Spring naar de content
bron: anp

En Anna van der Breggen doet van SWOESJ

Frank Heinen ziet Anna van der Breggen twee wereldtitels pakken: “Zo moet het, denk ik altijd, als ik Anna van der Breggen zie fietsen. Zo zou fietsen moeten zijn.”

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Anna van der Breggen fietst. Zojuist heeft ze de volledige concurrentie van zich afgeschud als een hond de druppels uit zijn vacht. 

De beste rensters ter wereld.

En zij? Nog beter dus.

Op 42 kilometer van de streep, op het steilste stuk, is Anna van der Breggen weergaloos mooi weggereden. Zo moet het, denk ik altijd, als ik Anna van der Breggen zie fietsen. Zo zou fietsen moeten zijn.

Achter haar klauwden de beste klimsters van de wereld zich hotsend en botsend omhoog. Annemiek van Vleuten, de Onverslaanbare, de Onvoorstelbare harkte, hengstte, heunde. Niet alleen haar brace kraakte.

En Anna van der Breggen trapte maar, ze deed niet van tiktaktiktak, maar van prrr. Of SWOESJ, het geluid dat je hoort als een eenzame fietser in een weiland je voorbij scheurt, met wind mee.

Het zag er zo mooi uit dat je bijna vergat dat het daar niet om gaat.

Steil, steiler, stijlst.

Nu is Anna van der Breggen alleen. Een uurtje solo trappen nog. Is het eigenlijk wel fietsen wat ze doet? Het is meer een soort glijden, haar benen lijken bij het rondduwen nauwelijks enige weerstand te ervaren. Rug plat, blik op het asfalt. Alsof iedereen het kan. Alsof het geen moeite kost.

Collega Roxane Knetemann vertelde eens over de eerste keer dat ze Anna van der Breggen zag fietsen. De soepelheid, de klasse, de vanzelfheid van elke pedaalslag. Renners zien het direct. Knetemann vertelde er niet bij wat ze voelde toen, die keer, maar ik kan het wel raden. Door de gemiddeld getalenteerden wordt zoveel talent beschouwd als een vorm van valsspelen. Met acht man Monopolyen en dat er dan eentje met dubbel zoveel geld mag beginnen.

Ze houdt van winnen, en dat treft, want ze wint vaak

Het voordeel van talent wordt overschat. Er komt een verantwoordelijkheid bij kijken. Toen Anna van der Breggen twee jaar geleden in Innsbruck eindelijk wereldkampioen op de weg werd, schreef ze een blog, waarin ze openhartig verhaalde over de moeilijkheden die aan de glorie voorafgegaan waren, aan de twijfels, aan de momenten van geen zin en laat maar. Haar buitengewone aanleg laat weinig ruimte voor lichtzinnigheid.

Ze houdt van winnen, en dat treft, want ze wint vaak. In de nauwelijks twee maanden dat dit seizoen duurt werd ze Nederlands kampioen, Europees kampioen tijdrijden, eindwinnaar van de Giro Donne, wereldkampioene tijdrijden en wereldkampioen op de weg.

Een vette erelijst voor het leven, in een week of zes. In de afgelopen jaren won ze ook al om de haverklap, zoveel zelfs dat ze besloot er na de Spelen van Tokyo mee te kappen. Het leven omvat meer dan de fiets, de fiets en verder niets. Een gezin stichten is ook mooi. Of op huwelijksreis naar de bakkerijen die haar oom in Oeganda uitbaat.

Soms lijkt het alsof ze het vooral veel gedoe vindt. Niet het fietsen, maar alles eromheen. De voorbereiding. De spanning. De aandacht. De verwachtingen. In een recent radio-interview zei ze: ‘Ik hoef niet altijd te winnen.’

Er zijn meer mensen die dat zeggen. Vaak zijn dit mensen die maar zelden winnen. Zie de erelijst van Anna van der Breggen en denk: dit is het palmares een monomane gek, een dominante, egocentrische, trainingszieke maniak die zich tot ver na zijn veertigste heeft uitgewrongen. Niet van een beheerste, intelligente, relativerende, bedeesd sprekende atleet van nauwelijks dertig die niet altijd hoeft te winnen.

Soms zou je haar haast vergeten, in al het geweld van eerst Vos en dan Van Vleuten, die hun waanzinnige aanleg stutten met een overgave die in straaltjes langs hun benen naar beneden loopt. Wanneer zij voorbij razen, hoor je een compleet mannenkoor hun naam bassen. Anna van der Breggen doet alleen maar van SWOESJ.

Nooit een coureur gezien die terloopser van blinkende tegenstand wrakken voor de sloop maakte. Anna van der Breggen. De onnadrukkelijkheid zelve. Wie de webben twijfels wegveegt, houdt onontkoombare zekerheid over. Maar ja: Anna van der Breggen slaat nou eenmaal liever niet op haar eigen trom. Haar naam kan niet vaak genoeg worden genoemd. En als zij het niet doet, moeten wij het maar doen, en blijven doen, tot ze stopt met fietsen en dan dóór.

Anna van der Breggen Anna van der Breggen Annavanderbreggen.

Kijk hoe ze fietst. Kijk die rug, die benen. Zo moet het dus.

Ze stroomt richting de finish. Wie zo kan fietsen, rijdt altijd een beetje bergaf.

De regisseur switcht, we zien Anna van der Breggen nu van opzij. Een shot uit een natuurfilm. De helikopter vliegt naast haar, terwijl Anna van der Breggen over een bergkam, ja, glijdt. Aan weerszijden openen zich dalen, ravijnen, vergezichten waarin je jezelf zou kunnen verliezen. Anna van der Breggen kijkt vooruit, naar haar voorwiel en de drie meter ervoor, het enige uitzicht dat haar aandacht waardig is. Even worden tijdsverschil en kilometers en sponsornamen uit de bovenste beeldbalk gegumd. Nu is er alleen nog maar dit: een vrouw en een fiets, en een landschap dat niets anders kan dan in stilte toekijken.

Nooit een coureur gezien die terloopser van blinkende tegenstand wrakken voor de sloop maakte

Steady rijden, noemt ze het zelf.

Maar dat is het niet. Niet alléén in elk geval.

Kijk naar Anna van der Breggen op een bergkam in Emilia-Romagna en zie een feest met alleen maar fijne mensen en thee in wijnglazen en andersom, een feest zonder eindtijd, een concert waarvoor je je laatste trein mist, een ketting kinderdagverblijfkleuters in fluorescerende hesjes, hand in hand dwars door de stad, een dag waarop alles lukt, alles meezit, alles vloeit.

Een hemels malen, dat, eenmaal tot Gifje gemaakt, eeuwig voortduurt.

Kijk en zie: soms gaat alles, even, vanzelf.