Spring naar de content
bron: Arthur van Amerongen

Influencer Don Arturo: Marokko is een geweldig vakantieland!

Waarschuwing vooraf: dit is geen satire.

Natuurlijk ben ik geen Sylvie Meis, vrienden. Vooruit, we hebben ‘m allebei niet met plassen versleten maar daar houdt iedere vergelijking dan ook op. Over de tonus van onze respectievelijke artiesteningangen doe ik hier geen bindende uitspraken want de kinderen lezen mee.

Sylvie is machtig. Als zij op kosten van Neckermann of Tui een weekje naar de Malediven mag, volgen in een mum alle Opel Manta-rijders uit het Roergebied plús hun kapstertjes met beauty cases.

Als ik daarentegen roep dat iedereen naar Marokko moet komen omdat het een geweldig vakantieland is, zijn hoon en spot mijn deel. Niemand gelooft mij maar toch is het waar! Marokko heeft geweldige stranden, een sublieme keuken, een perfect klimaat en het land is spotgoedkoop. Wat wil de Hollandse kaaskop nog meer?

In welk land mag je nog heerlijk roken in patisserieën, restaurants, kroegen en hotelkamers? Het lijkt me dan ook geen goed plan dat Marokko zich aansluit bij de nicotinehaters van de Europese Unie, zoals mijn vriend Frans Timmermans onlangs voorstelde.

Ja, hoor ik eng-rechts nu roepen: maar Marokko is hartstikke islamitisch en alcohol is er streng verboden.

Nou, daar heb ik niks van gemerkt hoor. In Tanger kan je naar feesttenten als Rubis de Tanger in de Pepe-straat, Le Coeur de Tanger aan de Place de France, uiteraard naar de legendarische Club 55 en de El ConTacto bij de haven en dan zijn er nog honderden ‘waterholes’ nabij het Malabata-strand.

Ik zag heel veel lelijke, vadsige, witte Europese cisgenderheteromannen met bloedmooie &  piepjonge Marokkaanse dames en niemand die er kwaad van sprak. Kom daar maar eens om in Nederland! Als je daar de deur openhoudt voor een spichtig millennialjuffie, word je voor verrotte vis en verkrachter uitgemaakt.

Tanger is natuurlijk een verhaal apart, zoals ik laatst al schreef in mijn Volkskrant-cursiefje: die legendarische stad waar de Rolling Stones kind aan huis waren en morfinisten, opiumschuivers, absintzuchtigen en knapenschenders als Truman Capote, William Burroughs, Allen Ginsberg, Tennessee Williams, Gore Vidal, Jean Genet, Francis Bacon en Paul Bowles alles deden wat Allah verboden heeft.

In het verleden was ik uiteraard in Casablanca, Rabat, Essaouira, Marrakech en Fez maar dit keer beperkte ik de reis tot het noorden van Marokko, het woeste gebied dat van de zestiende tot de negentiende eeuw Barbarije werd genoemd. In Essaouira heb ik trouwens nog een keer Jimi Hendrix ontmoet in hotel Du Pacha, dat nu hotel Riad al Medina wordt genoemd, maar omdat niemand van mijn lezers weet wie Jimi Hendrix was, ga ik hier verder geen woorden aan vuil maken.

Na Tanger vertrok onze karavaan naar Chefchouan, dat ook wel het Valkenburg van het Rif-gebergte wordt genoemd. Ik had in de Viva een hele leuke (embedded) reportage gelezen, dat je er zo fijn kunt winkelen in de soek, en dat ze hartstikke mooie tassen en portemonnees verkopen, en dat je heel ontspannen muntthee kunt drinken terwijl je geniet van de zonsondergang en de indrukwekkende bergen rondom. Mijn maat Ivo wilde dat allemaal niet want die wilde bier, bier en nog eens bier. IJskoud bier zelfs. Heel Chefchouan is echter drooggelegd, op hotel Parador na. Dat droevige hotel deed me denken aan Praag in de vroege jaren tachtig. De bediening was niet bepaald vrolijk, geïnteresseerd en verfijnd, het eten was oostblokkerig en terwijl ik de tajine naar binnen propte, voelde ik de wraak van de Farao én van Montezuma opborrelen.

In de wc was het licht kapot en het wc-papier op. Er was ook geen bidet. Voor de barbaren onder ons: een bidet is een laag geïnstalleerd onderdeel van het sanitair of een type wasbak voor het wassen van de uitwendige geslachtsorganen of de anus. 

Wel was er een fonteintje, op ongeveer een meter hoogte. Ik ben toen met een been – dit alles in het donker – op de pot gaan staan, en het andere been parkeerde ik op het fonteintje, met het risico dat dat van de muur zou afbreken want ik ben flink aangekomen deze reis. Goed, met het dunne straaltje water heb ik, scheppend zo goed en kwaad als dat ging, mijn kontje schoongeveegd. Gelukkig was ik aan de slingerpoep en dat maakte de reiniging wel wat makkelijker.

Het kan natuurlijk altijd erger. Ik was eens aan de racekak in Cairo en ben toen een toilet van het Marriott in gevlucht. Ook weer het licht kapot! Ik ging boven de westerse toiletpot hangen en beng: massive mudslide! Wat bleek nou? Het deksel zat nog op de pot. Wat een ravage was dat, beste mensen. Alsof het riool van Calcutta ontploft was. Natuurlijk was ook daar het pleepapier op (het deed mij denken aan het sanitair van de Nederlandse Spoorwegen) maar ik had gelukkig mijn hagelwitte jellabija aan en daarmee heb ik mij schoongeveegd. Ik had veel bekijks op straat die dag want ik wandelde in een wolk van vliegen.

Het bier in de Parador te Chefchouan was duur en lauw, en het wemelde er van de Viva-meisjes die hier via een Groupon-aanbieding waren gekomen om aanstaande maandag met de plaatselijke bevolking het slachtfeest mee te vieren.

Ik wilde dus terug naar de verkoeling van de kust (het was 46 graden in Chefchouan) en Martil, de badplaats van Tetouan, leek ons de beste oplossing. Ik was daar al eens geweest met Rob Muntz voor een prijswinnende driedelig radioserie waarin wij een Marokkaanse gangsterrapper uit Almere volgden. We kijken even naar de beelden. Knap was ik toen he!

Muntz_van_Amerongen_en_Bilal

In Martil zat een heerlijk familiehotel en daar heb ik, in de hoedanigheid van influencer, de foto genomen die boven dit stukje staat. In het zwembad spartelden honderden kindertjes en een hippe discjockey draaide van 10 uur ‘s ochtends tot 3 uur ‘s nachts vrolijke Arabische muziek. Ivo had biertjes gehaald in de Carrefour in Tetouan en we hadden het reuze naar onze zin. Het voelde alsof ik thuis was gekomen met deze gesponsorde reis van het Centrum Informatie en Documentatie Marokko (CIDM). Weinig lezers zullen weten dat ik de pionier van de Willkommenskultur in Ede was. Ik bezocht vrijwel dagelijks de gastarbeiderspensions, leerde couscous, merguez en schapenkop eten, slurpte liters mierzoete muntthee, rookt pijpjes kief en leerde Marokkaans trommelen.

Ik sluit daarom af met een opwekkend plaatje van mijn jeugdheld Armand, die in 1970 Essaouira bezocht op de tandem en die ik toen heb voorgesteld aan Jimi Hendrix.