Spring naar de content

Het waait weer bij Rem Koolhaas

Met kritiek op de architect Rem Koolhaas is het bijzonder oppassen. Voor je het weet, word je uitgemaakt voor populist – voor iemand die voor een schilderij van Karel Appel staat en dan zegt: “Dat kan mijn kleine zusje ook”.

Gepubliceerd op: door Max Pam

Zo’n cultuurbarbaar wil niemand zijn. Kritiek op Koolhaas wordt bovendien geleverd door de verkeerde mensen. Door Thierry Baudet, bijvoorbeeld. Die schreef ooit nog als columnist van die krant een stuk in NRC/Handelsblad over de verwoestende wijze waarop moderne architectuur Rotterdam had toegetakeld. In dat het stuk kreeg Koolhaas er flink van langs, maar uiteraard werd Koolhaas meteen verdedigd. Kritiek op Koolhaas was “populistisch meedeinen”.

Gerrit Komrij is in zijn rubriek Het boze oog begonnen met architectuurkritiek. Samen met Jeroen Henneman heb ik in De Woestijn Leeft ook een duit in het zakje gedaan. Gerrit vergiste zich soms. Zo ging te keer tegen een beeld van Jan de Baat, maar dat is juist ontzettend mooi. Zie hier:

Ook sprak Gerrit zijn afschuw uit over de twee gebouwen (de peper en zoutvaten), die de Rotterdamse architect Frans van Gool (1922 – 2015) heeft gebouwd op de Weteringschans, tegenover het Rijksmuseum. Het gekke is dat ik die de laatste jaren steeds mooier begin te vinden:  

Van Gool heeft inderdaad ook wel het een en ander aan lelijks laten neerzetten. Het ABN Amro-gebouw aan de Apollolaan in Amsterdam bijvoorbeeld. Veel blinde muren en ramen die met voorhangsels afgeschermd moeten worden als de zon erop staat. Ook in zijn thuishaven Rotterdam staan gebouwen van Van Gool, waarin je nog niet dood gevonden wil worden. Grappig is dat Van Gool en Koolhaas één ding gemeen hebben: de huizen waarin zij zelf wonen en werken, zijn niet het soort huizen waarin zij anderen laten wonen en werken. Van Gools architectenbureau was gevestigd in een oud Rotterdams herenhuis. In een van afleveringen van De Woestijn Leeft (laatste deel) wordt dat getoond. Koolhaas woont trouwens in Amsterdam-Zuid, bij de De Laraissestraat. Ook op stand, begin twintigste eeuw, en weinig modern.

Vermoedelijk ben ik een van de eersten geweest die Rem Koolhaas heeft geïnterviewd. Een stukje dat ik er zeven jaar geleden over schreef, is gemakkelijk terug te vinden, maar het interview zelf (uit 1974) is verdwenen in de diepe archieven van Vrij Nederland. Ook Koolhaas’ boek Delirious New York is niet meer in mijn bezit. Ik gaf het destijds aan eindredacteur Ron Kaal om een illustratie bij mijn stuk te zoeken en kreeg het nooit meer terug. Tegenwoordig moet je er gauw 400 dollar voor neertellen.

En nu is de naam van Rem Koolhaas alweer gevallen.

Lees het hilarische artikel van Remco Meijer in de Volkskrant, met de kop: “In Haags horrordepartement barsten nu ook de ramen”. De intro spreekt al meteen boekdelen: “Het regende al klachten over de vernieuwde behuizing van de ministeries van Buitenlandse Zaken en Infrastructuur en Waterstaat. Maar nu moet zelfs de straat worden afgezet omdat de glasplaten aan de gevel spontaan kapot springen”.

Om er langs te lopen, is al levensgevaarlijk, maar om erin te werken schijnt helemaal een spookhuiservaring te zijn. Mensen vallen spontaan van de trappen en de liften hebben enorme wachttijden. Daar kwam nog eens het bericht bovenop dat de vloeren niet te zwaar belast mogen worden. Kennelijk moet je daar op je tenen lopen. Voor iemand die zwaarder weegt dan honderd kilo, is het daar niet aan te raden naar de wc te gaan, als je het mij vraagt. Het is er verder koud en somber. De muren hebben al een minder depressieve kleur gekregen. Enfin, twee jaar nadat het gebouw werd opgeleverd, in 2017, moet het al weer helemaal worden gerenoveerd.

Om er langs te lopen, is al levensgevaarlijk, maar om erin te werken schijnt helemaal een spookhuiservaring te zijn

En raad u nu eens wie bij de bouw van deze horrordepartementen betrokken zijn geweest?

Remco Meijer: “Het internationale architectenbureau OMA van Rem Koolhaas ontwikkelde, in samenspraak met Jan Hoogstad, de oorspronkelijke architect van het gebouw uit 1992, een ‘integraal concept’. Kosten: 267 miljoen euro. Daar kreeg het vlak na oplevering wel de ARC17 Architectuur Award voor, volgens de jury als ‘beste project’ van 2017”.  

Als architect krijg je al gauw een prijs. Er zijn relatief weinig architectenbureaus en die vullen meestal zelf de leden in van de jury’s. Dan krijg je snel het principe: heden ik, morgen gij – en vice versa.

Om even vooruit te lopen op een nieuw horrorverhaal: OMA is ook gevraagd het nieuwe stadion van Feyenoord te ontwerpen en die bocht in de Maas integraal opnieuw in te richten. We weten wat er in het AZ-stadion is gebeurd, dus je moet er niet aan denken wat ons te wachten staat als de Feyenoord-aanhang straks als één man gaat juichen en stampen in een gebouw waar het glas uit de sponningen springt.

Hoe lang een Koolhaas-gebouw mee gaat, moet nog blijken. Het eerste project van “de wereldberoemde architect”, namelijk het IJ-plein in Amsterdam, gebouwd rond 1980, staat alweer op het punt afgebroken te worden. De wanhopige bewoners zijn daar zo in paniek geraakt dat zij een aanvraag hebben ingediend om tot “beschermd stadsgezicht” te worden uitgeroepen.

Hoe lang een Koolhaas-gebouw mee gaat, moet nog blijken

Verder gaat Koolhaas de uitbreiding verzorgen van het New Museum of Contemporary Art in New York. De uitbreiding komt naast de zes “wiebelende schoendozen” die eerder door het Japanse architectenbureau SANAA zijn neergezet. Volgens kenners zijn die schoenendozen iconisch en introvert. De uitbreiding, die ernaast komt en niet er bovenop, zal volgens Koolhaas juist extravert zijn, want “het leek ons niet vruchtbaar een enigma te creëren naast een enigma”.

Valse bescheidenheid is nooit Rems kracht geweest. Maar dat de uitbreiding er naast komt en niet er bovenop, is inderdaad een enorm voordeel, want  daardoor zal zij minder snel wegwaaien.