Spring naar de content
bron: david stockman/anp

En zo werd Parijs-Roubaix 2021 een wedstrijd die nooit had mogen ophouden

Bar herfstweer zorgde gisteren voor een modderig en loodzwaar Parijs-Roubaix. Frank Heinen over de mooiste editie van deze wielerklassieker in jaren: ‘Je kon alleen maar hopen dat Parijs-Roubaix 2021, die eigenlijk misschien nooit had mogen beginnen, nooit meer zou ophouden.’

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

En het werd 3 oktober 2021, de eerste Parijs-Roubaix (voor mannen) in, wat was het, bijna duizend dagen. En het regende. En de beelden van doorweekte kasseistroken werden rondgestuurd, en de voorpret werd angst en de angst werd twijfel die zich materialiseerde in de vraag of je dit nog wel moest willen, als renner, als ploegleider, als organisatie als publiek. En ja, misschien was het veiliger geweest als de wedstrijd zou zijn afgelast, en nee, niemand wilde de wedstrijd afgelasten, want ja, het is Parijs-Roubaix, en Parijs-Roubaix is nu eenmaal de koers waar de waanzin je in dikke klodders in het gezicht spat. En er werd gestart, en het werd alles wat je hoopt en wat je vreest en waarvan je denkt dat je het vreest, terwijl je het stiekem hoopt. En Michel Wuyts zat voor de allerlaatste keer in een Sporza-commentaarhok en de wetenschap dat alles altijd maar moet veranderen was alleen te verdragen bij het zien van die ene wedstrijd die zich tegen iedere vorm van verandering lijkt te verzetten, waarbij de kasseien de hakken zijn die de koers in het zand zet wanneer de tijd vraagt om een beetje medewerking. En Renaat zat op de motor, en hobbelde en bobbelde nieuwtjes uit het schmutzige hinterland van de wedstrijd zo de behaaglijke huiskamer binnen, zoals toen de Portugees Carvalho zich in opperste verwarring over het 19e-eeuwse theater waarin hij zichzelf terugvond dan maar het bruin bruin bruin roodbruin knollenknollenland in katapulteerde, waarna Wuyts, in de euforie van zijn eigen adieu ‘Plat op zijn gezicht, buik en alles wat daaronder hangt!’ exclameerde.

En het gekledder en gekladder en geklodder klidderde voort.

En er waren slijk en stenen en heel Noord-Frankrijk was samengesmolten tot één zompig akkerland waar kanshebbers en andere krankzinnigen zich uit alle macht doorheen dwangarbeidden. En de vragen of dit wenselijk, verantwoord of überhaupt nog enigszins te volgen was moesten alle drie met ‘nee’ beantwoord worden, maar niemand had tijd en puf voor vragen, omdat de hele tv-zondag één lang, alles verklarend antwoord leek.

En er was alleen nog beeld, van slijk en stenen en het hotsende oproepen van Renaat, die extatisch lekke banden turfde in de aangekoekte kleitabletten op zijn broek, terwijl de modder vettig werd, het vet modderig, de keien spekkig en het spek keiig en aan het begin van elke kasseistrook lag een natuurlijke waterbak waarin elke deelnemer verplicht kopje-onder moest

En er was een kopgroep en er waren achterblijvers en niemand wist eigenlijk wie waar reed en wie wie was, want geen gezicht was nog herkenbaar, geen shirt nog leesbaar, geen informatie nog bruikbaar. En er was alleen nog beeld, van slijk en stenen en het hotsende oproepen van Renaat, die extatisch lekke banden turfde in de aangekoekte kleitabletten op zijn broek, terwijl de modder vettig werd, het vet modderig, de keien spekkig en het spek keiig en aan het begin van elke kasseistrook lag een natuurlijke waterbak waarin elke deelnemer verplicht kopje-onder moest. En iedereen die geen vitale beenderen brak, was een geluksvogel, en de vraag of dit eigenlijk niet te gek werd, werd overstemd door het gevoel dat dit toch echt TE GEK was, en er was Sep Vanmarcke, wiens hoofd elke deelname een beetje meer een kassei geworden is, zoals baasjes op hun hond gaan lijken, en Sep Vanmarcke reed lek en viel en reed lek, en kreeg een nieuwe fiets en reed lek en viel en ging even ligg- o nee, viel nog eens, en speelde zo exact de rol die de Grote Rollenverdeler hem nu eenmaal ooit heeft toebedeeld: die van ijzersterke beklagenswaardige. En vooraan liep Gianni Moscon, racistische vechtersbaas, almaar verder weg, in een stijl die al zijn stijlloosheid naast de fiets moest zien te overstemmen, en ja: Moscons normaal gesproken met het blote oog nauwelijks waarneembare gunfactor groeide met elke meter, met elke glibber, met elke leegloper achteraan, met elke onzeker ingeschatte bocht, met elke spat hemeldiarree die hij uit zijn ogen veegde, tot de gunfactor zo was gegroeid dat hij elk moment op kamers zou kunnen gaan wonen. En voort ging Moscon, op zoek naar een zekere zege, een dik verdiende overwinning voor het wielersmaldeel der onprettige types, een minderheid in het profwielrennen, maar nee: eerst liep zijn band leeg, daarna zijn benen en tenslotte zijn geest. En met het verdwijnen van de onverdraagzaamheid brak in Roubaix de zon door, en daar verscheen Florian Vermeersch, de enige echte, Florian de maagd Maria, wij allemaal thuis het eenvoudige herderinnetje Bernadette. En Florian Vermeersch maar rijden, eerst met Nils Eekhoff, daarna zonder Nils Eekhoff en het leek hem allemaal niet te schelen, en de kilometers verstreken en achter hem gleed de ene kampioen na de andere al dan niet tijdelijk de vergetelheid binnen, en Florian Vermeersch reed door als iemand die vergeten is wat het is om te verzwakken, en nog ruim vóór de wielerbaan was hij al, geheel solo, de virtuele velodroom van de roestvrijstalen gunst van het Vlaamse publiek opgedraaid, zijn koers rijdend op het ritme van de Vlaamse traditie: met een kop vol klei smijtend met zijn krachten, zonder zich te bekommeren om kinderachtigheden als uitputting en strategie.

En de finish naderde – of: Florian Vermeersch trok de finish eigenhandig naderbij – en Mathieu van der Poel bleek daadwerkelijk laatste krachten te bezitten en Sonny ‘Colbrelli’ Crockett won de sprint, en stak zijn fiets krijsend in de hoogte, alsof het een kruis was waar hij een dag lang aan vastgespijkerd had gezeten, en vervolgens stortte hij neer en jankte, krijste, en het kwam allemaal zó van binnen dat het leek of ieder moment zijn organen via zijn ogen zijn lichaam zouden verlaten, en uit een homp klei werd het gelaat van Florian Vermeersch gebikt, althans: dat van een jongen die beweerde Florian Vermeersch te zijn, maar die met zijn baardloze gezicht en die opbollende wangen waar je als vanzelf de gretig knijpende vingers van een ouwe tante bij verzint onmogelijk ouder dan twaalf, dertien jaar kon zijn, en zeker niet de ster van de zwaarste Parijs-Roubaix in jaren. En iemand zei dat hij ergens in de gemeenteraad zat, en ik dacht: hij zal wel de leerlingenraad bedoelen, maar nee: Florian Vermeersch is politicus en dat maakte de hele toestand er niet minder verbijsterend op. En ergens in een hoekje van het terrein lag Mathieu van der Poel in een stabiele zijligging, ‘uitputting’ uit te beelden. En Crockett hield niet op met huilen en Florian Vermeersch hield niet op met bedremmeld om zich heen blikken en de poort van de wielerbaan stopte niet met groepjes renners binnenlaten, en je kon alleen maar hopen dat Parijs-Roubaix 2021, die eigenlijk misschien nooit had mogen beginnen, nooit meer zou ophouden, zodat er tot in de eeuwigheid ‘en’-en aan toegevoegd zouden kunnen worden, en, en, en, en….