Spring naar de content
bron: anp

The Art of Being Bauke Mollemjah

Bauke Mollema won zaterdag voor de tweede keer in zijn carrière een Touretappe. “Op slechte dagen is het fietsen van Mollema een worsteling, en op grootste dagen, ja, dan ook”, schrijft Frank Heinen.

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Als ze Bauke Mollema een dag na een uit een grandioze solo van ruim veertig kilometer over heuvelachtig terrein ontsproten ritzege in de Tour de France vragen of hij trots is op zichzelf, antwoordt hij: “Vin’k een beetje gek om te zeggen, trots op jezelf.”

Het meeste van Bauke Mollema staat grote delen van de dag in wat je de ‘onderdrive’ zou kunnen noemen, een rimpelloos meer van gedegenheid waarin je naar believen kunt onderdompelen. Zo is hij een groot ‘mjah’-antwoorder, ook in respons op retorische vragen klinkt zijn ‘ja’ als dat van een iemand die blij verrast is met andermans interesse. Na de ‘mjah’ volgen vaak een paar zinnen waaruit een wonderlijk mengsel van realiteitszin en zelfvertrouwen opstijgt. Bauke Mollema’s geloof in zijn eigen kunnen is groot, maar overstijgt zijn mogelijkheden zelden. De omstandigheden die hem ertoe kunnen brengen om zich door de omstandigheden te laten meeslepen, moeten nog uitgevonden worden. Met andere woorden: hij kent zichzelf. Hij wéét dat er grotere talenten bestaan, dat er mensen sneller klimmen, beter tijdrijden, roekelozer dalen en rapper sprinten dan hij. Die wetenschap ontmoedigt hem niet, integendeel: hij krijgt er energie van, en zin om zijn beperkingen te lijf te gaan met dat waar hij het meeste van heeft: overgave en een doorzettingsvermogen dat, wanneer het in getallen op een tellertje zou kunnen worden uitgedrukt, niet in twee analoge cijfers te vatten zou kunnen zijn. De keren dat Bauke Mollema in zijn leven de moed heeft laten zakken en om niet-medische redenen er de brui aan heeft gegeven, zijn op de spaken van geen wiel te tellen.

Heel vaak wordt het ‘mjah’ gevolgd door ‘op zich’. Op zich goeie benen, op zich een mooie dag, op zich een lekker gevoel. Voor Mollema zijn de dingen geen absolute werkelijkheden, ze staan allemaal op zich. Meestal voegt hij er nog ‘denk ik’ aan toe, want hij is een denker, en een slimme vent. Alles is relatief, en absolute zekerheid is voor de eenvoudigen van geest.

De bovenste helft van Bauke, met die schitterende jaren vijftig-bakkes, wiegt tijdens zo’n ontsnapping op en neer als een hondje op de hoedenplank, maar het zijn zijn benen, geoefend in het eindeloos rechtdoor in Groningen, die hem op koers houden

Zaterdagavond, een paar uur na zijn overwinning, werd hij in de Avondetappe geinterviewd door Herman van der Zandt. De kijker zag alleen het hoofd, waaruit al zo lang Bauke Mollema wordt geïnterviewd beleefdheid en een diepe gemoedsrust stralen. Hij zag eruit als iemand die zijn huttenwandeling-met-bepakking dwars door de Pyreneeën heeft onderbroken voor een rondje fietsen: een beetje verbrand, de oren die lichtjes van het hoofd af staan, een aanwezige neus die het gezicht keurig in twee gelijke helften blakendheid verdeelde. Een universitair junior-docent Aardwetenschappen op zomerhike, zoiets.

De ritwinnaar droeg een gesponsorde ploegtrui. Trek, stond erop, als om zijn honger naar succes te onderstrepen. Geen allesverterende honger, maar een nooit aflatende, kietelende trek.

Vraag Bauke Mollema wat hij van Messi vindt en hij zegt: “Op zich best wel een aardige speler natuurlijk, denk ik. Mjah.”

Vraag Bauke Mollema hoe groot het universum is, en hij antwoordt: “Op zich best groot, denk ik.”

Vraag Bauke Mollema hoe hij zelf dacht over het feit dat hij aanviel op meer dan veertig kilometer van de finish: “Mjah, op zich best ver, denk ik.”

Voor zijn doen was Mollema uitzinnig. Het was een supergeweldige dag, sprak hij ingetogen, met glanzende ogen die het goed zouden doen rond een kampvuur van de scouts, na anderhalf flesje Lingen’s Blond. Hier was iemand aan het woord die zijn hele leven aan het fietsen wijdt, een van de beste atleten in een wereldwijd bekeken evenement, een beroemdheid, een uitzonderlijk talent, een van de meest standvastige en betrouwbare en goede en plezierige renners uit de geschiedenis van het Nederlandse wielrennen. De koers is een sport waarin het sentiment welig tiert, misschien soms wel woekert, maar de tranen die anderen voor hem plengen, vallen in kurkdroge aarde. Hij fietst, en hij doet zijn best en hij ziet het wel. Bauke Mollema weet dat je niet alles moet willen kunnen, en niet alles moet willen doorgronden en niet alles moet willen weten. Sinds een jaar of twee rijdt hij zijn wedstrijden zonder fietscomputertje. Dat stopt hij in zijn achterzak, voor de trainer. Zelf heeft hij voldoende aan een papiertje dat aangeeft wanneer de volgende berg komt, en hoe het dorpje heet waar hij moet gaan letten op iets wat op een finish lijkt. Bauke Mollema hoeft niet altijd alles te weten wat er te weten valt. Soms kan kennis het goede gevoel kapot maken, soms is de wetenschap het einde van de open blik. Bauke rijdt liever in het ongewisse van zijn eigen goede gemoed. Je zou kunnen zeggen dat hij rijdt met de waarheid over zichzelf en de staat van zijn lijf in de achterzak, zonder een moment in de verleiding te komen te spieken. Ik weet niet precies hoe, maar op de een of andere manier vat dat detail Bauke Mollema heel mooi samen.

Altijd lijkt hij niet alleen in een strijd verwikkeld met de tegenstand, de tegenwind en het parkoers, maar ook met zijn fiets. Op slechte dagen is het fietsen van Mollema een worsteling, en op grootste dagen, ja, dan ook

(Volgens Mollema is het ook ‘meer aero’ om zonder fietscomputertje te rijden. Aandoenlijk, uit de mond van iemand wiens hoofd en bovenlijf voortdurend allerlei afslagen nemen die niet in het parkoers vermeld staan. De bovenste helft van Bauke, met die schitterende jaren vijftig-bakkes, wiegt tijdens zo’n ontsnapping op en neer als een hondje op de hoedenplank, maar het zijn zijn benen, geoefend in het eindeloos rechtdoor in Groningen, die hem op koers houden. Misschien schudt het hoofd zo heen en weer zodat hij het niet kan laten hangen.)

Deze Tour viel hij talloze keren aan. Dat deed hij in eerdere grote rondes ook al. Hij viel aan tot hij erbij neerviel, soms letterlijk, en legde het in de slotfase af tegen types die minder vaak hadden geprobeerd, renners die hun moment kozen, fietscomputerkijkers. Altijd lijkt hij niet alleen in een strijd verwikkeld met de tegenstand, de tegenwind en het parkoers, maar ook met zijn fiets. Op slechte dagen is het fietsen van Mollema een worsteling, en op grootse dagen, ja, dan ook.

Bauke Mollema zette door. Hij probeerde, en probeerde, en probeerde en bleef proberen. De worsteling met de fiets werd een worsteling met de zich opdringende vergeefsheid. Vermoedelijk heeft hij geen moment overwogen de moed op te geven. Hoogstwaarschijnlijk weet hij niet eens hoe dat moet, de moed opgeven.

En niemand (NIEMAND!) mag hem dat ooit vertellen.