Spring naar de content
bron: anp

Annemiek van Vleuten en het einde van eigenlijk

Annemiek van Vleuten liep begin vorige week een breukje op in haar elleboog, maar werd zaterdag alsnog wereldkampioen op de weg. ‘Zaterdag gebeurde iets wat niet kan, maar dat komt in het wielrennen vaker voor’, schrijft Frank Heinen.

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Eigenlijk wilde Annemiek van Vleuten na haar val direct na de mixed relay alleen maar naar huis. Alles leek om zeep. Zij – de beste renster ter wereld, de beste renster van het seizoen, mogelijk de beste renster aller tijden (hoezeer zou Op1 ervan opknappen als ze gewoon avond aan avond een uur lang leken en specialisten over deze kwestie zouden laten discussiëren?) – was direct na die klassieke klapper, die val waarbij de fiets linksaf ging en de renner rechtdoor, een verbeelding van het begrip ‘stuurloos’, direct nadat ze bibberend van de schrik en de woede dat haar materiaal haar niet ten dienste was geweest, de schrik en de woede van de beroerd back-uppende proefschriftschrijver wiens laptop na twee jaar op zwart gaat; na die val en die bibber die met geen dekentje te stoppen valt, was ze direct naar een ziekenhuis vervoerd om foto’s van haar elleboog te maken.

Op die foto’s viel iets op. In tegenstelling tot normale foto’s wil je op ziekenhuisfoto’s niets zien dat opvalt, maar hij zat er, de breuk of de barst of hoe je het maar noemen wil. Ik stel me voor: een donker kringeltje in een wit bot.

Eigenlijk was het daarmee afgelopen, met dat kringeltje. Ook al wensten de artsen haar bij vertrek succes in de wegrit, ook al moest er ergens in haar lichaam nog net genoeg voorraad zijn om nog een keer een krankzinnige solo uit te serveren, ook al was het seizoen dan lang en ook al heeft dat lichaam inmiddels zo veel kilometers op de teller dat je er – als het een auto was – nog maar een fractie van de aankoopprijs voor zou terugkrijgen.

Deelnemen zou nog best gaan, maar winnen, nee, winnen niet. Voor winnen zou het donkere kringeltje te veel opspelen. En aangezien voor Annemiek van Vleuten deelnemen en winnen synoniemen zijn geworden, op latere leeftijd pas, op een leeftijd waarop bij andere mensen woorden in hun vaste betekenis gevallen zijn, dacht ze: eigenlijk heeft het geen zin. Geen tweede wereldtitel, geen afscheidsjaar in de regenboogtrui, niet de oudste wereldkampioen op de weg ooit worden, geen vrienden en familie die midden in de nacht opstaan om haar meer dan honderd kilometer te zien soleren, na-mij-de-zondvloed-stijl, in een vlaag van zorgvuldig beredeneerde waaghalzerij, geen uitroepteken uit het beste wielerseizoen dat een vrouw ooit reed, maar dat zonder WK-titel, live, voor een miljoenenpubliek, toch onaf zou voelen, een briljante voorstelling zonder slotapplaus, zoiets – eigenlijk lag dat wel vast.

Wie niet uit het zadel kan, kan wel fietsen, maar niet koersen. Je gaat ook geen roman schrijven als de ‘w’ op je toetsenbord kapot is. Je kunt zonder, in theorie, maar in de praktijk wordt het een aardeloos boek.

Zelfs Ridouan Taghi kan niet alles zittend regelen.

Ellen van Dijk hing haar regenboogtrui midden in hun gemeenschappelijke kamer. Zo had Van Vleuten de hele week uitzicht op iets waar ze eigenlijk niet bij kon.

Eigenlijk, ja, eigenlijk.

Ze reed en reed, en ze ging staan – wat niet kon – en ze dacht dat ze elk moment kon worden ingehaald en ze bleef staan – wat niet kon – en ze hield zich voor dat ze niet mocht omkijken en ze won – wat niet kon

Beginnende schrijvers krijgen vaak de tip hun tekst na te lezen op het woord ‘eigenlijk’ en vervolgens alle ‘eigenlijks’ te schrappen omdat ‘eigenlijk’ an sich eigenlijk niks betekent. Of: het betekent altijd wat anders, de ene keer ‘in werkelijkheid’ en dan weer ‘eventueel’ of nog iets heel anders. Er schuilt een soort aarzeling in ‘eigenlijk’, een verhulde twijfel die volgens mij op veel terreinen best waardevol kan zijn, behalve in de sport.

Daar telt ‘eigenlijk’ eigenlijk nooit. Daar geldt ‘eigenlijk’ als de aanloop naar een excuus dat er niet is.

En Annemiek van Vleuten doet niet aan excuses. Als ze verliest – wat niet vaak gebeurt – geeft ze zich mokkend maar ruiterlijk gewonnen. Als ze wint, kan ze nog altijd werkelijk verbaasd zijn, inclusief opengesperde ogen en handen voor de mond. Annemiek van Vleuten heeft geen ‘eigenlijks’ nodig, dus toen ze alle eigenlijks uit haar overwegingen had geschrapt, was dat inclusief die van ‘Eigenlijk start ik alleen omdat Vollering niet kan meedoen’.

Als Annemiek van Vleuten start, heeft ze kans. En als je kans hebt, worden de verloven ingetrokken en vervallen de eigenlijks. Dan – hier volgt een afschuwelijke zin die desalniettemin helaas exact beschrijft wat ik zeggen wil – gáát ze ervoor.

Zaterdag gebeurde iets wat niet kan, maar dat komt in het wielrennen vaker voor. Alleen dit keer was het een nieuw soort niet-kunnen. Hier werd geen kloof uitgediept tot de tegenstand nog slechts onbetekenende stipjes in de verte waren, hier werd een kloof overgestoken, zonder brug of hulp of toverij.

Met nog een kilometer te gaan keerde de gebutste-knecht-voor-een-dag terug bij de sterkste renners in koers. Het was het perfecte moment, van het soort perfectie dat alleen bij toeval tot stand komt. Een tel later reed iemand met voetbalkousen en een extra shirt over haar tijdritpak op kop. 

Commentator Danny Nelissen: ‘Van Vleuten! Van Vleuten! Van Vleuten! Van Vleuten!’

Ze reed en reed, en ze ging staan – wat niet kon – en ze dacht dat ze elk moment kon worden ingehaald en ze bleef staan – wat niet kon – en ze hield zich voor dat ze niet mocht omkijken en ze won – wat niet kon.

Nelissen: ‘Van Vleuten! Van Vleuten! Van Vleuten! Van Vleuten!’

Annemiek van Vleuten werd wereldkampioen, zette haar fietscomputer uit en reed in de armen van de verzorgers.

‘Ik heb gewonnen,’ deelde ze mee. ‘Ik heb gewonnen.’

Een tiental seconden na de winnares finishte Marianne Vos – iemand met de nodige ervaring met dingen die niet kunnen en toch gebeuren. Vos won de sprint van een groep achtervolgers, draaide haar hoofd en zag op het scorebord de naam ‘Van Vleuten’.

Vervolgens schudde Vos ongelovig haar hoofd, reed naar de verzorgers en hoorde Annemiek van Vleuten zeggen: ‘Ik heb gewoon het WK gewonnen.’

Wat Annemiek van Vleuten in Wollongong deed, kon eigenlijk niet.