Spring naar de content
bron: anp

Sport en het belang van het onbelangrijke

Frank Heinen over het belang van sport. “Een leven zonder onbelangrijke dingen is onleefbaar.”

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

De onthouding is nog maar nauwelijks onderweg, maar het vooruitzicht van een langdurige periode zonder sport, zonder zelf sporten, zonder verse sport om naar te kijken en naar uit te kijken, schiet gaten in mijn gemoed. Teletekstpagina 801 is al praktisch leeg, op 601 worden alleen nog nieuwe afgelastingen opgesomd. Het enige wat op dit moment nog doorgang vindt, is de Wit-Russische voetbalcompetitie en het kandidatentoernooi in Jekaterinenburg. 

Schaken, is dat. Al kan het best dat wanneer u dit leest, het hele soepie in Jekaterinenburg in zelfisolatie is gegaan, want dat dagelijks door mensen uit de hele wereld bepotelen van die stukken kan nooit goed aflopen. Anderhalve meter afstand houden is ook een heel gedoe op een bord van veertig bij veertig centimeter.

Geen sport meer dus. Het EK is al weg, de grote tennistoernooien, de Giro en deze week zullen de Tour en de Spelen ook wel sneuvelen. Dan ligt de zomer open. Alleen niet maagdelijk leeg, als een grote vakantie die op de eerste vrije dag aan je voeten vleit. Meer desolaat, als een langdurige quarantaine zonder einddatum.

Voor mij is sport een vluchtheuvel, waar je op elk moment op kan sturen om de rest tijdelijk te vergeten. Het verkeer gaat wel door, je ziet het razen, maar jij doet er even niet meer aan mee. Als ik me met sport bezighoud – erover schrijf, ernaar kijk of het zelf doe – bestaat even alleen dat. Sport helpt me, het leidt me af, houdt me gezond, ontroert me en verbijstert me. Het herinnert me eraan hoe het was om kind te zijn, wat toen belangrijk was en aan hoe heilzaam spelen is, ook voor volwassenen.

Sport helpt me, het leidt me af, houdt me gezond, ontroert me en verbijstert me.

Ja, er is oude sport. Als pop-up stores in voormalige arbeiderswijken schieten ze uit de grond: integraal uitgezonden oude wedstrijden waarvan iedereen de uitslag al weet. Ik blijk er niet naar te kunnen kijken. Ik zou wel willen, maar het gaat niet. Het wakkert vooral mijn aanleg voor lamlendigheid aan. Oude sport is stilstaand, brak water. Sport is verrassing, geen geruststelling. 

Duizend keer gescoorde doelpunten, een miljoen maal gesoleerde solo’s en demarrages; ze vormen verhalen die kun je niet vaak genoeg herhalen, niet eindeloos genoeg bezingen. Draai ze grijs, die platen vol schoonheid en anekdotiek. 

Maar hele wedstrijden, in die muffe deken van voorspelbaarheid: nee.

Nu het brood er niet in zit, hoef ik geen kruimels. De honger is weg. Ik mis de sport, nogal, maar dan niet de sport zoals in Parijs-Nice (vorig weekend nog maar), of die laatste Champions League-potjes in door angst leeggeveegde stadions, in de stilte van de storm. Dat was brood, zeker, maar het smaakte beschimmeld.

Sport is in tijden van nood volkomen onbelangrijk, zeggen belangrijke mensen op een toon die suggereert dat alleen belangrijke zaken ertoe doen. En ja, sport is onbelangrijk. Of en hoe competities worden uitgespeeld, of toernooien worden afgelast is irrelevant. Het is vooral ellendig voor sporters zelf, die jaren trachten met hun lijf een groot verhaal te schrijven en op een ochtend wakker worden en zien dat het Document waar ze al jaren bloed, zweet en tranen hebben gepompt alleen nog uit nulletjes en eentjes bestaat. Wanneer het weer kan? Zien we dan wel, er zijn momenteel smeriger varkentjes te wassen. Nogal veel. Maar een leven zonder onbelangrijke dingen is onleefbaar. Het belang van het onbelangrijke wordt onderschat. Het gemis eraan ook. Het is misschien geen diep, Journaalhalend, belangrijk missen, dat van verse sport, en dood ga je er ook niet van, maar daar wordt het missen niet per se minder van. Het belang van sport is verzonnen, maar juist dat wat verzonnen is, voelt vaak echter dan dat wat er toch al was. Sport is een verzinsel dat geest en lijf gezond houdt; dat is meer dan wat je van veel niet-verzonnen zaken kunt zeggen.

Een leven zonder onbelangrijke dingen is onleefbaar.

Dit weekend stond een artikel in het NRC, over een petitie om de golfbanen in Nederland open te houden, in weerwil met de richtlijn dat alle sportclubs dicht moeten om te voorkomen dat de ellende de artsen de komende weken boven het hoofd groeit. Golfen, stelde de initiatiefnemer, is bij lange na niet zo slecht als naar de supermarkt gaan. En dat gebeurt tenslotte ook nog steeds. Een van de golfclubs die zich achter de petitie, die op moment van schrijven al meer dan 11.000 handtekeningen had, stelde: ‘Wij zijn geen sportclub, wij zijn een recreatiebedrijf.’

De golfbond zelf was het daar niet mee eens. Begrijpelijk: die werden zomaar opeens gedegradeerd van sportfederatie voor serieuze atleten tot een landelijke gezelligheidsvereniging voor hansworsten voor wie solidariteit een Rubiks kubus is, waaraan je je vruchteloos een ongeluk kunt draaien, zolang je de truc niet doorhebt. 

Dat doet sport óók. Het is er een van de mooiste, minst benadrukte kanten van. Dat je ervan leert. Dat je alleen kunt spelen als je de regels respecteert. Dat offers erbij horen, dat lastige tijden er zijn om je doorheen te slaan, al dan niet mét club. Dat de omstandigheden zich opvallend vaak, maar niet altijd naar je wensen plooien, dat je niet altijd krijgt waar je recht op denkt te hebben. En dat er zo af en toe een belang voorbijkomt dat jouw onbelang overstijgt, ook al is dat nauwelijks voor te stellen. Misschien kunnen die elfduizend ondertekenaars, zodra het weer kan, eens proberen écht aan sport te gaan doen. Mag best golf zijn. Dat is namelijk wel degelijk een sport, alleen hebben nog niet alle beoefenaars dat door.

Word lid van HP/De Tijd