Spring naar de content
bron: anp

Het is tijd om de wielerverhalen te vertellen die we lang liever niet wilden horen

Frank Heinen vindt dat er meer aandacht moet komen voor wielrenners die niet mee hebben gedaan aan de epo-gekte. “Epo en bloeddoping maakten van wielrennen een discotheek waar je alleen naar binnen mocht met een pasje, dat je ergens anders moest gaan stelen. Wie niet meedeed, kon het schudden.”

Gepubliceerd op: door Frank Heinen
Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is dt728x90f.jpg

Begin juni las ik op de site van het Amerikaanse wielerblad Rouleur een groot interview met Ivan Basso. Basso, een van de weinigen die Armstrong in de Tour af en toe konden bijhouden, is tegenwoordig fruitboer. Op een boerderij in Noord-Italië woont hij met vrouw en kinderschaar, en verbouwt hij bosbessen.

Bij de sfeerreportage stond een foto van Basso op een tractor. Goeie foto.

Over zijn einde als coureur, als gevolg van een grote dopingzaak, was Basso kort, en de journalist in kwestie ook. Eerst dacht ik: prima, dat verhaal kennen we nou wel, geef me alles over die bosbessen. Maar er zat ook iets vreemds aan, iets nonchalants, iets onafs.

En in dezelfde week dat ik het stuk met Basso las, kwam het Twitteraccount @Eritropoetina online. 

Erytropoëtine is lang voor epo. De twitteraar, die zich bedient van de naam Cycling Pictures and Stories from the Darkest Era, plaatst sinds die tijd plaatjes en korte filmpjes van wielrenners die ooit (vaak kort, soms langer) uitblonken in wat het ‘epo-tijdperk’ is gaan heten. Ruim genomen: 1990 – 2008. Mogelijk strekt het tijdperk zich nog verder uit – vorige week nog werd een oude Wit-Rus voor vier jaar geschorst wegens epogebruik – maar daar weten we nu nog weinig van.

@Eritropoetina’s openingsdans betrof het verhaal van Zenon Jaskula, de Pool met het grote gebit die ‘s avonds zijn ploegmaats vermaakte door een hap uit een wijnglas te nemen. En omdat de Tour in die jaren elke zomer werd lamgelegd door Indurain, schreven de van verveling stoned geworden journalisten hun kopijpagina’s dan maar vol over die zonderlinge Pool, Het Glasetende Paard dat voor elke etappe een tl-buis en een paar peertjes naar binnen werkte.

Het is een wonderlijk soort genoegen om door die tijdlijn te scrollen. Je ziet wielrenners waaraan je nog wel eens denkt en renners die je volledig vergeten was. Iban Mayo, die in een halfuurtje de Mont Ventoux op scheurde en later vrachtwagenchauffeur werd. Marco Pantani, wiens leven een opera werd. Paolo Lanfranchi, die wereldkampioen ijsmaken werd. Dario Frigo, die in de Giro van 2001 (die hij zou gaan winnen) werd betrapt met een beautycase vol verboden producten en tegen de politie zei: ‘Ik heb altijd verboden producten bij me, voor de zekerheid, maar ik neem ze nooit.’

Of neem José Antonio Pecharromán, die wordt geïntroduceerd met de uitstekende zin: ‘Tussen 5 en 22 juni 2003 was José Antonio Pecharromán de beste wielrenner ter wereld’. De Spanjaard, die toen bij een Heel Klein Spaans Ploegje reed (er waren altijd meer Heel Kleine Spaanse Ploegjes dan je dacht), won in die 17 dagen 6 keer. Grote wedstrijden, bergritten, klassementen. Daarvoor en daarna: niks meer. Die drie weken waarin alles lukte (‘perfecte preparatie’, noemt @Eritropoetina het) leverden Pecharromán een vet contract bij een van de grootste ploegen van het peloton op. Hij bakte er nooit meer iets van, raakte depressief en verdween. Neem Santiago Perez, die in de Vuelta van 2004 plots in elke bergrit minuten voor het peloton uit reed. Dat was verrassend, vooral omdat hij al jaren prof was en eigenlijk nog nooit voor het peloton had uitgereden. Gedurende die septemberweken werd Perez’ plotse opkomst verklaard door een zwaar auto-ongeluk waarvan hij nu eindelijk geen fysieke en geestelijke hinder meer ondervond. Kort na die Vuelta – die hij net niet won – werd Perez betrapt op bloeddoping. Toen ik het las, herinnerde ik me dat ik dat destijds dacht: natuurlijk, dat kon moeilijk anders. Zoals ik dat later ook dacht bij José Enrique Guttierez, ook een Spanjaard, van dezelfde ploeg nota bene, die in de Giro anderhalf jaar later uit het niets vooraan opdook, als tweede eindigde, betrapt werd en verdween. Landis, Ricco, Cobo en Armstrong. Alsof je hersenen direct de boel corrigeren, alsof ze dat wat niet logisch is automatisch met een kunstmatige logica overgieten. Zo manipuleer je je eigen herinnering, om het heden te kunnen blijven begrijpen.

Epo en bloeddoping maakten van wielrennen een discotheek waar je alleen naar binnen mocht met een pasje, dat je ergens anders moest gaan stelen.

De toon die uit @Eritropoetina’s tweets opstijgt, is die van een opgewekt soort cynisme. Veel wielerliefhebbers, moebelazerd, zijn gedwongen zo naar het verleden van de sport te kijken. De winnaars zijn hun overwinningen grotendeels kwijtgeraakt en zijn voor een groot deel in hun verdere leven blijven verliezen, terwijl de verliezers hebben niets teruggewonnen, behalve misschien gemoedsrust, maar voor gemoedsrust ben je niet ooit gaan koersen. Doping is er altijd geweest, het was er in 1900, het is er nu en het is er over honderd jaar nog steeds. Alleen maakten epo en bloeddoping van wielrennen een discotheek waar je alleen naar binnen mocht met een pasje, dat je ergens anders moest gaan stelen. Wie niet meedeed, kon het schudden. 

Neem Gilles Delion, de Fransman die het ene moment etappes en klassiekers won en het volgende moment achteraan het peloton bungelde, omdat hij geloofde in sporten op groente en fruit. Toen Laurent Jalabert twee jaar geleden een foto op Facebook plaatste van zijn generatie Franse toprenners, was Delion De Schone daar kundig vanaf geknipt, liet @Eritropoetina vorige week zien.

Wat ik, geloof ik, bedoel te zeggen, is dit: het epo-tijdperk heeft ons talloze geweldige koersen en even zovele fascinerende levensverhalen over bedrog en menselijk tekort geschonken. Dat genoegen is geweest, het plezier is beleefd, die herinnering is binnen. Nu is er tijd en ruimte voor de heldenverhalen die we al die jaren over het hoofd hebben gezien: de verhalen van Delion, Moncoutié, Van Hooydonck, Bassons, Pronk, Maassen en al die anderen. Zij verdienen een eigen Twitteraccount met hopeful pictures and stories from the darkest era, anekdotes, sfeerreportages en sowieso méér dan een column vol mededogen of een vermelding in de kantlijn van de bosbessenverhalen van anderen.

Word lid van HP/De Tijd