Spring naar de content
bron: anp

De redding van de 10 Kilometer: van Unoxhobby naar Legendarisch Lijden

Frank Heinen keek naar de tien kilometer op het WK Afstanden in Salt Lake City en zag hoe een tamelijk steriele, Hollandse Unoxhobby opeens de glans kreeg van Grote Sport.

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Vrijdagavond, tijdens de tien kilometer op het WK Afstanden, het topsportequivalent van de eindeloze speech van de jeugdvriendin van de bruid als je alleen de bruidegom kent, ging ik plots rechtop zitten.

Ik ga zelden rechtop zitten bij een schaatswedstrijd op tv. 

Nooit, eigenlijk.

Over het algemeen zak ik steeds verder weg in een speciaal daarvoor geprepareerde kuil in de bank. Soms, wanneer ik te lang schaatsen heb gekeken dan goed voor me is, laat de vriendin een touwladdertje in die kuil zakken tegen de tijd dat de tafel moet worden gedekt. Het is nu eenmaal geen puntje-van-de-stoel-sport. Zeker bij de langere afstanden heeft je stoel niet eens een puntje nodig. Een ronde poef zou bijvoorbeeld ook volstaan. Het zit ‘m in die trage, ritmische slagen, die me altijd doen denken aan het tikken van een klok die bijhoudt hoeveel tijd ik verdoe, maar ook in die schaatshallen die – vol of leeg – doen denken aan een parkeergarage waar je de uitgang niet kunt vinden.

De tien kilometer staat vaak ter discussie. Nooit niet, geloof ik. De afstand is ‘niet meer van deze tijd’, zeggen mensen die spektakel prediken, de marketeers die van elke sport willen terugbrengen tot een door Red Bull gesponsorde TikTok-video. Mensen, zeggen die mensen, willen niet meer eindeloos kijken naar dezelfde rondjes van twee mensen gekleed in reuzencondooms. Terwijl ik denk: als er tientallen miljoenen mensen genieten van seizoenen Downton Abbey, dan hoeft de tien kilometer vooralsnog niet te wanhopen.

Maar goed: het is natuurlijk waar dat er vaak weinig gebeurt in de tien kilometer. En dat-ie soms lang lijkt te duren. Veel races van de stramme Duitser Frank Dittrich – half mens, half vogelverschrikker – duurden gerust eens week of drie – en daarmee eindigde hij dan vaak nog op het podium ook. Die traagheid is voor sommige mensen misschien wat bedreigend: er gebeurt zo weinig tijdens zo’n tien kilometer dat de kijker volledig op zichzelf wordt teruggeworpen. Terwijl de commentatoren zich als goelagarbeiders van rondetijd naar rondetijd slepen, zweven de gedachten richting uithoeken waarvan je niet wist dat ze onderdeel uitmaakten van je brein. Dat kan confronterend zijn. Wie de tien kilometer kijkt, zeker op een vrijdagavond, ervaart even heel erg dat ieder mens in de kern alléén is, en dat het dagelijks bestaan niet veel meer is dan een eindeloze tien kilometer, met steeds dezelfde rondjes, steeds dezelfde koppen, steeds dezelfde winnaars en hoe je ook worstelt: je komt altijd op precies dezelfde plek weer boven.

Veel races van de stramme Duitser Frank Dittrich – half mens, half vogelverschrikker – duurden gerust eens week of drie – en daarmee eindigde hij dan vaak nog op het podium ook.

Vrijdagavond ging het anders.

Eerst werd ene Morozov op driekwart van zijn race paars, daarna wit en tenslotte van waterbasis.

‘Hij stopt er gewoon mee joh,’ zei Martin Hersman.

Het zal aan mij liggen, maar ik had er nooit bij stilgestaan dat dat kon, bij schaatsen. Ik heb wielrenners zien opgeven, en marathonlopers (al heet dat daar ‘uit de race stappen’) en schakers. Schaatsers nooit. Ik ging er altijd maar blind vanuit dat die pas opgaven als die als paprikachipsgruis met een kruimeldief uit de boarding verwijderd moesten worden. Maar dat blijkt dus geen regel: zonder aanwijsbare blessure of ander ongemak hees Morozov de witte vlag. Hij kón niet meer.

In een van de latere ritten reden de Italiaan Tumolero en de Rus Roemjantsev het tegen elkaar op. Ongetwijfeld hadden ze gezien of gehoord hoe Morozov het bijltje er vroegtijdig bij had neergegooid. 

Na een minuut of acht hield Roemjantsev ermee op.

Op dat moment bevond Tumolero zich alleen in de baan.

Twee minuten later schudde hij zijn hoofd en gaf ook hij er de brui aan.

Daarna ging hij op het middenterrein liggen hopen dat het gevoel in zijn benen ooit nog zou terugkeren.

Een grotere dienst hadden ze de tien kilometer niet kunnen bewijzen. Een tamelijk steriele, Hollandse Unoxhobby kreeg de glans van Grote Sport, en Legendarisch Lijden.

Het allermooist was het geweest als de organisatie het ijs had vrijgehouden, wanneer ze à la minute hadden besloten pauzes toe te staan. Dan hadden we minutenlang gestaard naar een verlaten ijsbaan, alleen met onze vrijdagavondgedachten terwijl de klok verder tikte, nergens heen. De vraag of je voor schaatsen eigenlijk wel schaatsers nodig hebt, zou nadien met ‘nee’ kunnen zijn beantwoord.

Zover kwam het niet. De laatste tweeduizend meter van Tumolero en Roemjantsev bleef voor eeuwig ongeschaatst. Volgens mij verschaft deze onafgemaakte Tien de afstand het sentiment waar-ie dringend behoefte aan had. Nooit meer wegzakken bij een tien kilometer, en elke finisher een held. De Tien is als het leven: er gebeurt nooit wat, tot er wel wat gebeurt.

Word lid van HP/De Tijd