Spring naar de content
bron: anp

Pieter Weening op weg naar de Girozege

Frank Heinen fantaseert over de Giro-eindzege van Pieter Weening. “Ik wéét dat het kan.”

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Zodra er weer gefietst mag worden, zal Pieter Weening dit doen voor wielerploeg Trek. Een uitstekende ploeg voor Weening, want niemand trekt zo prachtig aan zijn fiets als hij, in volle klim. Weening zal er, volgens de laatste berichten en als alles goed gaat, Vincenzo Nibali helpen de Giro te winnen. Zelf noemde Weening dat in een videobelgesprek met Omrop Fryslân een ‘moaie útdaging’.

Ik moet eerlijk bekennen dat ik tot nu toe niet enorm uitkeek naar de hervatting van het wielerseizoen. Ik bedoel: ik verheugde me er wel op, maar ik zag er op een bepaalde manier ook tegenop, dat koortsachtige alles afwerken in krap honderd dagen tijd. Alsof je het voor-, hoofd- en nagerecht in de blender gooit en als shake serveert, om tijd te besparen. Het bericht dat 25 oktober (mijn verjaardag) is uitgeroepen tot Super Sunday, met een beslissende Giro-tijdrit, een rit over de Tourmalet én Parijs-Roubaix maakte het niet beter. Het is waanzin. Begrijpelijke waanzin, maar toch. 

Voor mij is Parijs-Roubaix eigenlijk al te veel voor één middag, qua emotie.

Maar sinds ik weet van Treks nieuwe aankoop, zie ik het weer zitten. Ik weet niet of het allemaal doorgaat (Weening op de vraag of het allemaal doorgaat: ‘Ik wit dat net’), maar ik kan me er inmiddels weer uitvoerig op verheugen. Alles zal anders zijn, de wereld wordt nooit meer zoals-ie was, maar er blijven herkenningspunten waaraan je je kunt vastklampen.

Wanneer hij geen helm draagt, piekt het haar nog steeds opgewekt omhoog, in nineties-stekeltjes.

Pieter Weening is zo’n herkenningspunt. Gedurende zijn loopbaan zijn hele generaties renners opgekomen, gevierd en weer afgevoerd. Pieter Weening is nu 39, maar hij ziet er nog precies zo uit toen hij in 2005 in Gérardmer een Tourrit won. Wanneer hij geen helm draagt, piekt het haar nog steeds opgewekt omhoog, in nineties-stekeltjes. Het zou me niets verbazen als Pieter Weening zijn salaris nog terugrekent in guldens.

Destijds, in de Vogezen, zeiden mensen: over drie jaar wint Pieter Weening de Tour. Dat was de schuld van Bert Wagendorp, die Pieter Weening al jaren op de korrel had, en het plan had opgevat hem, via een rubriek in wielertijdschrift De Muur, op bovennatuurlijke wijze richting Tourzege te stuwen. Er bestaat een foto van Pieter Weening die net doet of hij een exemplaar van De Muur in tweeën scheurt. Symbolisch uiteraard, want Pieter Weening is dan misschien geen letterkundige, een boekenhater is hij ook niet. Bij sommige jonge wielrenners zou je kunnen vermoeden dat ze schrikken van een serie als die van Wagendorp. Er zijn zelfs mensen die al vochtige handpalmen krijgen als ze hun naam in één zin met het woord ‘Tour’ zien staan. Anderen zullen zich er juist over verheugen, of het als volkomen vanzelfsprekend beschouwen. Pieter Weening las het vast niet, en als hij het las, kan ik me niet voorstellen dat hij er veel emoties bij ervaren heeft. Ik vermoed dat hij Wagendorps voorspellingen ‘overdreven’ vond, wat ze ook waren, sterker nog: de serie was één grote, virtuoze oefening in overdrijving. Overdrijving kan helpen de fantasie op te rekken, om mogelijkheden te zien die zich net buiten het gezichtsveld van je verbeelding bevinden. Maar ja: aan overdrijving heeft Pieter Weening nu eenmaal het land. Pieter Weening komt, het is al vaak benadrukt, uit Harkema. Journalisten benoemen dat graag, omdat ze dan de rest van hun artikel kunnen schrijven over de ’Harekiet Weening’, wat natuurlijk mooi meegenomen is. Vóór Harkema het dorp van Pieter Weening was, was het de nederzetting waar de Veenstra’s woonden: twaalf broers en veertien neven en wat ooms en een enkele tante, die allemaal Veenstra heetten en een voornaam met een W hadden en die allemaal krankzinnig hard konden fietsen. Soms, als er een stofwolk langs de horizon trok (je kunt ver kijken, in Harkema), mompelden de boeren in zichzelf: ‘Dêr geane de Veenstra’s.’

In Harkema moet je je niet teveel verbeelden. En niet alleen omdat de werkelijkheid er al mooi genoeg is.

Het is een wonderlijk dorp, daar op de weg van Drogeham naar Augustinusga. Pedagoog Martinus Jan Langeveld schreef in 1952, in zijn rapport ‘Maatschappelijke Verwildering der Jeugd’, het volgende over Harkema: ‘Het is een berucht dorp: berucht door de vroegere, ruwe heidebevolking, waar vechtpartijen schering en inslag waren. Nog altijd is de bevolking opvliegend, om een kleinigheid wordt het mes uit de zak getrokken.’

Het is alsof iemand de opdracht heeft gekregen een karakter te schetsen dat zo ver als mogelijk van Pieter Weening af ligt. Van Weening is weinig bekend, maar opvliegend is hij in elk geval niet. Toen hij op de avond na zijn etappezege in 2005 live inbelde in De Avondetappe en Mart Smeets vroeg hoe hij zich voelde, antwoordde hij: ‘Kon minder.’

Was Pieter Weening in Schiedam geboren, of Tuitjenhorn of Gulpen, dan was het vermoedelijk allemaal heel anders gelopen. Niet beter, of minder, da’s niet te zeggen. Maar hoe dan ook: anders.

De kans dat Pieter Weening de Tour van 2008 nog gaat winnen, lijkt niet meer zo groot. Er zullen nog flink wat hertests moeten plaatsvinden om Wagendorps voorspelling te doen uitkomen, want Weening werd dat jaar 63ste in het eindklassement. Op zijn erelijst staan, vooralsnog, ritten in uiteenlopende rittenkoersen. Noem een etappewedstrijd en Pieter Weening heeft er in de afgelopen eeuw een keer een bergrit gewonnen. Hij heeft de roze trui gedragen en geweldige WK’s gereden. 

De kans dat Pieter Weening de Tour van 2008 nog gaat winnen, lijkt niet meer zo groot.

Nu, als 39-jarige keert hij terug op het hoogste niveau. Laat mij even vrijuit fantaseren, de fantasie maakt de weg vrij voor de werkelijkheid: dit najaar rijdt Pieter Weening de Giro, aan de zijde van Nibali, want de Tour laat hij aan Mollema, zo sportief is hij wel. Natuurlijk: hij begint als knecht, dat snap ik ook nog wel. Je kunt niet bij voorbaat al Nibali opzijschuiven, dat weet Pieter ook. Underpromise and overdeliver, zoals ze in Harkema zeggen. Nee, beginnen als knecht. Kalmpjes aan. Als waterdrager. En dan, halverwege de wedstrijd, als oktober zijn einde nadert en de regen in de Dolomieten overgaat in natte sneeuw, als Nibali en López en Valverde en Joost mag weten wie een voor een bevangen worden door kou en herfstdepressies, dan zal Pieter Weening, kind van een ruw heidevolk, boven komen. Hij zal zich in de dikke mist van de afdaling storten, op zoek naar een ontsnapte Colombiaan, die hij, op het moment dat het tv-signaal even hapert, in het ravijn zal knuppelen. Op weg naar de eindzege, op Super Sunday, 25 oktober. Noteer die dag maar vast.

Ik geloof dat het kan.

Wat heet, Pieter Weening maakt al bijna twintig jaar jaar deel uit van mijn leven, ik ken hem beter dan de meeste van mijn broekzakken: ik wéét dat het kan. Een moaie útdaging.

Word lid van HP/De Tijd