Spring naar de content
bron: anp

De eeuwige wielerjeugd van El Niño

Frank Heinen over de 45-jarige Oscar ‘El Niño’ Sevilla, die volgende week zonder al te veel pech voor de vijfde maal het eindklassement van de Clasico RCN op zijn naam zal schrijven. “Voor wie eeuwig jong is, blijft alles eeuwig mogelijk. Behalve oud worden misschien.”

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Zachtjes klinkt van overzee de doodsreutel van het wielerjaar 2021. Althans: het wegwielerjaar, want op de baan en in het veld wordt onverdroten door gecrosst.

Wegwielerjaar, stom woord. Mogelijk heb ik het zojuist zelf verzonnen. In dat geval: sorry.

In Colombia vindt deze week de Clasico RCN plaats, een negendaagse etappewedstrijd die slechts te volgen is via Twitter, waarop de organisatie elke dag een filmpje plaatst van een onherkenbare renner die een finish passeert, om een paar minuten later gehuldigd te worden, op een kolossaal erepodium dat dag na dag wordt neergepoot op wat de binnenplaats van steeds dezelfde haciënda lijkt te zijn.

De eerste leiderstrui, zaterdag, ging na de ploegentijdrit naar Oscar Sevilla (45), de grote favoriet voor de eindzege. In een artikel op Revistamundociclisto.com werd in een voorbeschouwing de Clasico RCN als een ‘Duel der Titanen’ voorgesteld. Sevilla was de ene titaan, maar de ander, de titaan tegen wie Sevilla het zou moeten opnemen, bleef ongenoemd.

De Rest, misschien.

Wie Oscar Sevilla op de schaarse beelden uit Colombia ziet glimlachen, met zijn haar nog altijd even zwart, zijn gezicht nog even gaaf en zijn conditie nog nauwelijks aangetast, gaat onvermijdelijk twijfelen aan het verstrijken van de tijd. Sevilla is 45, maar zo oogt hij niet. Zijn gezicht bezit nog altijd de uitstraling van een twaalfjarig meisje dat een verkeerde deur heeft opengetrokken en plots in een peloton vol volwassen kerels meerijdt. Dat was al zo in 2001, toen Sevilla de beste jongere van de Tour de France was en de witte trui won. Het jongerenklassement leek voor hem bedacht, de kans dat hij er ooit níet meer voor in aanmerking zou kunnen komen, werd nauwelijks in overweging genomen. Zijn zachte ogen en zijn trage, bête glimlach leken hem voorgoed op te sluiten in een nog in te lossen belofte. Destijds deed hij me denken aan Patrick Kluivert, praktisch even oud en datzelfde gezicht waar tijd en ellende nooit voet aan de grond hebben gekregen. Twee hoofden, twee rimpelloze vijvers. 

Wie Oscar Sevilla op de schaarse beelden uit Colombia ziet glimlachen, met zijn haar nog altijd even zwart, zijn gezicht nog even gaaf en zijn conditie nog nauwelijks aangetast, gaat onvermijdelijk twijfelen aan het verstrijken van de tijd

Sevilla’s bijnaam was El Niño. Hij was een kind tussen mannen. De renners met wie hij toen de strijd aanging, zijn inmiddels vergeten, bejaard of overleden. Alleen zijn leeftijdsgenoot Francisco Mancebo (dertiende, in die Tour) is ook nog altijd actief, hij won twee weken geleden nog een volstrekt vlakke eendagsrace in Japan, door onder meer Masaki Yamamoto, Yuka Koishi, Daiki Magosaki en Keisuke Aso achter zich te houden. Noem dat maar niets.

Onmiddellijk na zijn doorbraak leek bij Sevilla destijds de afbraak te hebben ingezet. Zijn resultaten werden elk jaar een beetje minder goed, zijn vooruitzichten elk seizoen een beetje minder rooskleurig. Zijn bijnaam bleef dezelfde, want hij zag er nog altijd uit als iemand voor wie alles nog altijd moet beginnen. In 2010, toen hij al een dopingschorsing en een boel zonderlinge comebackpogingen achter de rug had, verdween hij naar Colombia. Daar fietst hij sindsdien rond, als de grote ster van het wielrennen in een van de meest wielerenthousiaste naties ter wereld. Hij heeft het afgelopen decennium het Colombiaanse wielrennen gedomineerd, en onder meer vier keer de Clasico RCN gewonnen. Vorig jaar nog werd hij tweede, achter zijn ploeggenoot Tito Hernandez. In wedstrijdverslagen over die race staat te lezen dat Sevilla Tito met plezier aan de overwinning hielp. “Mijn kans”, zei hij na afloop, “komt nog wel.”

Sevilla wil weinig liever dan dit jaar een vijfde keer de Clasico winnen, daarmee zal hij dan recordhouder worden, samen met de legendarische Rafael Niño, die in de jaren zeventig binnen Colombia praktisch onverslaanbaar was, maar in Europa, als knecht van Giovanni Battaglin, vooral werd uitgelachen. De Italianen beschouwden Niño als een halve wilde, ze waren hem liever kwijt dan rijk. In Colombia wisten ze hem, de nurkse El Niño, wel op waarde te schatten. In zijn geboorteplaats Cucaita lieten ze zelfs een standbeeld van hem neerzetten.

Zondag werd Sevilla tweede in de tweede etappe, vanwege een lekke band in de slotfase. Zonder al te veel pech zal hij volgende week voor de vijfde maal het eindklassement van de Clasico RCN op zijn naam schrijven, en zich als El Niño naast El Niño de Cucaita op het RCN-piëdestal plaatsen. Zelfs het bericht dat hij, op zijn 45ste, opnieuw zal worden uitgeroepen tot Beste Jongere, zal weinig wielerliefhebbers verbazen. Voor wie eeuwig jong is, blijft alles eeuwig mogelijk. Behalve oud worden misschien.