Spring naar de content
bron: anp

Jasper Stuyven en een bijna-perfecte dag

“Nooit is vierde plek de meest terneerslaande plek in een wielerkoers, behalve tijdens een WK. In je eigen land. In je eigen stad. In je eigen straat. In de zon.” Frank Heinen over Jasper Stuyven en het WK wielrennen in Leuven.

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

We stonden in een café. Het café heette De Fiere Margriet. Goeie naam.

Overal om ons heen stonden, zaten en hingen mensen. Vlamingen vooral. Uitgelaten Vlamingen. De meeste Vlamingen zijn niet vaak uitgelaten, maar ze kunnen het wel zijn, het is een talent dat ergens diep binnen in hen ligt opgetast, op een vliering van de ziel. Wanneer de Vlaming zijn lang opgespaarde uitgelatenheid de vrije teugel laat, bijvoorbeeld tijdens een WK wielrennen, kijkt hij met een zekere verwondering naar zichzelf en de zijnen. Ben ik dit? Zijn wij dit?

Er gingen planken rond met kaas en worst en worst en kaas en om de zoveel tijd maakten de renners een scherpe bocht naar links en stoven aan De Fiere Margriet voorbij. Samen met de Vlamingen keken we naar het voortglijden van de renners, dat er van dichtbij gek genoeg onwerkelijker uitziet dan van op afstand. Hoe dichter je het wielrennen nadert, hoe minder echt het lijkt.

Er gingen planken rond met kaas en worst en worst en kaas en ik dacht aan Eddy Planckaert, oud-kampioen en tegenwoordig analist, die een paar honderd meter verderop, in een aquarium dat deed denken aan de loge van Caesar in het Colosseum, zat te wachten tot hij de natie mocht toespreken. Ik heb wel eens achter Eddy Planckaert door een oplossende wielermenigte gelopen. Een soort Mozes, met steviger dijen. Jarenlang heeft Eddy Planckaert geprobeerd geld te verdienen in Oost-Europa. Hout in Litouwen, vloeren in Polen, of andersom. Gedoe. Het werd geen succes. Daarna liet hij zijn hele leven filmen en ventte dat uit op televisie. Terwijl: hij hoefde niets te doen. Hij was Eddy Planckaert, oud-winnaar van de Ronde van Vlaanderen. Het duurde lang voor Eddy Planckaert zich realiseerde dat je in Vlaanderen als oud-winnaar van de Ronde van Vlaanderen je leven lang oud-winnaar van de Ronde van Vlaanderen kunt zijn.

Vlamingen houden meer van de koers dan van zichzelf. Of misschien is het zo: Vlamingen houden vooral van zichzelf op momenten dat ze van de koers kunnen houden

En de koers jakkerde voort. Kasseiklim op, kasseiklim af. Favorieten erop, favorieten eraf. Van der Poel en Van Aert wrongen zich door de bochten, in hun gestaltes kon je precies zien op welk moment een kromming een vorm van buigen wordt. Wanneer de koplopers het centrum naderden en de tv-helikopter aangewiekt kwam, rolde de uitgelatenheid door de straten. Vlamingen houden meer van de koers dan van zichzelf. Of misschien is het zo: Vlamingen houden vooral van zichzelf op momenten dat ze van de koers kunnen houden.

Er gingen planken rond met kaas en worst en worst en kaas en ik dacht aan Michel Wuyts, die zijn laatste wedstrijd voor de openbare omroep van commentaar voorzag. Zijn kleinkinderen waren van de partij. Wuyts is de soundtrack van de koers geworden, hij hoort erbij, zoals krekels bij Zuid-Europese nachten, of het geklots van de branding aan zee. Ook zonder Michel Wuyts rijdt het wielrennen onvermoeibaar door, maar voortaan wel met een klein, nauwelijks merkbaar slagje in het wiel.

En er gingen planken rond met kaas en worst en worst en kaas en zo’n klein bakje met schijfjes augurk en ik dacht aan Jasper Stuyven, die rondraasde in zijn eigen utopische droomwereld. Stel je voor: er wordt een wereldkampioenschap georganiseerd in je eigen stad. Is al ontzettend leuk. Stel je voor: je bent precies oud genoeg om mee te doen. Uitzonderlijk leuk. Stel: je bent schaduwkopman. Stel: je hebt een goeie dag. En stel: je kopman, de grote favoriet, de superster, heeft dat niet. Stel: je belandt in de laatste ronde, in een achtervolgend groepje met renners die je op elk moment van de dag, op elke dag van het jaar zou kunnen verslaan in een sprint. In jouw stad, in jouw straten, waar jouw familie een chocolaterie uitbaat.

Iedereen was trots, iedereen was blij, de hele wereld gloeide nog na van een heerlijke koers, een perfecte dag. Iedereen, behalve Jasper Stuyven – wat toch niet helemaal terecht voelde

Kan het zoeter?

Jasper Stuyven werd vierde. Nooit is vierde de meest terneerslaande plek in een wielerkoers, behalve tijdens een WK. In je eigen land. In je eigen stad. In je eigen straat. In de zon.

Vierde. Zó veel en toch: niets.

Na afloop sjouwde Stuyven zijn fiets de perszone binnen. Een woud van microfoons, draden, camera’ en vragende ogen. Hij zou het liefst omkeren, terug naar vlak voor die sprint, die hij onder elke andere omstandigheid gewonnen had, behalve in die ene die ze ‘werkelijkheid’ noemen. 

Iemand vroeg hoe zuur het was. En Michel Wuyts ging op de schouders en Eddy Planckaert riep België uit tot wereldkampioen wereldkampioenschappen organiseren en er gingen planken terug naar de keuken zonder kaas en worst en worst en kaas – alleen van de augurk had niemand gegeten.

Keizuur, mompelde Stuyven en hij bleef eenzaam achter, met om zijn nek de molensteen van plek nummer vier. Iedereen was trots, iedereen was blij, de hele wereld gloeide nog na van een heerlijke koers, een perfecte dag. Iedereen, behalve Jasper Stuyven – wat toch niet helemaal terecht voelde.