Spring naar de content
bron: anp

Stop niet, Alejandro Valverde, stop nooit!

Frank Heinen hoopt dat de onvervangbare Alejandro Valverde (40) zijn afscheid nog even uitstelt. “Zo’n bericht is vermoedelijk een zegen voor frisse, jonge kaas op volkoren boterhammen-coureurs van nu, maar voor een sport waarvoor het verleden een onmisbaar ingrediënt is, het kruid dat de boel op smaak brengt, zou het een ramp zijn.”

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Op een zeker moment in de Netflix-documentaireserie El Día Menos Pensado zit een geweldig moment waarin totale anarchie uiteindelijk uitloopt op een voordeeltje voor Alejandro Valverde. Ik ben vergeten na welke etappe in welke koers precies, maar dat doet er ook niet zoveel toe: de serie – en trouwens: de voorbije zestien wielerseizoenen – zit tjokvol momenten waarin totale anarchie uiteindelijk uitloopt op een voordeeltje voor Alejandro Valverde.

Direct na weer een bergrit waarin Valverdes ploeg weer eens een archipel bleek waarvan de eilanden elkaar onderling voortdurend bestoken, kwam hij als eerste van het team over de streep. Achteraf mompelde hij: ‘Mijn radio was kapot.’

Voor Alejandro Valverde valt de wereld uiteen in mensen die hij kan laten doen wat hij wil en mensen die verslagen moeten worden. Ploeggenoten vormen hierop geen uitzondering. Ook ploeggenoten zijn veelal concurrenten. En spartelende concurrenten help je niet op de kant; die werp je een lekke reddingsboei toe. Als Valverde in die Netflix-docu zijn uitgemergelde lijf uitvouwt op de meest prominente plek in de bus en hij Unzué, het scharrelende kruideniertje dat de ploeg al sinds jaar en dag runt, zonder woorden op audiëntie vraagt, zie je hoe het wielrennen veranderd is. 

Alsof de deur van de Sunweb-bus opengaat en Steven Rooks zegt: vandaag rijden jullie voor mij.

Voor Alejandro Valverde valt de wereld uiteen in mensen die hij kan laten doen wat hij wil en mensen die verslagen moeten worden.

Er was een tijd dat de ouders van Valverde regelmatig telefoon kregen van andere ouders met de vraag waar hun zoon dat weekend zou fietsen. Zo wisten die andere ouders direct waar ze hun kind niet moesten laten fietsen. Winnen zat er anders toch niet in.

El Imbatido, heette hij toen. Doordeweeks een iel ventje, stuurs zwijgend in het kringgesprek. In het weekend Ivan de Verschrikkelijke. Tank in een kleuterlijf.

Zaterdag werd Valverde veertig jaar. In een interview met een Spaanse sportkrant liet hij vorige week weten dat hij zich niet kan voorstellen dat er dit seizoen nog gekoerst zal worden, het vier-maanden-kermis-plan van de UCI ten spijt.

Of hij volgend jaar nog mee kan, zegt hij niet te weten.

Het zou me niets verbazen dat dat precies was wat zijn ouders destijds ook de ouders van al die bangebroeken op de mouw speldden. ‘Waar Ale zaterdag koerst? Geen idee. No sé. Maar sowieso niet in dat en dat criterium.’ En dan, op zaterdag, langs het parkoers van dat en dat criterium, hun stoeltjes uitvouwen en vriendelijk om zich heen knikken. Leepheid is erfelijk.

In mijn herinnering is Valverde er altijd geweest. Ik kan me geen wielrennen zonder hem herinneren, maar het moet er toch geweest zijn: Sporza zette dit weekend beelden van zijn eerste profoverwinning online. Die dateert uit het voorjaar van 2003 – commentatoren waren er nog niet. Wie de dag terugzoekt, vindt berichtjes dat Michael Boogerd die dag afstapte. Het weer was Baskisch: kut met peren. Een uitgedund peloton reed naar de streep. Even kwam Joseba Beloki op kop – melancholieke dijbeenbreker. In de sprint werd de boel gesnoten door Gerolsteiner, de Duitse ploeg die reed op een strikt dieet van epo en bubbeltjeswater. Wegmann trok aan, Rebellin erachter, ernaast, er voorbij. Erachter: het grote niets. Op vijftien meter van de streep gaven Wegmann en Rebellin elkaar een hand. Ze gingen 1 en 2 worden.

En toen, een deus ex machina in wit en groen.

Een krachtsinspanning van het griezelige soort. Wat Valverde daar deed, kon niet. Het was op het podium komen bij het speerwerpen met een satéprikker.

Andere tijden. Valverde is een relikwie, een overblijfsel. De wielerwereld is onherstelbaar verbeterd, maar hem hebben ze niet kunnen wegpoetsen. Hij is wat Kazu Miura is voor het voetbal: Miura is intussen 53, speelde in Italië en Brazilië, was meerdere decennia aanvoerder van het Japanse elftal en is in januari aan zijn 35steprofseizoen begonnen. Meer nog dan een bejaarde vedette met een gezicht dat wel eens gestreken mag worden, is Miura net als Valverde een levend stukje geschiedenis. Op dat stuk op Sporza.be (waarin Michel Wuyts beweerde dat Valverde elke avond in het hotel begint met een pint aan de bar, ook tijdens grote rondes én dat hij elke maaltijd eindigt met een bol vanille-ijs en een bol chocola) stonden alle zeven podiumfoto’s van alle keren dat Valverde tijdens een WK bij de eerste drie eindigde. Op de eerste foto stond hij naast Peter van Petegem en Igor Astarloa. Van Petegem is al langer gestopt dan hij ooit heeft gekoerst, zijn bête, ondoorgrondelijke glimlach wijkt nog altijd zelden van zijn gezicht. Van Astarloa is sedert dat WK weinig meer vernomen – het schijnt dat hij tegenwoordig op bankjes in Baskische dorpjes de lokale politiek doorneemt, en dat hij nu al weken zijn kleinkinderen niet heeft kunnen zien.

Valverde is een relikwie, een overblijfsel. De wielerwereld is onherstelbaar verbeterd, maar hem hebben ze niet kunnen wegpoetsen.

Valverde is niet de enige van zijn generatie die nog koerst. Oscar Sevilla, zijn kompaan bij Kelme in de tijd dat het rond de hotels van die ploeg filerijden was voor wonderdokters en bloedzuigers, fietst al ruim tien jaar in Zuid-Amerika. Hij is 43 en werd recent nog tweede in de GP van Patagonië. Francisco Mancebo (ook 43) reed zijn laatste uitslag van belang in oktober, maar ook hij lijkt zo taai dat we nog lang op hem zullen moeten kauwen. Zodra de Ronde van Paaseiland weer doorgang kan vinden, zal hij wel weer komen bovendrijven. Rebellin fietst ook nog. Rebellin is pas 48. Toen hij zo smadelijk door Valverde verslagen werd, kort na de Tweede Wereldoorlog, was hij al bijna een veteraan, ondanks dat leeftijdsloze monnikengezicht dat doet vermoeden dat Davide als kind ooit heeft klemgezeten tussen kerkdeur en wijwatervat. Begin dit jaar liep hij nog een contract mis bij een ploeg in Cambodja, maar goddank werd hij elders opgepikt. Zijn laatste uitslag is een niet onverdienstelijke elfde plek in de Porec Trophy in Slovenië, ruim een maand geleden. Die wedstrijd werd trouwens gewonnen door Olav Kooij, een talentvolle Nederlander. Olav Kooij is net iets meer dan dertig jaar jonger dan de nummer elf.

Maar ja: Sevilla en Mancebo koersen in de Zuid-Amerikaanse twilight zone, Rebellin is een attractie. De vrouw met de drie borsten, maar dan op een fiets. Valverde behoort nog tot het wielrennen dat ertoe doet. Hoe lang nog? Uit Spanje sijpelen zorgwekkende berichten door over gebrekkige motivatie, en de vraag of hij er in 2021 nog wel bij zal zijn. Ik zie een tafel voor me, vol Estrella’s, San Miguels, Mahou’s en grands desserts van vanille en chocola. Erboven: een kalend, verveeld hoofd, van een man met meer geld dan interesses om het aan uit te geven.

Het zou kunnen dat Alejandro Valverde zijn laatste koers gereden heeft. Dat hij ermee uitscheidt zodra bekend wordt dat dit wielerseizoen naar God is. Zo’n bericht is vermoedelijk een zegen voor frisse, jonge kaas op volkoren boterhammen-coureurs van nu, maar voor een sport waarvoor het verleden een onmisbaar ingrediënt is, het kruid dat de boel op smaak brengt, zou het een ramp zijn.

Word lid van HP/De Tijd