Spring naar de content
bron: pim ras/anp

Met Joop Zoetemelk gaat het elke dag een beetje beter

Zoetemelk is geen glorieuze glunderaar, hij is een ster met de zelfgekozen allure van een toevallige voorbijganger.” Frank Heinen over Joop Zoetemelk, die afgelopen week 75 jaar werd.

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Op televisie zong een zangeres.

Á bicyclette. Yves Montand.

Toen ze klaar was, zei Joop Zoetemelk: “Een heel mooi, Frans lied.”

Joop Zoetemelk werd 75. Om zijn verjaardag te vieren, zat hij aan tafel bij Margriet van der Linden. Zonder aanmoediging begon hij te vertellen, over de Tour en het WK en hoe blij hij was geweest toen hij won, en hoe oud precies.

De truien die hij eraan had overgehouden, lagen voor hem op tafel. De regenboogtrui was een beetje uitgelopen, die had wat te lang aan een hangertje gehangen.

“Nooit gewassen,” zei Joop Zoetemelk trots.

Hij was vaak in het nieuws, de laatste weken. De aftrap van een lange, omineuze aanloop naar zijn verjaardag was een groot stuk in De Telegraaf. Kop: ‘Tourlegende Joop Zoetemelk in zak en as na ongeluk’. Het ongeluk in kwestie betrof de aanrijding een jaar eerder, waaraan hij een dubbele onderarmbreuk, een wond aan zijn scheenbeen en beschadigde zenuwen overhield. Terwijl Joop Zoetemelk op straat lag, als een van een oplegger gevallen baal stro, kwam er een dame op hem af. Of ze iemand moest bellen.

Graag. De telefoon zat in zijn achterzak.

“Wat is de code?” vroeg de mevrouw. Ondanks de klap wist Joop het nog. De code was zijn rugnummer op de dag dat hij wereldkampioen werd. Ik weet ook niet precies waarom, maar zo’n detail is heel erg Joop Zoetemelk.

Na de klap kwam er nóg een klap. Dat was de revalidatie, die ellendig traag verliep. Het schoot niet op, het ging niet vooruit, de fanmail bleef liggen omdat hij nog geen pen kon vasthouden. Het enige wat hij kon doen, is zitten en kijken naar het kleine bos dat hij in zijn leven bij elkaar heeft gefietst, en of hij tussen de bomen nog een damhert ontwaarde.

En nu, op weg naar een kroonjaar, was er dus het nieuws dat het nog altijd niet ging, niet echt, niet goed. Zoetemelk werd gebeld door de radio. Was het echt zo erg?

Nee hoor, zei hij, het gaat nog steeds elke dag een beetje beter.

Maar dat stuk in De Telegraaf dan?

Dat wist hij ook niet allemaal precies meer.

Maar ging het dan wél goed?

En Zoetemelk herhaalde: elke dag een beetje beter.

De code van zijn telefoon was zijn rugnummer op de dag dat hij wereldkampioen werd. Ik weet ook niet precies waarom, maar zo’n detail is heel erg Joop Zoetemelk

Deze week was Zoetemelk weer op tv. Een blakende bejaarde, die zich met beschroomd plezier liet toezingen en fêteren. De enige keer dat ik Joop Zoetemelk ontmoette, in 2015, op een wielercafé in Utrecht, kreeg hij een staande ovatie van een uitverkochte zaal. Hij leek verrast, enigszins geschrokken zelfs. Alsof niet al 35 jaar overal waar hij zich vertoonde een ovatie werd voorbereid. Omdat hij nu eenmaal Joop Zoetemelk was. En omdat hij het zich kennelijk zo moeilijk kon voorstellen hoeveel plezier hij mensen had geschonken, dat die mensen zich genoodzaakt zagen elke gelegenheid aan te grijpen om hem dat duidelijk te maken. Zoetemelk is geen glorieuze glunderaar, hij is een ster met de zelfgekozen allure van een toevallige voorbijganger. Niet iemand voor de tv, ook niet voor de radio trouwens. Meer iemand voor een bos, en een paar damherten. Toch glunderde hij vorige week volop. Eerst bij M, later bij de NOS, waar hij inbelde om zich door Herman van der Zandt te laten feliciteren. Zoetemelk filmde zichzelf, zittend op de bank, van onderen, als de zeventigplusser die hij onmiskenbaar is. Achter hem: zijn tuin. De bomen waren kaal, de lucht grijs. En de beste Nederlandse wielrenner aller tijden vertelde nog maar eens hoe hij de dagen doorkwam. Beetje opruimen, beetje hannesen in de tuin.

“Rommelen, lawezomazeggen.”

Hij sportte ook weer een beetje. Binnen, in zijn eigen, bescheiden fitnesszaaltje op zolder. Tijdens het malen op de hometrainer luisterde hij naar oude platen. Elvis, Fats Domino. Als de plaat was afgelopen, was het tijd om een ander apparaat te proberen.

Later die dag zou de familie komen. Beetje eten, beetje praten, beetje door het bos lopen.

En daarna weer een plaat opzetten en een halve eeuw terug in de tijd fietsen. Ver weg van alle ovaties, en Franse liedjes, in stilte genietend, in een vage zweem van bescheiden geglunder. Fietsen, rommelen. Leven, lawemazozeggen

Elke dag een beetje beter.