Spring naar de content
bron: Jerry Afriyie (KOZP) en Arthur van Amerongen op het Boeckenbal

Don Arturo nodigt Kick Out Zwarte Piet uit op Corona-Boeckenbal

Arthur van Amerongen over het Boeckenbal, het laatste grote culturele evenement van 2020. “Ik hoor net dat Kick Out Zwarte Piet morgen mee loopt tijdens de grote klimaatstaking in Parijs, wat ik een mooi gebaar vind. Ik hoop alleen niet dat ze die miljoenen kindertjes aansteken met het Corona-Boeckenbalvirus.”

Leuker kunnen we vrijdag de dertiende niet maken: miljoenen kwetsbare, bleke broze kindjes gaan morgen in heel Frankrijk de straat op om te klimaatstaken.

De EU is op slot en de 48.000 man personeel zijn met betaald verlof voor onbepaalde tijd naar huis gestuurd, Frenske zit met 400 blikken kaviaar en een tankwagen champagne in zijn bunker, maar de Franse klimaatstakertjes gaan vrolijk de straat op. Kennelijk wanen ze zich immuun voor het coronavirus en het zal me niks verbazen als klimaatsmurf Thunberg zal prediken dat het virus alleen slechte mensen treft.

Want zo rolt een sekte: de eigen leden zijn uitverkoren en de rest gaat naar de haaien, de donder, de gallemiezen en de Filistijnen.

Ik vlieg morgen helaas weer terug naar de Algarve waar het 23 graden is en geen sprake van een collectieve angstpsychose. Vooruit, vorige week waren het schijtpapier en de blikken witte bonen op bij de Aldi in Olhão, maar dat was massaal ingeslagen door Nederlandse kamperaars. Mijn inheemse boertjes en vissertjes trekken zich geen reet aan van het coronavirus want ze zijn beschermd door een permanente kegel van bier en medronho.

Mijn inheemse boertjes en vissertjes trekken zich geen reet aan van het coronavirus want ze zijn beschermd door een permanente kegel van bier en medronho.

Het enige gevaar voor een Portugese pandemie komt van mij. Ik ben als Dwarsdenker des Vaderlands op toernee door Nederland en als er iemand is die het virus rap en efficiënt kan verspreiden gelijk Gaëtan Dugas, dan ben ik het wel.

Hoesten en proestend (ik zei tegen iedereen dat het kwam door het temperatuursverschil tussen de Algarve en Nederland én een gemene jetlag) zoende ik alle bezoekers van het Boekenbal vol op de bek en in de nek.

Na een afterparty die twee etmalen duurde, bezocht ik de spa van Weesp om even flink te ontgiften en om weer fris en fruitig te worden voor het Boeckenbal in Zaandam.

De lezer kent mijn levensmotto: een gezonde geest in een gezond lichaam.

Maar wie schetst mijn verbijstering toen ik het complex betrad, vroeg op de zondagmorgen! Spontaan citeerde ik uit La Divina Commedia van Dante Alighieri. Uiteraard in het de grondtaal maar ik vertaal het toch maar even voor de wat minder geletterde lezer: ‘Laat varen alle hoop, gij die hier binnen treedt.’

Toevalligerwijs hangt deze spreuk op mijn pleedeur in de Algarve – lasciate ogni speranza, voi ch’intrate – maar mijn toilet is een paradijs in vergelijking met de hel die ik daar in het Weespse binnentrad.

Een jaar of wat geleden was dit een keurig spa, met beschaafde badgangers die lid zijn van de VPRO, De Groene Amsterdammer lezen en regelmatig een operaatje pikken in Amsterdam. Maar de spa heeft een nieuwe eigenaar en mikt op het Groupon-type: dikke vervelende kakelende rotwijven van 40+ die in groepen van tien komen en net één hersencel meer hebben dan een koe, hetgeen maar goed is ook anders zouden de boel onder schijten.

Het was vreselijk, lieve vrienden. Er was zelfs geen haakje meer vrij voor mijn Burberry-badjas, die overigens al na een kwartier gestolen werd, evenals mijn doorschijnend plastic tasje waarin Le Monde Diplomatique en mijn door Curzio Malaparte zelf gesigneerde eerste drukken van Kaputt en La Pelle zaten. Als u denkt dat ik zoals gewoonlijk overdrijf of lieg, dan moet u mijn en andere vrolijke slooprecensies over de spa van Weesp maar lezen bij het uiterst betrouwbare en onafhankelijke Tripadvisor.

Als ik in de sauna – waar vijftig hoestende macramévrouwtjes uit Vinexland waren gepropt terwijl er officieel maar vijftien personen in pasten – nog geen corona, ebola, candida en zak- en voetschimmel heb opgelopen, weet ik het ook niet meer. Dan heb ik echt een beschermengel op mijn tere schoudertjes zitten. Ach, in Egypte at ik in augustus gewoon broodjes warm vlees op straat, het liefst bij de ingang van een abattoir en nabij een open riool. En ik maak nooit wc-brillen in openbare gelegenheden schoon en plof er gewoon op, indachtig mijn motto: niemand is viezer dan ik.

Als ik in de sauna – waar vijftig hoestende macramévrouwtjes uit Vinexland waren gepropt terwijl er officieel maar vijftien personen in pasten – nog geen corona, ebola, candida en zak- en voetschimmel heb opgelopen, weet ik het ook niet meer.

Ik was afgelopen vrijdag op het boekenbal en heb werkelijk iedereen die ik tegenkwam gezoend. Vol op de bek. Ik was niet altijd zo stoer hoor. Begin jaren tachtig durfde ik homosuelen niet eens de hand te schudden omdat ik als de dood was aids op te lopen.

In mijn memoires, die vijftig jaar na mijn dood postuum worden gepubliceerd, schreef ik:

“Een van de eerste aidspatiënten van Nederland was Freddie, de broer van mijn beste vriend destijds. Freddie woonde begin jaren tachtig in San Francisco, alwaar hij koortsachtig het immense leercircuit verkende. Zijn promiscue activiteiten stonden geheel in het teken van BDSM en werden opgevrolijkt met FF, gloryholes, darkrooms, slings, poppers en golden showers.”

Ik maakte altijd grapjes met en over Freddie als weer eens een vermomming droeg waarmee hij zo kon optreden met de Village People. De ene keer speelde hij de leatherman, de andere keer de militair. De indiaan vond hij maar een trut.

Zijn beeldige huisje aan de gracht in de Jordaan hing vol met tekeningen van kunstenaar Tom of Finland: stoute tafereeltjes met agenten, matrozen, cipiers en motorrijders, allemaal voorzien van tampeloerissen als kinderarmen.

Verder stond het bij Freddie vol met duur antiek, dat hij enthousiast afstofte met een plumeau. Eens had hij een andere leernicht op visite die, terwijl Freddie gewichten aan het heffen was, vals sliste: ‘Popje, doe nou niet zo mannelijk want daar word je zo moe van.’

Freddie kocht zijn lederspulletjes bij de legendarische gallerie Rob aan de Weteringschans. Ik zag de eigenaar er eens tijdens een vernissage paraderen met een naakte slaaf aan een ketting, alsof het een hond betrof. Je moest dan net doen alsof je het normaal vond, en als het even kon negeren. Reageren was truttig. Negeren, dat deden de Amsterdamse nichten ook met de notoire rolschaatser die de godganse door de stad zoefde, slechts gekleed in een bilveter en zijn lichaam helemaal oranje van de zonnebank en de Bergasol.

Freddie, die de homoseksualiteit had uitgevonden en verbeterde, had altijd leuke weetjes. Zo wist hij mij te vertellen dat de erotische bioscoop Diana, tegenover mijn huis aan de Nieuwezijds Voorburgwal, een heerlijke poel van verderf was. Er werd enkel snoeiharde Duitse heteroporno gedraaid – het was nog voor het internettijdperk, welig tierend schaamhaar was net zo vertrouwd als steenpuisten op witte flubberbillen – en in de lunchpauze kwamen oudere kantoormensen uit de buurt hun gerief halen. In de regel waren het knijpende heteromijnheren die geen cent over hadden voor de commerciële sekswerksters in de aanpalende Korstjespoortsteeg. Het ander gedeelte van het publiek in de Diana bestond uit homoseksuelen die de opgewonden heteroseksuelen in het donker gratis en voor niets aftrokken dan wel afzogen.

Ik dook – homovriendelijk als ik ben – regelmatig met Freddie de Amsterdamse gayscene in. We bezochten tenten met exotische namen als de Cockring, de Wells Fargo, the Web, de Argos en de Cuckoo’ s Nest. Het rook er lekker naar leer en poppers, bier dronk je er uit een flesje want een glas was truttig. De darkrooms van die leertententen waren schimmelgrotten waar het naar champignons stonk en waar je beter lieslaarzen kon aantrekken vanwege de plassen op de betonnen vloeren. Als Freddie echt uit zijn bol wilde gaan, ging hij naar een soort enorme stal aan de Lijnbaansgracht. Daar leverde hij zijn outfit in en ging slechts op zijn laarzen naar binnen. In de schuur bevonden zich op topavond tweehonderd piemelnaakte kerels, al dan niet ingesmeerd met olie. Freddie deed ook wel eens aan ‘olieworstelen’ thuis, maar dat was een heel gedoe want dan moest hij allemaal plastic zakken over zijn parket spreiden. De Amsterdamse lederscene was de eerste broeiplaats van het hiv-virus in Nederland en stond aan de basis van de razendsnelle verspreiding er van in de internationale gayscene van Europa.

De darkrooms van die leertententen waren schimmelgrotten waar het naar champignons stonk en waar je beter lieslaarzen kon aantrekken vanwege de plassen op de betonnen vloeren.

Freddie vertelde mij eens tussen neus en lippen dat hij in een jaar tijd minimaal 2000 (tweeduizend) contacten had gehad. Met verschillende mannen, that is, en (bijna als levensovertuiging) altijd onbeschermd. Wellicht was hij ergens in een badhuis of dark room in Los Angeles, San Francisco of New York Gaëtan Dugas tegengekomen. Deze steward van Air Canada ging de geschiedenis in als patient zero. Hij was een van de eerste homoseksuelen bij wie aids werd geconstateerd en werd het onderwerp van een felle wetenschappelijke discussie. Sommige wetenschappers gingen zelfs zo ver door te concluderen dat de steward het hiv-virus van Afrika naar de Amerikaanse westkust had gebracht. Toen Freddie de eerste symptomen van aids kreeg, wist niemand nog wat er aan de hand was. In Amerikaanse tijdschriften las ik de eerste, vooral hysterische berichten over de ‘homoziekte’. Freddie vermagerde in hoog tempo, zweette als een rund, had constant diarree, kreeg kaposisarcoom, longonsteking en had een oogwond die maar niet wilde genezen. Uiteindelijk ben ik aidspatiënten toch gewoon de hand gaan schudden want angst vreet de ziel op en ik ben niet zo’n tiepje dat angstig als een wezeltje binnen blijft vanwege welk virus dan ook.  Ik ben me in aids gaan verdiepen en schreef dit boek in opdracht van het Aidsfonds.

Goed, en dan nu Zwarte Piet. Het Boeckenbal in Zaandam ging gisteren gewoon door en vijfhonderd, dappere, onverschrokken enthousiaste literatuurliefhebbers kwamen naar de Zaandamse Bullekerk. Op het laatste moment belde Jerry Afriyie mij op, met de vraag of hij als dwarsdenker een performance mocht houden op het hoofdpodium in de Kerk. Prima, Jer, zei ik, en neem je makkers en kornuiten van Kick Out Zwarte Piet ook mee want gezelligheid kent geen tijd. En zo geschiedde. De rebellenclub werd met open armen ontvangen en we hieven het glas op de vrijheid van meningsuiting. Kennelijk was KOZP een beetje verrast door onze gastvrijheid want Joanna, de secretaresse van de club, stuurde gisteravond deze twiet de ether in. Stank voor dank!

Goed, het bleef nog lang gezellig bij het Boeckenbal in de Bullekerk, het laatste grote culturele evenement van 2020. Ik hoor net dat KOZP morgen mee loopt tijdens de grote klimaatstaking in Parijs, wat ik een mooi gebaar vind. Ik hoop alleen niet dat ze die miljoenen kindertjes aansteken met het Corona-Boeckenbalvirus.

Word lid van HP/De Tijd