Spring naar de content

De alcoholvrije slijterij is als een bordeel zonder hoeren en als masturberen zonder klaarkomen

Arthur van Amerongen ontstak in razernij toen hij hoorde over de eerste alcoholvrije slijterij van Nederland. “Noem je kuttoko dan gewoon een frisdrankenzaak, pipo!”

Ik wilde vanmorgen in alle vroegte in plaats van een oppervlakkige, gemakzuchtige preek een doorwrocht essay schrijven over de afschuwelijke toestand in Afghanistan, waar ik immers kort na 9/11 heenreisde als jonge, veelbelovende razende reporter

Maar toen las ik dat er in Haarlem een alcoholvrije slijterij is geopend, werd ik zo woedend dat ik dacht: ze kunnen die Taliban in me reet proppen met hun Toyota pick-up trucks erbij, want een alcoholvrije slijter is als een bordeel zonder hoeren en als rukken zonder klaarkomen. 

Ik moet even in een zakje blazen, zo boos ben ik. Kijkt u onderwijl rustig even naar het bewuste artikeltje.  

“In juli opende Wim Boekema de eerste alcoholvrije slijter van Nederland. ‘Mensen vragen, waarom is dit er nu pas?’ Het idee ontstond na weer een avondje borrelen met vrienden. Boekema had een heel gezellige avond achter de rug, maar van zijn plan om de volgende ochtend vroeg te gaan hardlopen kwam het niet. Te brak, zegt hij. En dat was niet de eerste keer. Hoe kan je genieten van gezellige avonden, en toch de volgende dag okselfris sporten of spelen met je kinderen, bleef zijn vraag. Iets eerder had Boekema zijn baan bij Jefferies, een Amerikaanse investeringsbank al opgezegd. Hij wilde na jaren ondernemers geadviseerd te hebben, zelf gaan ondernemen, maar wist nog niet wat of hoe. ‘Alles viel toen op zijn plek. Ik hou van sporten en sociale dingen, net als veel andere mensen. Bij een gezellig samenzijn hoorde een biertje of ander drankje. Maar dan zat die alcohol me de andere dag in de weg. En er waren steeds meer lekkere alcoholvrije dranken op de markt, maar er was geen centraal verkooppunt in Nederland’.” 

En dan lees ik dit en dan kijk ik naar die kop van die halalslijter en dan denk ik: verdomme, je ziet er ook precies uit als een Wim Boekema, pik. Nomen est omen. Wat een flapdrol! Het is zo’n sukkel van een neef, die dan naast je zit op de verjaardag van oma en dat je hem ieder jaar beleefdheidshalve vraagt: wat deed je ook weer voor werk, Henk? Terwijl die neef Wim heet! 

Als erkend taalnazi maak ik me vooral woedend over de inflatie en de devaluatie en de verkrachting van het prachtige woord slijter. Mijn bijbel is het Woordenboek der Nederlandse Taal en ik heb even een handig skrienshotje gemaakt van de definitie van slijter. 

Voor de zekerheid heb ik nog even Pikkiemedia gecheckt en die schrijft: 

“In de Nederlandse volksmond wordt onder slijter verstaan: een handelaar met een winkel (lees slijterij) die is ingericht voor uitsluitend de verkoop van alcoholische dranken voor gebruik elders dan ter plaatse.”

Die Bim Woekema is dus gewoon een oplichter, of beter gezegd: een flessentrekker. Noem je kuttoko dan gewoon een frisdrankenzaak, pipo! En als er een of andere vel-over-been-GroenLinkser bij je langskomt en die wil een feestelijk drankje, dan geef je hem toch lekker een Jip en Janneke bruiscuvée uit 2014.

Of anders gooi je een koolrabi met spruiten in de juicer, gezond en goed voor de poeperij. 

Het is precies wat deze meneer twiette

“Decafé is geen koffie. De vegetarische slager is geen slager. Een Renault Twizzy is geen auto. Een pizza Hawaï is geen pizza. Alcoholvrije drank is FRISdrank!”

Kijk, ik kan ook een heel mild persoon zijn en nu heel empathisch schrijven: Wim, ik snap je helemaal, amice, want ik ben eens anderhalf jaar geheelonthouder geweest al heeft dat op de een of andere manier nooit de krant gehaald. Saai hoor, een leven zonder roes, dat wil ik ik je best wel verklappen.

En dan lees ik dit en dan kijk ik naar die kop van die halalslijter en dan denk ik: verdomme, je ziet er ook precies uit als een Wim Boekema, pik

De laatste keer dat ik zo lang detoxeerde, Wim, los van mijn mohammedaanse periode in Brussel, was in december 1993. Mijn stuntelige correspondentschap in Beiroet was volledig ontaard door geldproblemen en het gemis van mijn vriendin. Ik keerde op hangende pootjes terug naar Amsterdam. Mijn lief zette mij voor het blok: als ik mij niet zou laten opnemen voor een twaalfdaagse ontgiftingskuur, zou ze de relatie verbreken. Stuiterend van de dope en de drank begaf ik mij kort voor Kerstmis naar de Jellinek-kliniek. Tijdens het intakegesprek somde ik de alcohol op die ik verstouwde. Het glas whisky bij ontbijt tegen het trillen sloeg ik gemakshalve over. Als de elf in de klok zat, trok ik een fles wijn open. Bij de lunch twee of drie glazen arak en als digestief twee glazen cognac. In de loop van de middag nuttigde ik wat bier en bij het avondeten minimaal een fles wijn. Ik eindigde de dag met whisky. De psychologe had met stijgende verbazing geluisterd en riep vinnig: ‘En u noemt dat sociaal drinken?’ Vervolgens wilde ze weten hoelang ik al dronk. ‘Vanaf mijn vijftiende’, mompelde ik. ‘Dus u bent al de helft van uw leven alcoholist.’ Dat leek me overdreven. ‘Ik ben geen alcoholist, juf; soms drink ik vier of vijf dagen helemaal niets.’ Ik probeerde uit alle macht te bedenken wanneer dat voor het laatst was geweest. Mijn kwelgeest hernam: ‘Het verval kan ineens optreden, mijnheertje, zeker als u boven de veertig komt. U wordt niet oud als u zo doorgaat, u houdt uzelf voor de gek.’ Als het om een vervallen harses gaat, bent u zichtbaar de expert, wilde ik zeggen, maar ik houd graag iedereen te vriend. Mijn meest zinloze oudejaarsavond – nooit wilde ik zó dolgraag dood –  was in tijdens de detox in die Jellinek-kliniek. Ik sloop om een uur of negen naar mijn slaapzaal, die ik deelde met het schuim der aarde. Vlak voor ik op mijn brits kroop, keek ik nog even naar de verlichte klokkentoren boven de bibliotheek aan de Roelof Hartstraat. Vanuit dat gebouw sprong Jan Arends zich te pletter. In de binnentuin aan de achterzijde ging de dichter finaal op zijn plaat. Ik woonde 50 meter van de bibliotheek en mijn lief hield op onze etage op dat moment zonder mij een knalfuif. Na het nodige gesnotter (de ontwenning viel niet mee) viel ik toch nog in slaap, tot ik ruw werd wakker geschud door de dienstdoende naziverpleegster. ‘Doe godverdomme niet zo ongezellig, mijnheertje. Iedereen zit naar Freek te kijken en we hebben oliebollen. Je komt nu naar de huiskamer!’ Ik weet niet meer precies wat ik die nazizuster beleefd heb toegevoegd, maar ze heeft me in elk geval niet meer lastig gevallen tijdens mijn twaalfdaagse detox.

Het grootste probleem van mijn blauwe-knoop-fase was dat ik van gekkigheid niet meer wist wat ik moest drinken op feestjes. Zo tikte ik tijdens een journalistenborrel in het legendarische café Hesp aan de Amstel 14 (veertien) alcoholvrije biertjes. Goor! En maar zeiken! Als jij er toen was geweest met je alcoholvrije slijterij, Wimmie, was ik zeker bij je langsgekomen. Maar ik ga nooit meer stoppen met zuipen, knakker, en zoals joodse mensen iemand veel personeel toewensen, wens ik jou veel mohammedanen en GroenLinksers als klanten toe. Proost! 

P.S. Je weet Wimmie, je mag niet proosten met alcoholvrije drankjes.