Spring naar de content
bron: France 3

De niet te voorspellen overwinning van Romain Bardet (hoera voor Remco!)

Romain Bardet had in Luik-Bastenaken-Luik als eerste over de streep kunnen komen, maar zijn landgenoot Julian Alaphilippe helpen was beter – en ook een vorm van triomf, schrijft Frank Heinen.

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Er ligt iets in de greppel.

Iets, of iemand.

Daar, achter die boomstronk die net een verfrommelde renner lijkt.

Onder die spar.

Ja, daar ja.

Eerst denk je: het is slechts een fiets. Van de weg gestuiterd na een massacrash, een soort scrum aan tachtig kilometer per uur. Met z’n allen achter Mohoric de Maniak de Waalse diepte in.

Dan zie je toch iets bewegen. Een ledemaat, een trapper, een wenkbrauw? Of is het de wind, of gewoon je hoop dat er iets beweegt?

Niemand komt, niemand lijkt op te merken wat in de greppel gebeurt. De werkelijkheid is al kilometers verderop, bij elke val groeien de kansen van wie overeind is gebleven.

En dan daal je maar af, behoedzaam, op je wielerschoentjes, naar wie of wat daar ligt.

Wielrennen is een lastig te voorspellen sport. Van de tweehonderd deelnemers aan de start van een klassieker als Luik-Bastenaken-Luik staat ongeveer een kwart stilletjes te hopen dat het vandaag allemaal zó meezit dat de overwinning als het ware naar hem of haar toe geblazen zal worden. Nog eens vijftigtal hoopt op een Grote Calamiteit, waardoor de zege hen in een vorm van een soort omgekeerd noodlot – zeg maar: Straatprijs met vier loten – in de schoot gevallen komt.

De andere helft hoopt op de zege van een ploegmaat, en op een wedstrijd zonder letsel.

Remco Evenepoel is een van de weinige wielrenners die elke race opnieuw bij die eerste groep hoort. Hoe het parkoers ook is, hoe hard het oog regent, hoe vermoeid zijn benen ook aanvoelen; hij gelooft op een voor bescheiden en bescheten mensen intimiderende wijze in zichzelf. Hij is het soort sporter dat met zijn antwoorden de rest van de wereld vragend achterlaat.

Kan dit?

Mag dit?

En: hoe dan?

Als Evenepoel wint, vaak met een gemak dat aan het verbijsterende grenst, is hij de enige die lijkt te begrijpen wat er heeft plaatsgevonden. Voor hem is overmacht een alledaags perspectief. Wanneer hij niet wint, is dat meestal omdat de meeste wielerwedstrijden geen meting van talent inhouden. Leek wielrennen meer op gewichtheffen, dan won Evenepoel meer dan de helft van de koersen waar hij aan deelnam.

Nu niet.

Evenepoel viel eens in een afdaling in de Ronde van Lombardije. Dat was in de zomer van 2020. Meters diep kletterde hij voorover een talud af. Wie niet gelooft dat een mensenlichaam kan verkreukelen, moet die beelden nog maar eens bekijken. Zijn fiets stond rechtop tegen een stenen muurtje, als de filmhond die jaren na de dood van zijn baasje nog op het station de komst van diens trein afwacht.

De gevaren van verlies en vallen legde hij terzijde, als een huis-aan-huis-krant die niemand leest

Evenepoel overleefde de klap, hij herstelde. Eerst fysiek, later geestelijk. Vaak ging hij sindsdien bibberend de afdalingen in, en nog maar anderhalve week geleden verloor hij de Brabantse Pijl omdat hij op een hellinkje niet in een smal gootje durfde te sturen.

Lang nadat de vrees voor wat renners zichzelf kunnen aandoen uit zijn ogen geweken was, verdampte die angst langzamerhand uit zijn lijf. In de Ronde van het Baskenland daalde hij af zoals iemand afdaalt die de kans om te pletter te vallen niet serieus in overweging neemt. Hij daalde kortom af zoals je moet afdalen, zelfs als je zo goed bent als hij.

Zondag in Luik leek alle angst voorgoed verdwenen. Zijn durf hielp Evenepoel weer eens zijn aangeboren voorsprong op de rest uit te bouwen. De gevaren van verlies en vallen legde hij terzijde, als een huis-aan-huis-krant die niemand leest. Net als altijd was hij een van de grote favorieten, hoewel ik zelf meer fiducie had in de kansen van Romain Bardet. Zo zie je maar.

Zijn solo was schitterend, en uitzonderlijk en onbegrijpelijk – al helemaal wanneer je je realiseert dat hij enkele minuten voor zijn demarrage op het nippertje aan de massale val was ontkomen die tientallen renners onderuit had gemaaid. Tientallen renners, onder wie zijn vriend en mede-kopman Julian Alaphilippe.

Op dat soort momenten moet de angst zich toch weer melden zou je zeggen. In je hoofd, of toch op z’n minst: in je benen.

Evenepoel kon Alaphilippe niet zien liggen, maar hij moet het zich hebben kunnen voorstellen.

Niemand zag Alaphilippe liggen.

Alleen Bardet zag Alaphilippe liggen.

Alaphilippe bewoog niet.

Bardet klauterde wat verdwaasd naar hem toe, met het aarzelende loopje van iemand die in halfslaap op een geluidje in de woonkamer afgaat. Eenmaal bij Alaphilippe, kreunend restje wereldkampioen, bleef hij wachten op hulp.

‘Quite a nightmare to be in there,’ zei hij. Toonloos

Hij had ook als eerste over de streep kunnen komen, maar dit was beter – en ook een vorm van triomf.

Dat wachten duurde een paar minuten. Het leek wel een eeuwigheid, zei hij achteraf. In wielrennen en bij verkeersongelukken ís een paar minuten een eeuwigheid.

Na de finish trof Bardet Han Kock van de NOS. Alaphilippe lag intussen ergens in een ziekenhuis met een gebroken schouderblad, wat dus al bij al nog meeviel, en Bardet wist het effe niet meer. Zijn blik kampt wel vaker met een gebrek aan leesbaarheid, maar nu leek het of er twee kleine blanco doeken voor zijn oogkassen gespannen waren. Doeken waarop je je eigen twijfel, je eigen angst kon projecteren.

‘Quite a nightmare to be in there,’ zei hij. Toonloos.

Wie hem zo zag en aanhoorde, gaf geen stuiver voor hem in de Giro, die over anderhalve week al begint. Maar: wielrennen is een niet te voorspellen sport.