Spring naar de content
bron: anp

Het klimaat verandert, en het wielrennen niet echt

Het wielrennen heeft zich jarenlang weinig aangetrokken van de klimaatproblematiek. Ongetwijfeld heeft dat ook te maken met het enthousiasme van vervuilende bedrijven om geld te steken in zo’n gezellig, duurzaam ogend sportje als wielrennen, schrijft Frank Heinen.

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Een paar maanden geleden stond ik op een paar meter van de start van de Vuelta in Utrecht.

Vlak voor het moment dat de door een plasticgigant gesponsorde INEOS-ploeg van start zou gaan, klom er vlak voor mijn neus een man over de dranghekken en probeerde zich aan het wegdek vast te lijmen. Eerder dat jaar had iets vergelijkbaars al in de Tour plaatsgevonden.

Nog voor de paniek ten volle was uitgebroken en de door de organisatie aangewezen ordehandhavers aangehobbeld kwamen, was de man al verwijderd. Hij werd door enkele VIP’s en andere wielerliefhebbers van het parkoers getrokken en met harde hand over de hekken geworpen. 

Voor die interventie werd geapplaudisseerd.

Op de tv-schermen, die overal om ons heen stonden opgesteld, was niets van de actie te zien geweest. De meeste mensen die later over de actie hoorden, waren nogal fanatiek op de hand van de mensen die de lijmer hadden helpen lostrekken. 

Alsof de vijand was verjaagd, de tegenstander afgeschrikt en verslagen.

Verbazend was het niet. Wel deprimerend.

Ik had al een tijdje niet aan die actie – en aan mijn eigen ongemak en inertie bij de hardhandigheid van de wielerfans waar ik tussen stond – gedacht, toen ik vorige week las dat actievoerders van Extinction Rebellion de kantoren van British Cycling en Shell hadden beklommen. Niet lang daarvoor was British Cycling een nieuwe, achtjarige verbintenis aangegaan met Shell, met als doel: wielrennen toegankelijk maken voor iedereen.

De wereldproblemen zijn al lang het wielrennen binnengedrongen

Het probleem met de relatie tussen sport en de wereld is dat sport je als het ware in staat stelt even los te komen van de wereld, even niet te denken aan alles wat misloopt, aan de totale onoverzichtelijkheid van alles. Sport is eenduidig, troostend. Sport leidt af. Sport moet leuk zijn. Mensen die hun leven lang niet uitgepraat raken over vier of vijf verdedigers zijn de discussie over gelijke rechten in Qatar al na drie weken beu. Niet leuk, niet welkom. Zo ongeveer gaat het ook als wielrennen en klimaatverandering door actievoerders met elkaar in verband worden gebracht: ga elders protesteren, maak het niet onveilig voor de renners, laat het wielrennen met rust, laat ons met rust.

Helaas: dat gaat dus niet. Wie van voetbal houdt, verzet zich tegen verstoorde machtsverhoudingen, corruptie en geldwolverij, en van wie van de koers houdt, is enig verzet tegen de status quo vereist, in gedachte, woord of gebaar.

Wie denkt het wielrennen te kunnen vrijwaren van wereldproblemen door de aanzeggers van die problemen te negeren, of op eigen gezag te verwijderen, maakt volgens mij een denkfout: de wereldproblemen zijn al lang het wielrennen binnengedrongen. Terwijl her en der begint door te dringen dat het vrijelijk reclame maken voor fossiele brandstoffen misschien maar eens dient te worden gereguleerd, wordt een aanzienlijk deel van de grootste wielerteams gesponsord door chemieconcerns en bedrijven en landen die afhankelijk zijn van de verkoop van olie en aardgas. Daarnaast is als gevolg van de almaar verder globaliserende wielerkalender en de noodzaak van hoogtestages de carbon footprint van een gemiddelde topwielrenner viermaal zo groot als die van een niet-wielrenner – dat berekende de Canadees Michael Woods in 2019. Woods is een van de weinige renners die zich openlijk klimaatbewust toont. Het was ook Woods die met enkele suggesties kwam om het wielrennen minder schadelijk te maken, zoals een kalender die wedstrijden in bepaalde delen van de wereld clustert, en de vervanging van vervuilende helikopters voor drones.

Op het eerste gezicht lijkt de vastlijmer misschien de tegenstander van het wielrennen, net als de gebouwbeklimmer. Maar dat zijn ze niet

De Franse klimmer Guillaume Martin vroeg zich recent af hoe lang je de Tour überhaupt nog in de zomer kunt organiseren. Misschien kookt zijn geleerde hoofd volgende zomer wel definitief over. Welke temperaturen zijn nog verantwoord? En wie bepaalt dat? De toekomst is in sommige gevallen al lang heden geworden: in 2019 werd de Tour, een van de wedstrijden die zich altijd nogal onbetuigd heeft gelaten op het gebied van klimaatbewustzijn, beslist door een gevolg van klimaatverandering toen de slotklim van de laatste bergetappe door een aardverschuiving niet beklommen kon worden en Egan Bernal zijn voorsprong niet tot het einde hoefde te verdedigen. Iets vergelijkbaars gebeurde vorig jaar in de Tour de Wallonie, en het zal alleen maar vaker voorkomen.

Inmiddels heeft de UCI een klimaatcharter opgesteld, dat is ondertekend door verschillende grote ploegen en wedstrijdorganisaties. Het gaat traag, en met schijnbare tegenzin: de Tour heeft zich jarenlang aan het klimaat weinig gelegen laten liggen. Ongetwijfeld heeft dat ook te maken met het enthousiasme van vervuilende bedrijven om geld te steken in zo’n gezellig, duurzaam ogend sportje als wielrennen.

Op het eerste gezicht lijkt de vastlijmer misschien de tegenstander van het wielrennen, net als de gebouwbeklimmer. Maar dat zijn ze niet: wie langer kijkt, ziet dat de tegenstand komt van de sponsor die zich nu zo royaal en enthousiast opstelt, van het bedrijf dat geld stort voor een toekomst die het zelf in de waagschaal stelt en van de liefhebber die tot het allerlaatst, en met de beste bedoelingen, zijn favoriete sport en de echte wereld uit elkaar probeert te houden.