Spring naar de content
bron: anp

In het wielrennen gaan de dingen nooit zoals ze zouden moeten gaan

Hoe vaak gaat het in het wielrennen zoals het zou moeten gaan? Zelden, schrijft Frank Heinen. “Gisteren nog, in een wedstrijd in Bretagne, werd Niki Terpstra opgehouden door een koe op het parkoers.”

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Als alles gaat zoals het moet gaan, is de Vuelta wel zo’n beetje beslist. Je zit alleen met het feit dat het wielrennen is. In iedere andere sport zou je zeggen: beslist. Afhameren en door naar het volgende object. In iedere andere sport zouden Roglic’ concurrenten hem de hand hebben gereikt en zich vervolgens uit de voeten hebben gemaakt, om zich te gaan ontplooien op nieuwe terreinen.

Moestuinieren, of grafisch vormgeven.

Maar het is geen andere sport.

Het is wielrennen.

In wielrennen kan alles. Altijd.

Zelfs dat waarvan je dacht dat het in beton gegoten was.

Gisteren nog, in een wedstrijd in Bretagne, werd Niki Terpstra opgehouden door een koe op het parkoers. Dat bedoel ik, geloof ik.

Afgelopen week zag ik de documentaire ‘Plan B’ die werd gemaakt over de recente Tour de France van Roglic’ ploeg Jumbo-Visma. Er was een tijd dat een ploeg in februari zijn renners bij elkaar riep, het programma bekendmaakte en tegen de kopman voor de Tour de France zei: succes met trainen, tot in juli. Nu is een Tourvoorbereiding een prestatie van tientallen ervaren, hoogopgeleide mensen, die elke eventualiteit trachten voor te zijn, elk risico uitsluiten, elke millimeter vooruitplannen. Een beetje team beslaat al lang niet meer alleen de negen renners en de twee ploegleiders die elke dag in beeld komen. 

Voorafgaand aan de ouverture vertelt ploegleider Niermann over de kracht van de ploeg, de hoop, de verwachtingen. De wens om de Tour te winnen. Ze kennen de cijfers, de cijfers zijn uitstekend, aan cijfers kan een mens zich vastklampen. En dan, in de eerste beste rit, klettert de halve ploeg tegen de grond omdat er een mevrouw met een bordje in een vlaag van verstandsverbijstering de weg op stapt om in beeld te komen. Weg voorbereiding, weg verwachting, alleen de hoop klampt zich nog even vast, tegen beter weten in. De cijfers zijn er nog, maar ze houden zich stil. In hen is opeens niemand meer geïnteresseerd.

Het beeld van Roglic die na afloop van die rit zijn doorweekte kloffie van zijn lijf stroopt en in de nauwe doorgang van de rennersbus staat, zijn lijf door de camera van de zijkant gefilmde lijf bezaaid met zichtbaar nagloeiende schaafwonden, dat beeld vergeet je niet snel

Een paar dagen later vallen renners nog eens. Even onbenullig als eerst, maar nog harder.

Het beeld van Roglic die na afloop van die rit zijn doorweekte kloffie van zijn lijf stroopt en in de nauwe doorgang van de rennersbus staat, zijn lijf door de camera van de zijkant gefilmde lijf bezaaid met zichtbaar nagloeiende schaafwonden, dat beeld vergeet je niet snel. Het is de ontreddering van de schrijver die zijn grote roman uit het pakketje van de koerier haalt, het openslaat en in de eerste zin een joekel van een d/t-fout ontwaard. Naakte ontreddering. Buiten de bus staat Kruijswijk, die iemand zoekt om hem naar de Eerste Hulp te brengen. Hij bloedt.

Sinds ik hem heb gezien, moet ik af en toe aan die scène denken. Aan hoe alles, nu ja, elk moment vloeibaar kan worden en wegstromen. Hoe alles wat zich zo geruststellend onwrikbaar betoonde, verdampt en verdwijnt.

Niets gaat zoals je denkt dat het zal gaan.

Tien jaar geleden dacht ik dat Peter Sagan tien jaar de beste wielrenner ter wereld zou blijven. Zó goed was hij op een zeker moment, dat ik vreesde dat de helft van de wedstrijden in het voor ons liggende decennium praktisch al beslist was nog voor ze überhaupt op de kalender waren verschenen. In werkelijkheid bleek Sagan maar korte tijd de beste wielrenner ter wereld, daarna was-ie nog een tijdje behoorlijk goed en toen dat hem ging vervelen, werd hij een subtopper met een topsalaris. Eerst hield het lichaam de eigen snelheid niet bij, vervolgens raakte ook de geest achterop. Toen Egan Bernal zijn eerste Tour won, ging ik ervan uit dat hij jaren onverslaanbaar zou blijven. Maar een paar maanden later al was het al rugpijn en concentratiegebrek wat de klok sloeg, en won Pogacar drie ritten in de Vuelta. En net als je je hebt verzoend met de wetenschap dat Mathieu van der Poel de komende jaren het wielrennen op alle ondergronden (inclusief water) zal domineren, ons van hoogtepunt naar hoogtepunt zal voeren, elk seizoen tenminste twee klassiekers en een mondiale titelstrijd zal winnen en iedere zomer de Tour op z’n kop zal zetten (en hem per ongeluk ook een keertje winnen), lees je dat hij een hernia heeft. Soms dreig je te vergeten dat iedere vorm van moeiteloosheid in wielrennen schijn is, dat er niet zoiets bestaat als vanzelfsprekendheid, dat ook de vleesgeworden soepelheid stram kan worden. 

Als alles gaat zoals het moet gaan, wint Roglic de Vuelta alsnog

Dat er geen vast parkoers is voor hoe de dingen gaan, bleek zaterdag in de Brussels Cycling Classic nog maar eens, toen de meeste renners van de kopgroep een verkeerde afslag namen, zodat Remco Evenepoel kon winnen. Een paar dagen eerder had Evenepoel al gewonnen in de Druivenkoers. Toen werd zijn solo onderbroken door de brandweer, vanwege een fikkende auto langs de route. Wat ik zeg: de dingen gaan altijd net anders dan ze zouden moeten gaan. Als alles was gegaan zoals het had moeten gaan, had Evenepoel nu met Roglic en Mas gestreden om de overwinning in de Vuelta (of: Roglic en Mas hadden gestreden om de tweede plek), was Mathieu van der Poel de enige kandidaat voor eindwinst in de Eneco Tour en zou Odd Christian Eiking nu eervol dertigste staan in het klassement, in plaats van zorgwekkend eerste.

Als alles gaat zoals het moet gaan, wint Roglic de Vuelta alsnog. Aan de andere kant: hoe vaak gaat het in het wielrennen zoals het zou moeten gaan? 

Zelden. 

Houden zo.