toen was het gewoon sterven, en rijen’ te doorgronden? Laat mensen die niets van sport begrijpen toch lekker in hun eigen onbegrip halfgaar koken.

“Er moet wat door je heen gaan nu”, nam Van der Zandt het klassieke interviewersolifantenpaadje op weg naar de emotie.

Timo Roosen kon het nog niet bevatten. Hij zat nog pre-emotie. Er ging van alles door hem heen. De term ‘rollercoaster’ viel. Dat is geen echt woord, hoogstens een stempel om duidelijk te maken dat er allerlei woorden en gevoelens zo snel op en neer en in de rondte door je lijf suizen dat je ze nog niet kunt uitspreken.

“Ik zag het nie echt aankomen, moe’k zeggen. Verder is het gewoon bizar, moe’k zeggen.”

Een jaar lang zal Timo Roosen rijden in een trui die misschien niet past bij een renner’s renner, maar perfect geschikt is voor de Nederlandse rennerste wielrenner ter wereld