Spring naar de content
bron: ANP

Sporttypes III: de relativeerder, de verbeteraar en de sporthater

Frank Heinen schrijft in de maand juli over verschillende sporttypes: typeringen van mensen in en rond de sport. Deze week onder andere: de relativeerder, de gelukkige sporter, de neutrale toeschouwer, en de sporthater.

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

De relativeerder

‘Hoe ik me voel? Op zich net anders dan anders. Ja, beetje moe. Teleurgesteld? O, je bedoelt omdat we verloren hebben / ik ben uitgeschakeld voor de Olympische Spelen / ik de laatste bocht rechtdoor ging / we voor de hele wereld voor joker staan / ik tien jaar voor niks heb getraind. Nou ja, kijk: natuurlijk is het zonde dat je in de ultieme bocht / laatste minuut / finale / beslissende pot / laatste meters op deze manier onderuit gaat / het laat afweten / een verstandsverbijstering ervaart / leeg bent / zinkt, maar dat hoort natuurlijk ook bij de sport. Kijk, er kan er maar één winnen / goud pakken / wereldkampioen worden / loon naar werken krijgen, en natuurlijk hoop je dat jij dat bent, maar er zijn ergere dingen, kom op zeg. Het is maar zwemmen / schaatsen / voetballen / wielrennen / sport / een spelletje.

‘Wat ik zo ga doen? Een boek lezen / mijn moeder bellen / een tukje doen / in de zon zitten / een biertje drinken / trainen.’

De verbeteraar

Het is niet gezellig om met de verbeteraar naar sport te kijken. Overal ziet hij mogelijkheden tot verbetering. De verbeteraar is gespecialiseerd in aerodynamica, voedingsleer, schoeisel, tactiek, strategie, scouting, psychologie, pedagogiek, bouwmaterialen, rode bloedlichaampjes, witte bloedlichaampjes, marathonloperlichaampjes, nacht- en dagrust.

Waar anderen vermaak zien, ziet de verbeteraar een puzzel die erom schreeuwt opgelost te worden.

Briljante doelpunten hadden voorkomen kunnen worden, inzinkingen vermeden, balverlies had onschadelijk gemaakt kunnen worden en mislukte sprongen hadden wereldrecords kunnen worden. Naar het scherm roepen dat die of die er niks van bakt, is er niet bij als de verbeteraar in de buurt is, want hij – de verbeteraar is sowieso een hij – heeft altijd nog wel een statistiekje dat het tegendeel bewijst.

Waar anderen vermaak zien, ziet de verbeteraar een puzzel die erom schreeuwt opgelost te worden. En terwijl om hem heen iedereen zich door het spel laat meeslepen, gaat de verbeteraar op in de gedachte dat hij het spel onherstelbaar kan verbeteren. Er is, zo zegt hij om de haverklap, nog enorm veel ruimte voor verbetering.

Het is voor alle partijen zonde dat die ruimte tussen hem en de rest steeds vaker tussen hem de rest komt te liggen.

De gelukkige sporter

Geluk is een dammer, die fijn heeft gedamd. (© Herman Finkers).

De nostalgicus

Vroeger was alles beter. Dat beweert althans de nostalgicus, en hij kan er lang, uitvoerig en gedragen over spreken, in volzinnen die tussen tijdperken en levensverhalen meanderen, het een nog aangrijpender dan het ander. Het liefst zou de nostalgicus alle sponsors onmiddellijk zien vertrekken uit de sport. Als het aan hem ligt, worden de Spelen elke vier jaar in Olympia gehouden en wordt de Tour alleen op de radio uitgezonden, met commentaar van Jan Cottaar en met uitsluitend renners die aan een leven in de mijn of op het boerenland zijn ontsnapt. Voetballers mogen weer gaan roken, vindt de nostalgicus, en bij de 100 meter sprint moeten dopingtests verboden worden. Ook eist de nostalgicus dat Studio Sport weer Sport in Beeld gaat heten, en dat er bij baanwedstrijden weer grote motoren worden toegelaten. Het liefst zou de nostalgicus Anton Geesink nog elk groot judotoernooi afvaardigen en hij vraagt zich regelmatig waarom het programma Eurogoals ooit is gestopt. Tevens zit de nostalgicus in verschillende commissies en werkgroepen die pleiten voor de terugkeer van de worstenhelm, de derailleur op de buis, de blote voet in het marathonlopen en tennisrokken tot over de knie. Waarom het dwergwerpen ooit is afgeschaft, begrijpt de nostalgicus natuurlijk wel, maar het spijt hem stiekem toch.

Het liefst zou de nostalgicus alles veranderen zodat alles weer hetzelfde wordt als in zijn herinnering. Alleen Tom Egbers mag blijven, mits hij belooft ook de komende veertig jaar niet van uiterlijk te veranderen.

De neutrale toeschouwer

Welgemoed vertrekt de neutrale toeschouwer naar zijn werk. Of het leuk werk is? Ach, vervelend is het niet. 

De neutrale toeschouwer heeft niet zoveel met voorkeuren. In restaurants kiest hij altijd het dagmenu, in vakantiefolders omcirkelt hij de bestemming waar niets wervends over te melden valt. Ook is hij die ene persoon die over producten en diensten online afgewogen driesterrenrecensies schrijft. Op verjaardagen drinkt hij ‘wat op moet’ en met etentjes ‘is hij niet moeilijk’. Tijdens de gesprekken over politiek en kunst houdt hij zich afzijdig. Niet dat hij niet stemt, of kunst haat, maar hij vindt vaak voor alles wat te zeggen. Echte hobby’s bezit hij niet, al zijn er wel heel veel dingen die zijn interesse hebben. Maar de neutrale toeschouwer vindt op zijn tijd niksdoen ook leuk, hoor.

Terwijl de emotie zakt, drinkt de neutrale toeschouwer in alle rust een glas tonic zonder prik.

De neutrale toeschouwer weet al zo lang niet wat hij voor zijn verjaardag wil hebben dat hij al jaren niks meer krijgt. Zelf geeft hij op feestjes graag cadeaubonnen. 

Voor fans brengt de neutrale toeschouwer een mild soort medelijden op.

De neutrale toeschouwer heeft veel leuke contacten, maar geen partner of goede vrienden.

Soms, tijdens een uitzonderlijk spannende wedstrijd, voelt de neutrale toeschouwer een voorkeur voor een van de strijdende partijen opwellen. Om dit gevoel te onderdrukken, moet hij gaan liggen op een speciaal daarvoor geplaatste noodstretcher, lauwwarm handdoekje op het hoofd.

En terwijl de emotie zakt, drinkt de neutrale toeschouwer in alle rust en eenzaamheid een glas tonic zonder prik.

De sporthater

O nee sport, bah, daar moet de sporthater niets van hebben. Het is niet zozeer haat hoor, haast de sporthater zich te zeggen, het is meer een volkomen onbegrip over het waarom ervan. Het maakt nu eenmaal geen onderdeel uit van zijn of haar leven. De sporthater slaat de sportpagina’s in de krant over, maakt zich ernstig zorgen over het publieke geld dat er is gemoeid met het uitzenden van allerhande spelletjes tussen volwassenen en neemt zich tijdens de Olympische Spelen altijd voor een ingezonden brief te schrijven over waarom de winnaars worden gehuldigd en de verliezers niet, terwijl meedoen toch belangrijker is dan winnen. Het komt er nooit van, andere, vergelijkbaar boeiende gedachten komen ervoor in de plaats. En bovendien: sport is niet eens echt, het belang is volkomen fictief, het is maar een spel, aldus de sporthater, die een opvallend uitgesproken mening heeft over matchfixing, dopinggebruik en ander gemeen spel. Zelf houdt de sporthater het bij kunst, bij Russische romans en films van Louis Malle en eens per week naar het concertgebouw. Ook allemaal verzonnen, ook allemaal het gevolg van spel, maar dat, zegt de sporthater, is anders. Hoe anders, dat zegt de sporthater er niet bij.

Soms fantaseert de sporthater over een wereld zonder sport. O, hoe heerlijk zou dat zijn, hoeveel tijd en geld zouden mensen niet overhouden voor dingen die er wel toe doen. En dan, als de sporthater maar diep genoeg in zijn eigen ziel afdaalt, zal hij tot de conclusie komen dat hij het ontzettend zou gaan missen.