Spring naar de content

Syrische goudzoekers in Ter Apel die klagen over het warme weer: veel gekker gaat het niet worden

Arthur van Amerongen bezocht onlangs de asielopvang in Ter Apel, maar werd na vijf minuten van het terrein gegooid. ‘Laten we niet vergeten dat de AZC’s een florerende business zijn, waarvan heel veel mensen profiteren, en niet in het minst de eencellige kampbewakers die nog te onnozel zijn om BOA te worden.’

Laat ik vooropstellen dat ik een zeer betrokken mens ben. Mijn eerste geëngageerde en vooral bloedstollende reportage (1975) ging over de opvang van zigeuners in Ede. Zo heetten die reislustige Joegoslaven nou eenmaal vroeger. De term zigeuner werd destijds meestal gebruikt als verwijzing naar iemand van een reizend volk, met name de Roma. In samenhang met hun rondreizende bestaan en vanwege hun verleden van al dan niet gedwongen migratie, bleef de negatieve stereotypering van de zigeuners als dieven en zwerversbestaan. De zigeuners beschouwden de term ‘zigeuner’ als denigrerend en pejoratief en besloten daarom zichzelf Roma te noemen in plaats van zigeuners. 

Mijn moeder gedroeg zich altijd zeer hoffelijk tegen de zigeuners die bij ons in de Nachtegaallaan aanbelden met het dwingende verzoek om haar messen te slijpen. Ze moest die messen dan in het volste vertrouwen afgeven en de volgende dag zouden ze vlijmscherp worden teruggebracht. Ze gaf ook altijd een glaasje water aan mevrouw de zigeunerin maar hield dan wel het wasgoed dat wapperde in de achtertuin en het kistje met de familiejuwelen dat in de voorkamer op het dressoir stond te pronken, angstvallig in de gaten. 

Ik was de krullenjongen, het retejong, zo u wilt, bij het legendarische huis-aan-huisblad Ede Stad en de tranen sprongen in mijn ogen toen een of andere Koko Petalo in het zigeunerkampje een door merg en been gaande klaagzang afstak – poserende voor zijn gloednieuwe Mercedes – over de zeer gebrekkige voorzieningen die de gemeente had getroffen voor zijn stam. Niks was goed en het ergste was nog dat zijn kinderen verplicht naar school moesten. Die leerden immers veel meer op straat. 

Het zal wel met de komkommertijd te maken hebben maar er gaat geen dag of de MSM komen weer aankakken met een tranentrekkend verhaal over jonge moslimmannen, weldoorvoed en picobello gekleed, die klagen over de hitte en over het feit dat ze in de buitenlucht moeten eten

Enfin. Zevenenveertig jaar later lees ik in de Halsemabode een bloedstollend verhaal over de mensonterende toestanden in de asielzoekersopvang in Ter Apel. Ik moest weer aan mijzelf denken in Ede, aan dat guitige jongetje met sproeten en rood haar die met tranen in de ogen naar de klaagzang van de opperzigeuner luisterde en alles noteerde voor het nageslacht. Opdat wij niet vergeten! 

Even wat hoogtepunten uit Het Parool, voor het geval u geen abonnement heeft op de Halsemabode. 

“Elf dagen slaapt hij hier nu al, in deze tent. Plat op de harde Groningse grond, die soms zo beeft dat de mensen er bang van worden. Maar voor Mahmod is het toch vooral de grond van de stilstand; van een asielprocedure waar geen enkele beweging in zit. Hij wijst op de vloer, waar lakens liggen, en op de schaduwdoeken boven zijn hoofd. Is dit wat ze in Nederland opvang noemen? Een paar aan elkaar geknoopte witte lakens bedekken zo goed en zo kwaad als dat gaat de openingen aan de flanken, maar zelfs in zijn in puin geschoten thuisland zou Mahmod dit geen muur noemen. Mahmod windt zich zichtbaar op over de situatie: ‘Wat zijn wij: dieren?'”

Het einde van deze bloedstollende reportage is episch en deze J’accuse verdient wat mij betreft een Tegel. 

“Het is een heldere nacht. Als je naar boven kijkt zie je de schitterende sterrenhemel. Rechts legt een man zijn gebedskleed neer, in de richting van waar hij Mekka vermoedt. Achter ons vermengt het getsjirp van krekels zich met het gesnurk van een asielzoeker die in de open lucht slaapt. In de tent voor ons zijn alleen nog silhouetten zichtbaar. Er klinkt wat geroezemoes, hier en daar licht een telefoonscherm op. En dan, heel zacht, de stem van een peuter. “Mama?'”

Eerder deze week zag ik een aangrijpend item van RTV Noord over de mensonterende toestanden in Ter Apel. Ik verblijf momenteel in Sarajevo en ik kan u verzekeren dat de bijna vier jaar durende belegering van die stad een picknick was in vergelijking met de nachtmerrie die jonge Syrische en Afghaanse mannen beleven in AZC Ter Apel. 

Het zal wel met de komkommertijd te maken hebben maar er gaat geen dag of de MSM komen weer aankakken met een tranentrekkend verhaal over jonge moslimmannen, weldoorvoed en picobello gekleed, die klagen over de hitte en over het feit dat ze in de buitenlucht moeten eten. Nooit een kritische vraag van de journalisten zoals: waarom reisde je vierduizend kilometer door veilige landen om per se in Nederland asiel aan te vragen? 

Recentelijk wilde ik met professor Teun Voeten namens GeenStijl AZC Ter Apel bezoeken maar na vijf minuten werden we er door de kampbewakers uitgeflikkerd. Dat deed natuurlijk ook pijn en verklaart veel over de vinnigheid waarmee ik deze preek zit te tikken. 

Kijk, die jongens hebben natuurlijk wel gelijk om naar het land van melk en honing en de vleespotten te komen om vervolgens lekker met de Ans Boersma-achtigen te kunnen rollebollen op een cruiseschip van Reisbureau Rutte. Ik zou het ook doen als ik in hun situatie verkeerde. Wat mij echt irriteert, is het legertje roomblanke pokdalige gristenmeisjes en Leolucassenachtigen die de souffleurs van deze jonge goudzoekers zijn. En laten we niet vergeten dat de AZC’s een florerende business zijn, waarvan heel veel mensen profiteren, en niet in het minst de eencellige kampbewakers die nog te onnozel zijn om BOA te worden.  

Zit ik me potjandorie toch weer kwaad te maken in het wonderschone Sarajevo. Bon: mocht de lezer denken dat ik een xenofobe reizigershater ben – ik ben notabene zelf een zigeuner – dan heb ik een aardige verrassing voor hem in petto: de verschillige zigeunerspecial die ik met Rob Muntz en Willem Davids maakte voor het bekroonde radioprogramma De Inburgerking. En deze aanklacht tegen racisme maakten wij notabene ruim voor levensmiddelenfabrikant Knorr stopte met het gebruik van de kwetsende naam zigeunersaus. Die zou volgens het bedrijf racistisch zijn. De nieuwe naam werd ‘Paprikasaus op Hongaarse wijze’ en zo heurt het! 

Ik rookte net als Serge Gainsbourg en Jacques Prévert jaren Gitanes zonder filter maar daar kreeg ik een naar hoestje en een rauwe stem van, zoals de Spaanse gastarbeiders uit mijn jeugd die zich dood rookten met Ducados

En weer een paar jaar later schreef ik deze door merg en been gaande hommage aan de zigeuners en aan alle andere volkeren en individuen (moi) die huis en haard verlaten voor een beter bestaan. Dus zeg niet dat ik niet deug!

Ik trek zigeuners aan, of het nou in de Algarve, Andalusië of Transnistrië is. Tot mijn verbazing kwam ik ze zelfs in Argentinië tegen. Die waren ooit met de Pipo-wagen en levende have gewoon op de boot gestapt, ergens in Europa. Na amper een uur in Cádiz zaten mijn kompaan Ivo en ik in een vervallen flat met tien gitanos. Uit beleefdheid vroegen we maar niet waar hun zussen waren. Als dank voor de gastvrijheid mochten wij alles betalen: tabak, sterke drank, bier, wijn, diverse geestverruimende en -vernauwende middelen, pinda’s, olijven, chips en hompen tortilla. Het concert was gratis, met Atlético Madrid-Juventus op de achtergrond. Onze gastheren Ramon, Angel en Moise stieten te pas te te onpas de huiveringwekkende quejío uit, de klaagzang die je heel profaan zou kunnen vergelijken met de Jordaan-snik. In de jaren zeventig zag ik in Spanje nog wel eens zigeuners die een geit op een draaiende ton lieten dansen maar dat mag niet meer van Brussel. Als kind verslond ik boeken over de kinderen van de wind. Ik rookte net als Serge Gainsbourg en Jacques Prévert jaren Gitanes zonder filter maar daar kreeg ik een naar hoestje en een rauwe stem van, zoals de Spaanse gastarbeiders uit mijn jeugd die zich dood rookten met Ducados. Als ik dronken ben, draai ik graag Oh Zwarte Zigeuner in de versie van Willy Alberti en Johnny Jordaan. Ik luister graag naar Django Reinhardt, Stéphane Grappelli, Stochelo Rosenberg, Camarón de la Isla, Paco de Lucía en Tomatito. De dochters van Tomaatje vormden Las Ketchup en hadden een wereldhit met Asejeré (The Ketchup Song). In de zigeunerflat brak een enorme ruzie uit over welke stad de beste flamencozangers had voortgebracht: Cadiz, Jerez de la Frontera, Granada, Sevilla of Cordoba. Precies op het moment dat het gewelddadig werd, kwam er een stokoud vrouwtje in een rolstoel aangereden en zwegen onze vrienden gedwee. De woeste mannen zaten er bij als bestrafte kleuters. Ik moest denken aan Joop, die was net zo’n groot kind. Joop had de homoseksualiteit uitgevonden en verbeterd. Iedere dag zwierde hij op zijn rolschaatsen over het plein voor de Beurs van Berlage (nee, hij was niet die skater in die reetveter). Joop had als zigeunerjongetje het vernietigingskamp overleefd. Hij was bijdehand, vals en vrolijk maar als ik ook maar iets vroeg over de oorlog, sprongen de tranen in zijn ogen en schoot hij het plein weer op om te rolschaatsen. Zo danste Jopie zijn verdriet weg.