Spring naar de content
bron: anp

Hoe Biniam Girmay in Wevelgem het wielrennen de wereld in trok (poef, poef, poef)

‘In de eindsprint in Wevelgem werd iets in het wielrennen losgewrikt, iets wat zo lang had vastgezeten dat het was gaan schimmelen’, schrijft Frank Heinen.

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Onmiddellijk na de finish van Gent-Wevelgem 2022 – een historische Gent-Wevelgem, gebrouwen van het soort geschiedenis dat tot ver buiten het wielrennen stroomt, om er hoop en plezier te zaaien, in tegenstelling tot de vorige historische Gent-Wevelgem, die van 2015, de editie van wind en regen en meer van dat soort schilderachtige ellende, waarin het historische gehalte zich puur tot de wielergeschiedenis beperkte, hoogstens met een klein knikje richting de pioniers van de stomme film bij het beeld van Geraint Thomas die heel Chaplinesk in een greppel waaide  – hoorden de kijkers die al de hele middag naar het aangenaam glooiende gesprek tussen Karl Vannieuwkerke en José de Cauwer hadden geluisterd, drie doffe bonzen.

Poef. Poef. Poef.

Er bestaat geen beeld om dit te bevestigen, maar ik ben er vrij zeker van dat dit geluid afkomstig was van de hand van José de Cauwer, die knuistgewijs een diepe vreugde in het plafonnetje van de commentaarcabine achterliet.

Zoals zijn door de oorlog in Oekraïne aangewakkerde ‘godverdoeme’ aan het begin van de uitzending, bij het luisteren naar het door een doedelzakspeler ten gehore gebrachte ‘Amazing Grace’ onder de Menenpoort in Ieper, geen wieler-godverdoeme was, geen in koersliefde gewortelde emotie, zo was De Cauwers bonzende blijdschap aan de finish geen wielervreugde. Tegelijk met heel veel anderen vierde hij op dat moment een gebeurtenis die alle kenmerken van een kantelpunt bezat. Meestal zijn kantelpunten slecht nieuws, de dingen hebben de neiging vaker de fatale kant op te kantelen. Maar in dit geval niet. In de eindsprint in Wevelgem werd iets in het wielrennen losgewrikt, iets wat zo lang had vastgezeten dat het was gaan schimmelen.

Een paar minuten na de finish gaf Girmay een accurate wedstrijdanalyse ten beste. Terwijl de rest van de wielerwereld de hartslag nog onder controle trachtte te krijgen, legde hij uit hoe het zo gekomen was

Wielrennen is een sport die over de hele wereld wordt beoefend, maar die zich concentreert in een paar landen in West-Europa. De globalisering van de koers voltrekt zich traag, en vaak nogal knullig. In kolossale landen als China, Brazilië, Nigeria en India wordt nauwelijks serieus gekoerst, internationaal aansprekende wedstrijden worden er niet georganiseerd en bekende renners komen er niet vandaan. In het Midden-Oosten wordt sinds een aantal jaar veel geld vrijgemaakt, maar daar wordt voor àlles dat de pr ten goede kan komen geld vrijgemaakt. Het aantal Bahreinse toprenners blijft vooralsnog achter bij het aantal Bahreinse topploegen. Zelfs in Amerika ben je nog altijd een beetje een zonderling als je gaat koersen. Er zijn een paar uitzonderingen. Er zijn altijd uitzonderingen. In dit geval heten ze: Australië, Colombia, Eritrea. Joost mag weten waarom, maar in die landen zijn ze dus verslingerd aan de koers. Ze kunnen er geen genoeg van krijgen. Geef ze twee fietsen en ze organiseren een grote koers. Nou ja, dat dan dus ook weer niet, want voor de echt grote koersen moeten Australiërs, Colombianen en Eritreeërs nog altijd in West-Europa wezen. Daar worden eer en geld verdeeld, daar wordt de geschiedenis elk jaar een jaartje grootser, terwijl het buiten het continent sappelen blijft met de wielerhistorie – ondanks alle goede bedoelingen.

En zo kan het gebeuren dat Alex Edmondson, een Australische jongen die meestal in de achterhoede eindigt, vorige week viral ging toen hij werd verrast door een bezoek van zijn moeder, die hij wegens de combinatie corona-Eurocentrisch wielrennen al eindeloos lang niet had kunnen aanraken. 

En zo kan het zijn dat zondag meer dan tien procent van het WorldTour-peloton in Catalonië uit Colombianen bestond (de de nummers 1, 2 en 4 van het eindklassement kwamen uit Zuid-Amerika), terwijl Gent-Wevelgem, de wedstrijd die de renners van Ieper (zeventig kilometer van Gent) naar Wevelgem voert, gewonnen werd door Biniam Girmay, een 21-jarige jongen uit Asmara (achtduizend kilometer van Gent).

Een paar minuten na de finish gaf Girmay een accurate wedstrijdanalyse ten beste. Terwijl de rest van de wielerwereld de hartslag nog onder controle trachtte te krijgen, legde hij uit hoe het zo gekomen was.

Het was om veel redenen een geweldige overwinning. Girmay rijdt momenteel zijn eerste klassieke voorjaar, is pas 21, eerstejaars prof, rijdt voor het ploegje dat een beetje stofzuiger zonder haperen verwijdert als het toevallig op je keukenvloer ligt. En hij komt uit Eritrea, een arm land waar de koers een zeldzaam verzetje is in een leven vol onderdrukking en mensenrechtenschendingen. Veel Eritreeërs vluchten naar Europa, nog altijd, een deel van hen doet dat door in Libische kustplaatsen in wrakke bootjes te klimmen, op hoop van zegen. Over die bootjes maakte de Italiaanse filmregisseur Gianfranco Rosi het schitterende Fuocoammare

Lang was Rosi de bekendste persoon die ooit in Asmara is geboren.

Tot dit weekend.

Tot Gent-Wevelgem 2022.

Tot Biniam Girmay als eerste van de kopgroep door de Menenpoort gleed.

Tot hij in Wevelgem alles goed deed.

Tot geschiedenis en toekomst samenvielen in een nu dat even, heel even perfect leek.

Tot hij het wielrennen de wereld in trok – en andersom.

Of, om met José de Cauwer te spreken: godverdoemme. Poef, poef, poef.