Spring naar de content
bron: DE BENEN VAN BÜCHLI

Matthijs Büchli en de durf alles op het spel te zetten

Frank Heinen keek naar de documentaire De Benen van Büchli. ‘Büchli is een groot wielrenner. Letterlijk, en figuurlijk. Hij won Olympisch goud en zilver op de baan, tot hij op een dag dacht: nu ga ik wat anders doen.’

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Matthijs Büchli is zojuist gefinisht in de eerste rit van de Challenge Mallorca, een voorbereidingswedstrijdje in Spanje. Om hem heen: de zwijgende flats die horen bij een zomervakantiebestemming in de winter. Het is februari 2022, veel renners zien elkaar voor het eerst na maanden training, niet iedereen wil zich in zo’n eerste koersje al in de kaarten laten kijken. Stiekem dacht Matthijs Büchli dat hij misschien, wie weet, wel zou kunnen meesprinten. Moest hij wel even die berg over. Maar als dat eenmaal gelukt was, moest hij ze in een duel toch aankunnen, Girmay en Fortunato en zo.

Moest hij dus wel even die berg over.

Lukte niet: hij moest lossen. Niet eens op de berg, maar er ruim voor. De voorbereiding van een voorbereidingsklimmetje in een voorbereidingswedstrijdje was hem te veel.

Solo passeert Matthijs Büchli de finish, zoekt zijn ploeg op en blaast, zucht.

Het was moeilijk, zegt hij. Maar ja.

‘Moeilijke dingen zijn ook leuke dingen.’

Is dat zo? Ik ken meerdere moeilijke dingen die helemaal niet leuk zijn, zoals ik ook zo een paar makkelijke dingen kan opnoemen die óók leuk zijn. Makkelijk én leuk; dat is de gouden combinatie.

Maar misschien ligt dat voor topsporters anders.

Büchli is een groot wielrenner. Letterlijk, en figuurlijk. Hij won Olympisch goud en zilver op de baan, tot hij op een dag dacht: nu ga ik wat anders doen. Dat ‘anders’, dat werd de weg. Hij ging rijden bij Beat Cycling, een ploeg waar allerlei renners rijden die eens in de zoveel tijd wat ‘anders’ willen doen. ‘Anders’ vinden ze bij Beat minder anders dan bij de meeste andere profploegen. Hoe dat ‘anders’ uitpakt, is sinds kort te zien in De Benen van Büchli, een documentaire van Ziggo Sport.

Af en toe zie je beelden van Büchli’s vorige leven, op de baan. Hij keert ook een keertje terug naar het honk waar de beste baanrenners ter wereld met halters jongleren en de omvang van hun gigantische bovenbenen met elkaar vergelijken. Tot voor een paar maanden was die plek ook zijn thuis, en was Büchli nog een van hen, maar dat is voorbij. Kijk dan, zeggen ze, hij heeft ‘geen bovenlichaam meer’, en ‘nauwelijks benen’. Hij is een wegrenner geworden, en zijn vrienden kijken naar hem zoals je naar een ex-collega kijkt die nog eens langsfietst bij de videotheek waar jullie jarenlang samen de banden op alfabetische volgorde zetten.

De documentaire zit vol scènes waar de verwachting noodgedwongen plaatsmaakt voor hoop.

‘Wat is dat onder je snelbinders?’

‘O, dat? Dat is een Oscar die ik heb gewonnen voor mijn eerste, korte film.’

In De Benen van Büchli worden geen Oscars verdeeld.

Er wordt überhaupt niets gewonnen. Alleen op archiefbeeld.

Matthijs Büchli fietst vooral veel alleen. Hij wist dat hij zich aanmeldde voor een andere sport, maar wat dat betekende, dat ervaart hij proefondervindelijk. In Colombia fietst hij langdurig op hoogte, hij komt erachter hoe lang een wielerwedstrijd eigenlijk is, wat het betekent om topsnelheden te halen in een afdaling (in plaats van in de betrekkelijke veiligheid van de wielerbaan) en wat klimmen, écht klimmen precies inhoudt. Als hij in Colombia een stukje opfietst met Koen Bouwman en Tom Dumoulin, houdt hij het nog geen tien minuten vol. Zodra het asfalt stijgt, kan hij, de Olympisch medaillewinnaar, niet volgen.

Niet ‘een beetje niet’, maar ‘totaal niet’.

Op een volgend beeld zie je hem, op een paar duizend meter hoogte. Zittend in de berm pompt hij lucht in een leeggelopen band.

De documentaire zit vol scènes waar de verwachting noodgedwongen plaatsmaakt voor hoop. In Olympia’s Tour, een koers voor de beste jongeren van Nederland, wint Büchli een keer de sprint om de dertigste plek. Het is een voor buitenstaanders volstrekt onzichtbaar resultaat, ogenschijnlijk een prestatie van niks, een kruimel op de rok van Büchli’s fietsuniversum, maar zelf voelt hij dat het beter gaat, het is iets om zich aan vast te houden, terwijl hij de gevaren van het wegwielrennen leert kennen, zijn angsten tracht te beheersen, zijn fiets leert gebruiken (‘Ik heb vijftien jaar zonder remmen gereden’) en werkt aan zijn lange adem.

‘Als-ie hier in de straat gaat sprinten tegen Groenewegen,’ zegt zijn ploeggenoot Havik, ‘pompt-ie ‘m er vierkant uit. Maar ja.’

In de Scheldeprijs, het WK voor sprinters, verdwijnt Büchli na anderhalf uur uit koers.

‘Eerlijk gezegd had ik wel iets meer verwacht,’ zegt de Beat-mecanicien in de auto tegen de ploegleider.

‘Ja,’ knikt die. ‘Ik ook.’

In de laatste scène van De Benen van Büchli zie je de renner die beroemd werd in een van de meest steriele sporten onverdroten over kletsnatte keitjes hengsten. Het giet van de regen, in elke bocht piepen honderd remmen om hulp. Na afloop wordt Matthijs Büchli opgevangen door zijn ouders, die zonder enig voorbehoud trots zijn op hun kind. Op wat hij presteert, op zijn volharding, op hoe hij vooruitgaat, maar misschien nog meer: op de durf die hij had om alles op het spel te zetten en opnieuw te beginnen.

PS

In zijn volgens ProCyclingStats laatste koers van 2022, de Memorial Rik van Steenbergen, eindigde Büchli als 44ste, als laatste renner van de eerste achtervolgende groep. Het lijkt niet veel, maar wie Matthijs Büchli een beetje kent, weet: het belooft een hoop.