Spring naar de content

De vriendin wordt Nederlands kampioen (maar waarin?)

Frank Heinen is zijn vriendin kwijt, waarschijnlijk weggeblazen door de storm, maar gelukkig is het NK Tegenwindfietsen op televisie.

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Zo ongeveer halverwege de eerste helft van het begin van de storm was de vriendin opeens verdwenen. Ze bivakkeerde niet in de keuken, niet in de gang, niet op het toilet – daar kwam ik zelf juist vandaan – niet in bad, niet in de slaapkamer, niet in de werkkamer en niet in de kelder.

Misschien lag ze op de bank, want dat doet ze, als ik even niet oplet.

Maar nee. De bank oogde onbechilld.

Het balkon dan? Wie weet was dit haar coming out als windjager, en stond ze, in wapperende ochtendjas, ijverig de beauforts uit de lucht te scheppen en die in een grafiek te zetten die niemand ooit zou aflezen.

‘Hallo?’ riep ik. ‘Dingetje?’

Het balkon was, op enkele afgerukte takken van de buurboom en de ruïne van een voormalig bistrosetje (gratis af te halen, reacties onder deze column), leeg.

De vriendin was weg. Waarschijnlijk weggeblazen, misschien zweefde ze momenteel al boven Nunspeet, wapperend in de klauwen van Ciara, als het plastic zakje van die halfgare buurjongen uit die eindeloze ringtonescène in American Beauty.

De andere mogelijkheid was dat ze doelbewust vertrokken was. Maar waarom? Maar waarheen dan? En, ook niet geheel onbelangrijk: zou ze op tijd terug zijn om te koken?

Veel boeken en films en uitzendingen van Spoorloos beginnen zo. De ervaring leert dat de persoon die verdwijnt over het algemeen uitgebreid de tijd neemt om terug te keren. Soms komen ze helemaal niet meer terug.

Het beste was kortom om maar gewoon hard door te werken, dan ging de tijd het snelst. Dus installeerde ik me languit voor de televisie met een kolossale kop thee, koek, nootjes, een noodpilsje en hoopte dat ze vanzelf wel weer zou komen aanwaaien. Het had wel wat heroïsch, tijdelijk verlaten te zijn. En voor een ontbering viel het vooralsnog best mee.

Het had wel wat heroïsch, tijdelijk verlaten te zijn.

Verwoed zapte ik langs de kanalen. Het Eredivisie-programma was afgelast. Het buitenbadminton ging ook niet door. Op internet bleef ik als een verdwaalde haar nog een tijdje hangen in het doucheputje van de zondagse sportevenementen: op een Chinese livestream van het afscheid van Raymond van Barneveld. Kijk, die man nam tenminste netjes afscheid voor-ie vertrok. Wat heet: voor mijn gevoel was-ie er al vijf jaar druk mee. Ik zag Robin van Persie en Rico Verhoeven in van die synthetische dartsbloesjes.

Vervolgens zag ik Barney zelf, de man met de Pols van God, het oog van Wilhelm Tell en het humeur van Maarten van Rossem bij De Toppers, een eenvoudige ‘dubbel’ missen.

Buiten waaide inmiddels een aardige verscheidenheid aan kleine huisdieren voorbij en ik dacht aan de vriendin. Half partner, half mens. Waar zou ze zijn? Wat zou ze doen? Zou het daar waar ze was leuker zijn dan hier, met mij, en Barney op tv? Wat mankeerde er aan de geborgenheid van een goeie pot pijltjesgooien terwijl de wind om het huis floot?

Al haar kleren lagen er nog. Haar goede humeur trouwens ook, in het houten doosje op de kaptafel. In de koelkast trof ik nog een tomaat en een halve paprika. Zou ze werkelijk het pand voorgoed hebben verlaten zonder eerst alle groente netjes op te maken?

Hoe vaak had ik niet gedacht: de vriendin, wat moet je ermee?

Nu pas begreep ik dat een veel wezenlijker (en grammaticaal discutabeler) vraag zou zijn geweest: wat moet je er zonder?  Hoe ging ik bijvoorbeeld deze column ooit tot een goed einde brengen, als ze niet meer boven water kwam? Een definitieve verdwijning zou betekenen dat ik goud in handen voor een Netflix-original van een aflevering of vier, maar ja, dan moest ik die ook weer helemaal schrijven en misschien kwam ze in de tussentijd terug en dan zat je met de gebakken peren.

Een definitieve verdwijning zou betekenen dat ik goud in handen voor een Netflix-original van een aflevering of vier, maar ja, dan moest ik die ook weer helemaal schrijven

Buiten werd het intussen even donker als mijn gemoed al een tijdje was. Ik kon nog net zien hoe aan de overkant van de straat enkele golfplaten op een dak lagen te overwegen los te komen en gezellig samen tegen onze gevel te waaien.

Terwijl de soep opwarmde, luisterde ik naar het nieuws.

Het eerste bericht was dat het stevig waaide.

Het tweede bericht was dat er veel overlast was door de wind.

Het derde bericht was dat er ook wel leuke dingen aan de wind zaten.

Leuk? Ik liet de restjes pompoen verder in hun eigen sop gaar pruttelen en keek naar het scherm. Een cameraploeg met corvee was afgezakt naar de Stormvloedkering in de Oosterschelde. Daar werd het door een energieboer gesponsorde NK Tegenwindfietsen verreden, een evenement met evenveel cameraploegen als deelnemers. Zotten op fietsen zonder versnellingen die zich tegen de wind in richting een finish worstelden. Dingen die bedoeld zijn als cult kunnen het eigenlijk al niet meer worden.

En terwijl de camera een ploeterende vijftiger volgde op zijn zinloze weg richting het afstrepen van het met grote voorsprong kinderachtigste item op zijn bucketlist, zag ik het. Het ging razendsnel, maar in de herhaling kon je het duidelijk zien: de stoempende midlifer werd met grote snelheid voorbijgepeddeld door een figuurtje dat ik onmiddellijk herkende. Met een op een tegenwindfietskampioenschap zelden waargenomen elegantie kliefde het figuurtje door de Zeeuwse storm.

Als ze straks thuiskomt met haar medaille, dacht ik, moet ik zorgen dat er nog wat soep over is.