Spring naar de content
bron: anp

Marianne Vos, bescheiden kolos

Af en toe vergeet je hoe groot Marianne Vos is, schrijft Frank Heinen. “De nieuwe Nederlandse kampioen veldrijden bij de vrouwen is een vriendelijke reuzin van niet te overschatten omvang, een bescheiden kolos.”

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

De lucht boven West-Brabant veranderde steeds opnieuw van humeur. Dan weer troepten de wolken kleumerig samen, dreigend en donkergrijs, en dan weer barstten ze open, en legden ze stroken van de hemel bloot, in een zacht, onwerkelijk lichtblauw.

Het was het NK veldrijden en Marianne Vos reed op kop.

Marianne Vos rijdt altijd op kop, voor mijn gevoel althans. Al een leven lang. Haar eerste NK-medaille behaalde ze in 2003. Ze was toen vijftien jaar. 2003. Saddam runde nog Irak, Amalia was nog slechts a blink in the king’s eye en Marianne Vos haalde brons in Huijbergen, achter Corine Dorland en Daphny van den Brand, namen uit de vroege pruikentijd van de cyclocross.

En nu, op twee dagen na 19 jaar later, reed Marianne Vos op kop.

‘Zie dit nu maar eens dicht te rijden,’ zei de commentator, precies op het moment dat het gat te groot geworden was om ook maar aan dichtrijden te denken.

Het was een eerlijke aanval. Niet eens een aanval, goedbeschouwd. Meer een versnelling uit verveling. Niemand volgde. En ja, dan rijd je maar door. En dan word je maar Nederlands kampioen, voor de zevende keer. Je moet toch wat.

Toen ze over de finish reed, huilde ze.

Juist op die momenten is het goed om jezelf er even aan te herinneren dat Marianne Vos kolossaal is, dat ze meer overwinningen vergeten is dan de meeste andere wielrenners ooit zullen behalen

Af en toe vergeet je hoe groot Marianne Vos is. Als ze een keer niet wint bijvoorbeeld, of als ze moet lossen in een wedstrijd die te zwaar is voor haar. Dan denk je in al je vernietigende onwetendheid: mwoah. Soms wordt ze verslagen door iemand die vijftien jaar jonger is. ‘Je tijd is geweest,’ denk je dan onbarmhartig, alsof het over een oude zwabber gaat waarvan de haren beginnen los te laten. Juist op die momenten is het goed om jezelf er even aan te herinneren dat Marianne Vos kolossaal is, dat ze meer overwinningen vergeten is dan de meeste andere wielrenners ooit zullen behalen. Zelf zal ze je er niet aan herinneren; zelf stelt ze zich liever bescheiden op, vriendelijk, op de terughoudende manier van iemand die weigert te tonen of die vriendelijkheid vanzelf komt, of dat er voor in de reserves voor moet worden getast. Alle agressie, alle eerzucht blijft bij Marianne Vos achter op de streep. Toen ze na het weg-WK in Leuven werd geïnterviewd, was zij de enige Nederlandse bij wie de stoom van nauwelijks ingehouden woede niet in kleine pluimpjes door de luchtgaten van haar helm kringelde. Terwijl: de zoveelste tactische flutkoers had haar het wereldkampioenschap gekost, haar was iets ontnomen, zij was het die reden had om een paar teamgenoten-voor-een-dag door het decor te slingeren. Maar dat deed ze niet, want Marianne Vos doet dat soort dingen nu eenmaal niet. Ze kijkt naar zichzelf, naar wat zij anders had kunnen doen, naar het moment waarop zij tekortschoot. Meer dan een beteuterde blik, als iemand die nog liever met haar blote voeten in de hondenpoep gaat staan dan dat ze haar ploeggenoten afvalt, kon er voor de tv-camera’s niet vanaf.

Vos kijkt naar zichzelf met de blik van de recensent die elke verkeerd geplaatste komma in een boek van een persoonlijke vijand breed uitlicht in zijn recensie. In dat opzicht lijkt ze wel wat op Tom Dumoulin; allebei verkeren ze in de voortdurende twijfel of het eigenlijk wel zin heeft, hun werk, of ze wel recht hebben op de complimenten, de aandacht, de verering. Wat dragen ze nou helemaal bij? Dumoulin en Vos zijn allebei bèta’s: de een schreef zich ooit in voor een studie Medicijnen, de ander begon daadwerkelijk aan Biomedische Wetenschappen, maar moest die opleiding voortijdig beëindigen. Allebei weten ze hoezeer hun talent hun wereld vernauwt, en allebei begrijpen ze dat die vernauwing een voorwaarde is voor succes.

Vos kijkt naar zichzelf met de blik van de recensent die elke verkeerd geplaatste komma in een boek van een persoonlijke vijand breed uitlicht in zijn recensie. In dat opzicht lijkt ze wel wat op Tom Dumoulin; allebei verkeren ze in de voortdurende twijfel of het eigenlijk wel zin heeft, hun werk, of ze wel recht hebben op de complimenten, de aandacht, de verering

Voor iemand die ogenschijnlijk zo veel aanleiding heeft om tevreden te zijn met zichzelf – beste vrouwelijke wielrenner ooit, intelligent, bescheiden, vriendelijk, sociaal bewogen – spreekt Vos vaak over haar onzekerheden, over de wens om aardig gevonden te worden door iedereen, over haar sociale perfectionisme, over de drang een bijdrage te leveren op ieder vlak, over hoe ze de neiging om het iedere halvezool die haar pad kruiste naar de zin te maken, had moeten leren onderdrukken. ‘Je kunt niet met iedereen koffiedrinken,’ stelde ze vast. Geen speld tussen te krijgen. Dat geldt trouwens voor iedereen, maar misschien net een beetje meer voor een van de grootste sporters die Nederland ooit heeft gekend, een sporter bovendien die niet fietst om haar erelijst vol te krijgen (die is al lang vol, zo vol dat het pijnlijk wordt voor andere erelijsten), maar omdat ze zich prettig voelt op de fiets, omdat ze het uiterste uit zichzelf wil blijven halen, omdat het nooit genoeg is, ook al is het nu al eindeloos veel meer dan wie dan ook zou hebben durven verwachten.
En het is omdat ze het zelf nooit zal toegeven, dat anderen het voor haar moeten blijven herhalen: zonder Marianne Vos was het vrouwenwielrennen niet waar het nu is, zonder haar hadden we zondag niet eens live naar de vrouwenwedstrijd kunnen kijken. Veel van de renners die Marianne Vos momenteel trachten te bedreigen, waren mogelijk nooit gaan fietsen als Marianne Vos er niet was geweest. Marianne Vos is niet zomaar de beste wielrenner ooit, maar ook het bewijs dat je nietsontziend en allesontziend tegelijk kunt zijn, een herinnering aan alle gevoelige mensen dat de ongevoeligen echt niet altijd de buit onder elkaar verdelen, een voorbeeld voor iedereen die hoopt dat goeie zin krachtiger benzine is dan eerzucht.

De nieuwe Nederlandse kampioen veldrijden bij de vrouwen is een vriendelijke reuzin van niet te overschatten omvang, een bescheiden kolos.