Spring naar de content
bron: anp

Julian Alaphilippe en een lege plek op de eerste rij

Frank Heinen over Julian Alaphilippe, die gisteren de eerste bergrit won in de Tour de France: “Alaphilippes hoofd oogt misschien als dat van een crooner in een naar schrale pis ruikende nachtclub, zijn koersstijl is die van een wesp op een limonadeproeverij.”

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Zondagavond, een kwartiertje na de finish van de tweede etappe, verscheen Julian Alaphilippe voor de camera van France 2. Hij droeg de gele trui, alsmede een mondkapje over neus en mond – niet geel – en een petje van de sponsor. Miljoenen mensen keken hem in de ogen, het was alles wat er van Julian Al te zien viel.

Al bij de tweede vraag vulden zijn ogen zich met tranen.

Je kent de uitdrukking, en toch zie je het zelden live gebeuren. Julian Alaphilippes ogen vulden zich als twee kleine vissenkommen die je onder de stromende kraan hebt laten staan. Eerst halfvol, toen driekwart, en uiteindelijk stroomden ze onherroepelijk over.

Je zou zeggen dat Alaphilippes tranen op waren. Direct na de finish was hij al op een stoeprand gaan zitten, en in huilen uitgebarsten.

Enkele weken voor zijn debuut in de Tour de France, in de zomer van 2016, nodigde Julian Alaphilippe een cameraploeg van de regionale tv-zender thuis uit. Enkele opvallende zaken in die reportage:

  • Julian Alaphilippe komt uit de buurt van Montlucon, een stad in een vergeten deel van het land, een gebied vol weilanden en hogesnelheidstreinen die nooit eens vaart minderen. Roger Walkowiak komt ervandaan, de dofste Tourwinnaar van vroeger, nu en de verre toekomst. Julians broer Anthony zei ooit over hun stad: ‘Het enige stimulerende aan opgroeien in Montlucon, is dat je hard je best doet om er ooit weg te komen.’
  • Het huis van de familie Alaphilippe was wit. Spierwit, Zuid-Spaans-vakantiewoningwit, opvanghuis voor mensen met een kleurenallergie-wit.
  • In iedere ruimte stonden bokalen, bekers, hingen medailles, en allemaal waren ze van dezelfde monsterachtigheid die geldt als minimumeis voor wielertrofeeën.
  • Jo, Julians vader, bleek een bejaarde charmezanger die aan de keukentafel de kranten doorspitte op zoek naar berichtjes over zijn zoon. Jo had een eigen groupe de bal die al een halve eeuw optrad op dorpspleinen, in discotheken, op bruiloften, het voorprogramma van Johnny Hallyday of waar men verder ook maar de noodzaak van klassiek-Franse muzikale omlijsting voelde. Jo Philippe (eigenlijk Jacques Alaphilippe) was wat Rik Felderhof wilde zijn: Franser dan in Frankrijk wettelijk toegelaten. Vaak kwam hij bij het ochtendgloren pas thuis van zijn optredens, wankelend van de pastis – áls hij al thuis kwam. Losbandigheid kende geen tijd.

Met terugwerkende kracht was dat laatste nauwelijks een verrassing. Als Julian Alaphilippe, intussen alweer een paar jaar de zenuwlijer-in-chief van het internationale peloton, al op iets of iemand lijkt, dan toch op een bejaarde charmezanger in de dop, met dat gezicht dat niet lijkt te kunnen wachten om definitief in de Jan Mulder-plooi te zakken.

Alaphilippes hoofd oogt misschien als dat van een crooner in een naar schrale pis ruikende nachtclub, zijn koersstijl is die van een wesp op een limonadeproeverij. Hij zoemt over de heuvels, cirkelt minutenlang ergerlijk rond het gezicht van tegenstanders, stijgt op, strijkt weer neer, versnelt, vertraagt, op weg naar een rust die steeds elders blijkt. Alaphilippe bezit van nature wat veel sporters met een uitzonderlijk talent zich in de loop der jaren aanmeten: een ogenschijnlijk vanzelfsprekend overwicht op anderen, binnen en buiten de wedstrijd. Star quality. Sagan is een type-Alaphilippe, Evenepoel was al een type-Alaphilippe nog voor-ie koffie lustte, wijlen Frank Vandenbroucke was een type-Alaphilippe-avant-le-Julian. Types-Alaphilippe vervullen je met een verwarrende cocktail van verbazing, bewondering en afgunst, maar je moet naar ze kijken. Niet omdat ze om je aandacht bedelen, maar omdat ze die afdwingen. Als je ze verslaat, hou je altijd het idee dat je het ergens, tussen de regels van de feiten door, toch tegen ze hebt afgelegd. Hun talent krijg je als tegenstander ongevraagd in het gezicht geduwd, het ligt altijd op de middelste plank, op ooghoogte, en het wordt gestut door de boekensteunen lichtzinnigheid en luidruchtigheid. Vaak kunnen ze ook nog allerlei andere dingen goed, zodat het lijkt alsof dat hele wielrennen meer toeval is dan strategie. Alaphilippe zat nog even op het conservatorium, er schuilt een veelbelovend drummer in hem, zeggen ze.

Als Julian Alaphilippe al op iets of iemand lijkt, dan toch op een bejaarde charmezanger in de dop

Types-Alaphilippe zouden verboden moeten worden.

Types-Alaphilippe hebben altijd wind mee, zelfs als alle vlaggen de andere kant op wijzen.

Types als Alaphilippe zijn overal op hun plek, omdat ze zelf de plek zijn.

Althans: die indruk wekken ze.

Een paar maanden geleden, in de dagen vóór wat het openingsweekend van de Tour de France had moeten zijn, stierf Jacques Alaphilippe, alias Jo Philippe. Hij was al oud, en van wielrennen had hij nooit iets begrepen. Toch miste hij geen koers. Vorig jaar keek hij naar alle ritten, ritten waarin zijn zoon het grootste deel van de tijd uitblonk, of hij nu won of loste. Na elke etappe belde Julian zijn ouders op. Op de Champs Elysées, na de laatste etappe, omhelsden ze elkaar. Het hyperactieve kind en de boemelende schnabbelzanger.

Julian en Jacques, twee types-Alaphilippe, altijd aan het optreden.

Toen ik gisteren Dries Devenyns op de Col d’Eze op kop zag rijden, herinnerde ik me dat Alaphilippe regelmatig bij de familie Devenyns logeert, omdat daar de regelmaat heerst die hij zo mist, ook op de fiets lijkt het soms. Na elke wedstrijd ligt hij uren wakker, appt met Jan en alleman en struint ’s nachts over de gangen van het hotel. Op zoek naar publiek, eeuwig op zoek naar publiek om hem rustig te krijgen.

Gisteren, zittend op een stoeprand in Nice, realiseerde hij zich dat hij er weer eens in was geslaagd om van de koers een optreden te maken, van de Tour een feestzaal vol lachende en dansende toeschouwers. En toen zag hij, op de eerste rij, recht voor het podium, voor het eerst die lege plek.