Spring naar de content
bron: uae tour 2021

David Dekker en het wielrennen als Het Grote Verheugen

David Dekker is ware wielerliefhebber. Een verheuger, schrijft Frank Heinen: “Vandaag lijkt steeds verrekt veel op gisteren, maar morgen, ja, morgen wordt alles anders.”

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Het verheugendste aan wielrennen is het verheugen. 

Eerst is er de winter. Dat is het lange adem-verheugen, met de cross die als methadonbus eens per week langskomt om het afkicken draaglijk te maken. Ooit, weet je, ooit wordt het eind februari. Je kunt je er niet veel bij voorstellen, het lijkt wel alsof dat hele wegwielrennen een luchtspiegeling is geweest, een collectieve waanvoorstelling. In de dagen rond kerst krijg je een berichtje. ‘Nog zestig dagen tot de Omloop.’ Het is ongetwijfeld opbeurend bedoeld, zo’n bericht, maar je zou het liefst direct uit het raam springen, als er geen feestelijke gedekte dis op je stond te wachten.

Zestig dagen… Duistere dagen, in maanden die de wereld terugbrengen tot een tochtige grot. Zestig dagen in januari en februari… Zeshonderd gevoelsdagen. 

Een eeuwigheid lamlendigheid.

Juist wanneer slagregens, ijzel en wind gewenst zijn, lopen de eerste onverlaten alweer in korte broek en zomerjurk

Voor die tijd kun je in noodgevallen al in Australië terecht, en in Zuid-Frankrijk, en zelfs in de Emiraten, daar waar wielerkoersen al jaren worden georganiseerd onder een tamelijk rigide regime van social distancing. Daar won zondag Mathieu van der Poel een geweldige sprint, een veel te fraaie vlag op een modderschuit van een wedstrijd. Het blijft behelpen. De UAE Tour is niet meer dan een aspirientje voor iemand met zielenpijn.

En dan, als je het niet meer verwacht, gebeurt het alsnog.

Het wordt eind februari. Het verheugen keert terug in al z’n glorie. Jammer dat het weer niet meewerkt. Juist wanneer slagregens, ijzel en wind gewenst zijn, lopen de eerste onverlaten alweer in korte broek en zomerjurk. De Omloop, dat gaat, dat klinkt nog als een uit de hand gelopen ommetje. Met Kuurne-Brussel-Kuurne wordt het pas echt sinister.

Brussel is een behoorlijk prachtige stad. Het zegt veel over het wezen van het wielrennen dat het al eeuwen Kuurne-Brussel-Kuurne is en dat niemand ooit heeft voorgesteld er Brussel-Kuurne-Brussel van te maken. Uiteindelijk keert de koers altijd terug naar de krochten.

Kuurne. De naam alleen al. 

Stad van onheil en familiefeesten vol dreigende stiltes. Het soort plek waar je je over kunt verheugen dat je er alleen vanuit je luie stoel heen hoeft. In Kuurne hagelt het zelfs als de zon schijnt. In Kuurne bezit niemand een zomerjurk. Kuurne-Brussel-Kuurne wordt jaarlijks gewonnen door een van de paar overlevenden van de laatste winterstorm. Bibberend moet de onherkenbaar bemodderde en zwaar onderkoelde coureur over de betonbanen de naargeestige buitenwijken van Kuurne naderen. Nergens een levende ziel te bekennen. De renner draait de laatste bocht om. Daar: een mensenmassa. Heel Kuurne blijkt uitgelopen. De stad gaat uit zijn dak, en terwijl de schemer invalt en de organisatie extra zilverpapier laat aanrukken om de finishers in te kunnen wikkelen, warmen alle aanwezigen zich aan de terugkeer van de koers. 

David Dekker zal er niet bij zijn in Kuurne. Hij rijdt op dit moment namens zijn nieuwe ploeg Jumbo-Visma in de Emiraten, het is zijn debuut op het hoogste wielerniveau. Zondag werd hij direct tweede, na een loodzware waaieretappe door woestijn en woestenij. Alleen Van der Poel was ietsje sneller.

Nipt verliezen van Van der Poel is een vorm van winnen.

De favoriete wedstrijd van de ware liefhebber is altijd de eerstvolgende

Het is spijtig dat Dekker (net als zijn hele ploeg trouwens) zondag in Kuurne ontbreekt. Niet alleen omdat hij razendsnel is en een liefhebber van wind en regen en kou en ellende en hagel op je kop en slijk in je neus en verkleumde vingers en tenen die net niet hoeven te worden afgezet, maar vooral omdat hij weet hoe hij zich moet verheugen. Een paar maanden geleden hoorde ik een gesprek met hem in de podcast De Rode Lantaarn. Anderhalf uur lang luisterde ik naar een slimme, radde spreker die spreekt over bijzondere sneakers als filatelisten over de Treskilling Yellow – kijk anders even op Instagram: SneakerDave98. Dekker vertelde over zijn favoriete weer (kloteweer), over vrees en onbevreesdheid bij een naderende massasprint, over zijn vader (Erik), over zijn vriendin (toekomstig piloot) en over het spelelement van de sport die hij beoefent, de tactiek en de geniale vinding dat je niet de sterkste hoeft te zijn om te winnen. In zijn stem beluisterde ik een opgewekte ernst. Op de achtergrond trilde ook wat ongeduld mee. Dat alles smolt samen in een toon die ik niet anders kan omschrijven dan als een intens verheugen.

Het was eind november, ik kon wel wat verheugen gebruiken. Dus vanaf dat moment verheugde ik me op David Dekker. Eerst op zijn eerste koers, daarna op zijn eerste sprint, vervolgens zou het verheugen zich richten op Dekkers eerste grote regenkoers, op zijn eerste klassieker, zijn eerste Grote Ronde en uiteindelijk: op zijn eerste overwinning in Kuurne.

Behalve verheugend is wielrennen dus vooral verheugen. De favoriete wedstrijd van de ware liefhebber is altijd de eerstvolgende. De koers als geheel is een eindeloze oefening in optimisme. Elk jaar, elke koers begint alles weer opnieuw. 

Wie valt, stapt snel weer op. Het kan nog. 

Het kan nog tot het niet meer kan.

In de podcast van Eurosport werd vorige week de val van Mike Teunissen besproken door ex-renner (en prominent Kuurne-overlevende) Bobbie Traksel. Teunissen, die voor het tweede seizoen op rij zijn favoriete wedstrijden zal moeten missen en die zijn kansen om ooit Parijs-Roubaix te winnen een voor een voorbij ziet dobberen richting de waterval van de verloren tijd, terwijl hij aan de kant moet blijven, een zeldzame vorm van pech die in het verleden voor lotgenoten van Teunissen regelmatig superbrandstof werd (maar voor anderen dan weer het begin van een soort vicieuze wildwaterbaan bleek), is een echte renner. Sommige schrijvers wier roman wordt afgewezen door een handjevol analfabeten die zich de machinekamers van water makende uitgeversupertankers hebben binnengebluft, krijgen in totale ontmoediging en onbegrip nooit meer een letter op papier. Als die schrijvers iets vaker zouden kijken naar types als Teunissen, leverden ze een halfjaar later een juweel van een verhalenbundel af. Dit terzijde.

De ware wielerliefhebber is een David Dekker. De ware wielerliefhebber is een verheuger

Traksel, dwangmatige optimist, stond niet stil bij alles wat was misgelopen, bij de pech en het onrecht, en de tijd die Teunissen nu als zand tussen de vingers door glijdt. Nee, hij verwijlde al verderop in het jaar, bij wedstrijden die Teunissen, frisser dan zijn niet-gevallen collega’s, vermoedelijk met overmacht naar zijn hand zijn hand zal gaan zetten. Mogelijk, peinsde Traksel, kan Tom Dumoulin hem daar tegen die tijd wel bij ondersteunen. Wie weet. Een mens mag hopen, een wielervolger is ertoe verplicht.

O, wielrennen, heerlijke plek van magisch denken. Vooraf kun je de wereld naar je hand redeneren. Vandaag lijkt steeds verrekt veel op gisteren, maar morgen, ja, morgen wordt alles anders. Nergens is het voorschot op toekomstig plezier minstens even aangenaam als het plezier van vandaag. De ware wielerliefhebber is een David Dekker. De ware wielerliefhebber is een verheuger.