Spring naar de content
bron: ANP/OLAF KRAAK

Mark van Bommel en waarom zijn ontslag (ondanks alles) belachelijk is

In het voetbal krijgt de trainer altijd de schuld, meent Frank Heinen. Ondanks zijn jarenlang opgebouwde antipathie voor Mark van Bommel lukt het hem niet om blij te zijn met diens ontslag als trainer van PSV.

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

De afgelopen maanden overkwam Mark van Bommel wat ook Barack Obama ooit overkwam: in een oogwenk stak hij het stroompje over dat stroomt tussen het uiterlijk van een jongeman en dat van een vermoeide vijftiger. Beide mannen werden in nauwelijks een jaar tijd grijs. De stress trok diepe voren over hun gezicht.

In beide gevallen was de polsstok hun leidinggevende functie, een baas-zijn dat van enthousiasme en energie een bittere gelatenheid bakt. Van Bommel werd de laatste maanden vooral nog waargenomen met zijn neus diep in zijn trainersvest. Het werd steeds guurder, het laatste beetje charisma van zijn assistenten wapperde richting Belgische grens en op het veld passten Hendrix en Rosario de bal nog maar eens de verkeerde kant op.

Gisteren, in de Kuip, kreeg hij een laatste trap na. PSV verloor kansloos van Feyenoord en het enige doelpunt werd tien minuten vóór tijd gemaakt door Pereiro, de anti-Van Bommel: een wat wazige Uruguayaan die kan draven als een Arabische volbloed, maar meestal over het veld sjokt als iemand wiens fiets zojuist is gestolen. Pereiro scoorde die eretreffer op een al even karakteristieke wijze: met een stiftje uit een moeilijke hoek. Schoonheid die doel treft – harder kan je Mark van Bommel, cum laude afgestudeerd aan het Winnen Gaat Boven Alles-lyceum te Sittard, niet raken.

Soms zie je mensen op tv die je onmiddellijk voor zich innemen. Vaak zijn dat wat naïeve types, waarvan je ogenblikkelijk voelt dat hun oprechtheid hen al een boel ellende heeft bezorgd. Aandoenlijke mensen, met een groot hart en een talent voor pech. Als ik niet zo’n hekel aan vreemde lijven had, zou ik ze door het scherm heen willen omhelzen.

Van Bommel is geen man waar je een omhelsimpuls van krijgt.

Zo iemand is Mark van Bommel niet. Ik ken niet veel mensen die zich persoonlijk tot hem voelen aangetrokken. Dat ligt vast een beetje aan mijn omgeving, maar vermoedelijk toch ook een beetje aan hem. Van Bommel is geen man waar je een omhelsimpuls van krijgt. Daarvoor is hij te zakelijk, kijkt hij te scherp uit zijn ogen. Bij Van Bommel heb je het gevoel dat hij altijd alles goed voor zichzelf regelt. Dat hij, wanneer er plotseling een streep getrokken wordt, altijd opduikt aan de goeie kant. Corveeroosters pakken altijd in zijn voordeel uit, en net als hij zich een keer verslaapt, valt het eerste uur Duits uit. Zo’n jongen. Iemand die zó gewend is aan winnen dat verlies hem voorkomt als een administratieve vergissing. Bovendien is enige geniepigheid bij Van Bommel nooit veraf geweest. Wanneer de spelregels een keurig bochtje vereisten, stak hij nog wel eens een stukje af. Hij was een goede voetballer, wiens slimheid af en toe in sluwheid vergleed. Geen geweldpleger, meer een stiekeme knijper. Mensen die daar een poster van boven hun bed willen, zijn gelukkig zeldzaam.

Kortom: toen Mark van Bommel trainer werd van PSV, hoopte ik onwillekeurig dat de club zou vastlopen in een drijfzand van negativiteit. In het begin leek het daar totaal niet op: de ene aantrekkelijke speler na de andere dook er op. Er wordt aangevallen, geshowd en gescoord. Het gebeurde allemaal in de schaduw van Ajax, maar het PSV van Van Bommel was een team waar je voor ging zitten.

Net toen ik op het punt stond Van Bommel dankbaar te worden dat hij Malen en Ihattaren en Gakpo van de reservebank had geplukt en voor ons had tentoongesteld, begon het verliezen. De ene wedstrijd nog afzichtelijker en geestdodender dan de andere. De spelers die me op een haar na van hun trainer hadden laten houden, stortten diezelfde trainer nu in een bodemloze put ellendevoetbal. Wie zijn vijand werkelijk wilde raken, gaf hem of haar een kaartje naar een van die laatste Europa League-wedstrijden in het Philips Stadion. Als ongeïnspireerd voetbal een slaapmiddel is, dan was PSV de laatste weken een levensgevaarlijke overdosis.

Beginnende trainers zijn lijfwachten die in de baan van elke verdwaalde kogel worden geduwd.

Het was een gouden gelegenheid om Van Bommel uit te lachen, om hem de schuld te geven van alles en nog wat, en er desnoods nog dat moment uit 2005 bij te halen, toen hij in de halve finale tegen Milan Ambrosini…. Maar het lukte me niet. Ondanks mijn langjarige antipathie kon ik onmogelijk genieten van de val van een beginnende trainer die werd opgezadeld met een karrenvracht matige spelers, aangevuld met een paar geweldige talenten, en daarmee tijdenlang onVanBommeliaans mooi voetbal wist te spelen. Als je goed luisterde, kon je toen al de crisis in de verte horen rommelen. Je kunt niet een seizoen lang mooi spelen met zoveel matige spelers.

In het voetbal krijgt de trainer altijd de schuld. Zelden de mensen die hem hebben aangesteld, die hem wat oud schroot in de maag hebben gesplitst en hebben gezegd: maak daar maar een sportauto van. Bijna nooit wordt er gevraagd hoe het eigenlijk kan dat een beginner sommige fouten kan maken, terwijl zijn schoonvader annex vicewereldkampioen naast hem zit te suffen. Dat was bij Jaap Stam – ook geen omhelsbare ex-speler – zo, en dat is bij Van Bommel niet anders. Beginnende trainers zijn lijfwachten die in de baan van elke verdwaalde kogel worden geduwd.

Clubs en supporters zijn klanten die onmiddellijk actie verwachten als het product tijdelijk ondeugdelijk blijkt. Snelle actie suggereert daadkracht, maar is in werkelijkheid niets anders dan een in een saus van proactiviteit gesmoorde onkunde. Iets slopen is niet beter dan de bouw corrigeren. Ik zal niet zeggen dat je met het wegdoen van trainers alsof het plastic bekertjes zijn het voetbal sloopt, maar je repareert er hoe dan ook niet dát mee wat wezenlijk kapot is.