Spring naar de content
bron: anp

Iedereen een stukje Ide Schelling! (en, o ja, een attaque de crampe)

“Iedereen die wel eens op een andere fiets dan een stadsfiets gezeten heeft, kent het moment dat de fietser vrijaf krijgt en de coureur in je het overneemt”, schrijft Frank Heinen.

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Het is niet erg moeilijk je als fietser een wielrenner te wanen. Koop een dure fiets, wat accessoires en wacht op een mooie, frisse voorjaarsdag met wind in de rug.

Handen op het stuur, de wielen neuriën, de benen zingen en dan daar, een hectometer verderop: een voorganger.

Die je gaat inhalen. Zo’n dag is het.

Rustig aan erheen, op snelheid komen en dan hup, er voorbij.

Dat is althans de theorie maar er zijn van die dagen dat theorie en praktijk vrijwel samenvallen.

Je versnelt. Nauwelijks protest van je lijf. Je komt uit het zadel. Zoefzoefzoef. In een paar pedaalslagen zit je een meter of vijftien achter je voorganger. Het is bijna jammer dat er niemand is om je te filmen nu, zodat je later nog eens kunt bekijken hoe dat er bij jezelf uitziet, vorm.

En dan, net voor je er voorbij sjeest, ben je geen fietser meer

Je bent wielrenner geworden. Even. Die figuur voor je, dat moet dan de koploper van het eerste uur zijn. Ga hem voorbij, zoemen je benen, eet hem op, voer ons zijn vernedering.

Zo eenvoudig gaat dat. 

Iedereen die wel eens op een andere fiets dan een stadsfiets gezeten heeft, kent het moment dat de fietser vrijaf krijgt en de coureur in je het overneemt. De meeste amateurvoetballers of zondagstennissers kennen dit gevoel niet. Wat zij doen, heeft met wat je op televisie slechts het materiaal en de spelregels gemeen. Verder beoefenen zij in feite een volkomen andere sport dan de mensen die ze bewonderen.

Fietsers niet. Fietsers gaan alleen wat minder hard dan de mensen op tv, en – als ze goed hun best doen – zelfs dat nog niet eens. In werkelijkheid bevinden wielrenners en fietsers zich in een ander universum, maar eenmaal op de fiets met wind in de rug, krimpt die afstand in de fantasie van de fietser tot een slootje dat met een flinke sprong over te steken moet zijn.

Voor romans en films en journalistiek is herkenbaarheid een vereiste voor commercieel succes, dus Vliegens krampaanval (‘attaque de crampe’) levert het wielrennen misschien ook nog wat nieuwe fans op

Nog vierhonderd meter en dan een bocht naar links. Wind op de kant. De wielrenner in je zal opeens nergens meer te bekennen zijn, je benen zullen vollopen en je zal naar je voorwiel kijken, alsof je je materiaal wil vragen om zich voor een keertje niet door je lijf te laten aandrijven, maar door je verbeelding.

Zondag reed de Waalse renner Loïc Vliegen 230 kilometer in de aanval, dwars door de Ardennen. Sowieso een naam als een windstille dag aan het strand, Loïc Vliegen. Een superieur matras. Als ik een wielernaam zou moeten kiezen om op in slaap te dommelen, zou dat Loïc Vliegen zijn.

Op het zoveelste bergje kwam Loïc Vliegen plots niet meer vooruit. Hij zwalkte. ‘Zwalpen’, zeggen de Vlamingen, wat op de een of andere manier nog stuurlozer klinkt.

Met zijn rechterhand drukte hij hard op zijn bovenbeen. Daar vond op dat moment een stakingsbijeenkomst plaats van uiteenlopende spieren en pezen uit het lijf van Vliegen. Het was helder: zij pikten het niet langer. Geen martelingen meer. Dit was onspierlijk. Om hun ergernis kracht bij te zetten, hielden ze net boven de knie een ludieke sit-in.

Vliegen voelde een klomp ellende, een knikker ondraaglijkheid die hij probeerde.. ja, wat probeerde hij?

Na afloop sprak hij van ‘Superdik kramp.’

Je ziet niet vaak wielrenners met superdik kramp. Het deed me, ondanks de deerniswekkende aanblik die Vliegen bood terwijl hij op een haar na de greppel in sukkelde, plezier te zien dat het toch nog voorkomt. Het zou me niets verbazen als tienduizenden amateurfietsers zondag met enige opluchting Vliegen op slot zagen schieten. Voor romans en films en journalistiek is herkenbaarheid een vereiste voor commercieel succes, dus Vliegens krampaanval (‘attaque de crampe’) levert het wielrennen misschien ook nog wat nieuwe fans op. Zelf hoop ik in dit verband al jaren dat mijn persoonlijke en door de jaren heen verfijnde klimstrategie – heel hard de eerste driehonderd meter een berg van drie kilometer op sprinten, en daarna panisch hijgend en bijna-brakend afstappen – ook in de ProTour voet aan de grond krijgt. Afwachten maar.

Herkenbaarheid dus. Is key, om in havermoutachtig marketingjargon te spreken. Ik dacht aan Ide Schelling, die in gesprek met Daan Hakkenberg van het AD de smulrolzin ‘Vrolijk zijn vind ik belangrijker dan mijn eten afwegen’ uitsprak en wiens vrienden geen flauw idee hebben wie Alejandro Valverde is. Toen Schelling vorige week in de Amstel Gold Race in de aanval was, zwaaide hij naar bekenden langs de kant op de Bemelerberg.

In Luik eindigde Schelling als 55ste. Nu mag hij op vakantie. Bierdrinken met zijn vrienden, terwijl hij ze tevergeefs probeert uit te leggen wie Alejandro Valverde is.

De volgende keer dat je je als fietser een echte renner waant, kun je alleen maar bidden dat die renner toevallig Ide Schelling is.