Spring naar de content

Adieu Tom-Jelte Slagter, heuvelsprinter de luxe

John Deere-liefhebber en heuvelsprinter Tom-Jelte Slagter stopt met wielrennen. Frank Heinen heeft begrip voor zijn keuze: “Zelfs voor een geboren heuvelsprinter is er meer in het leven dan heuvelsprinten.”

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Om eerlijk te zijn: ik was hem bijna vergeten. Zijn naam klauwde zich nog vast aan de steile wanden van mijn geheugen, maar de trage val richting ‘vergetelheid’ was onherroepelijk ingezet, alhoewel: met zo’n naam… De naam Tom-Jelte Slagter, als een emmer melk, recht van de koe… Een naam als dat van een dorp als Grootegast: je hoort ‘m één keer, en je zit voor de rest van je leven gebakken. Het is de combinatie van dat frivole, naar lichte wijsneuzigheid neigende ‘Tom-Jan’ met dat barse, als-ik-laarzen-naar-school-aan-doe-dan-doe-ik-laarzen-naar-school-aanachtige ‘Slagter’.

Een naam zegt niks over iemand, totdat je de drager erbij ziet, dan klopt opeens alles.

Lang waren Tom-Jelte Slagter en ik dikke mik, op gepaste afstand. Onze verhouding was als volgt: Tom-Jelte deed in het begin van het jaar iets uiterst veelbelovends, als het ware om mij eraan te herinneren aan zijn bijna grenzeloze kunde op een heel specifiek wieleronderdeel: de sprint met finish steil omhoog. Het begon allemaal in 2013, toen Tom-Jelte in de eerste echte wedstrijd van het seizoen, de Tour Down Under, Matthew Goss (die toen nog een geweldige renner was, en geen drinkebroer) en Philippe Gilbert (die toen nog enórm Philip Gilbert was) versloeg in een sprint heuvelop.

Een paar dagen later won hij nota bene óók het eindklassement.

Ik kon het me bijna niet voorstellen. Ik ben opgegroeid in de jaren negentig. Sprintjes bergop werden eigenlijk nooit gewonnen door Nederlanders. Nederlanders moesten het hebben van uitputtingskoersen, waarin de renners huilend een voor een over de streep kwamen. Sprintjes bergop, met aankomst in van die wufte Tirreno-Adriatico-stadjes met klinkers en stadspoorten en ijszaken en zo, waren bedoeld voor Italianen. Soms een Zwitser, die meestal in Italië woonde, omdat daar toevallig zijn dokter zat. Je kende die renners verder niet, in de klassiekers werden ze om onduidelijke redenen nooit opgesteld, maar in de eendagswedstrijden en de rondes in hun eigen land waren ze praktisch onverslaanbaar. Ze reden voor ploegen als door wijnboeren betaalde ploegen als Cantina Tollo of Vini Caldirola. Als er eens eentje meedeed, tipte ik in al mijn wijsheid zo’n renner als kanshebber voor het wereldkampioenschap, maar dat pakte altijd verkeerd uit: het WK was precies zeventig kilometer te lang, en werd bovendien meestal in het verkeerde land gehouden.

Heuvelsprinter. Hoe werd je het, en waarom moest je ervoor in Italië wezen?

Het specifieke karakter van het type intrigeerde me. Heuvelsprinter. Hoe werd je het, en waarom moest je ervoor in Italië wezen? Lieten ze daar in het diepste geheim varkens de grond besnuffelen, op zoek naar heuvelsprinters? Groeiden heuvelsprinters alleen in heuvels? Soms besloot er eentje echt door te breken, door bijvoorbeeld een klassieker of een grote ronde te winnen. Danilo Di Luca was er zo een. Dat was geen gezicht: een bodyguard in een balletvoorstelling. Zodra een heuvelsprinter klimmer dacht te moeten worden, verloor ik direct mijn interesse.

Ik fantaseerde in die tijd uitvoerig over een Nederlandse heuvelsprinter, hoe die-eruit zou zien, en ik verheugde me erop hoe ik me op zijn wereldkampioenschapsdeelnames zou verheugen, en ik verheugde me zelfs op de teleurstelling die die deelnames bij me teweeg zouden brengen.

Maar ja: er zou natuurlijk nooit een Nederlandse heuvelsprinter komen. 

Met Tom-Jelte Slagter leek alles te veranderen. Eindelijk eens niet zo’n badmeesterachtige figuur. Geen type voor een nerveus cabrioletje, maar voor een trekker. Ik hield me vast aan een reportage van RTV Noord, waarin een eenzaam, klein figuurtje tussen de akkers door leek te zweven en waarin de verslaggever wilde weten hoe dat ging, trainen voor de bergen in Groningen.

‘Van wind word je ook sterk,’ zei Tom-Jelte Slagter toen. Je hoorde het Daniel Moreno of Oscar Mason nog niet direct zeggen.

Toen Slagter de Tour Down Under won, in 2013, was hij 23 jaar. Jong, zeker voor een heuvelsprinter. Ik weet nog dat ik dacht: deze man gaat alle heuvels van West-Europa kapotsprinten. Ik zag Tom-Jelte Slagter al juichend over de streep komen in Orvieto, in Assisi, in Bergamo, op de Mur de Bretagne, in Avila, in Huy en in Valkenburg.

In sommige renners houd je zo lang zo’n onvoorwaardelijk vertrouwen dat aanhoudende tegenvallende prestaties iets persoonlijks worden tussen jou en de renner – niet tussen de renner en jou

Het kwam er niet van.

Af en toe een opleving, meestal in het voorseizoen. Bijna altijd een begin zonder vervolg.

In sommige renners houd je zo lang zo’n onvoorwaardelijk vertrouwen dat aanhoudende tegenvallende prestaties iets persoonlijks lijken te worden tussen jou en de renner – niet tussen de renner en jou, wat prima is, in de straat van de fan naar de sporter geldt alle dagen van de week eenrichtingsverkeer. 

Langzaam maar zeker dreef Tom-Jelte Slagter uit mijn gezichtsveld. Hij vertrok naar het buitenland, eerst naar ploegen waar ze al een heuvelsprinter hadden, later naar ploegen waar ze geen heuvel van een berg konden onderscheiden. Met Slagter verdween ook het hele fenomeen heuvelsprinter: er waren nog wel wedstrijden die op steile hellinkjes aankwamen, maar die werden altijd gewonnen door klimmers, of door sprinters – afhankelijke van de lengte en de steilte van de klim. Af en toe dook er nog wel eens ouderwetse heuvelsprinter op – Alexis Vuillermoz, of Moreno Moser – maar het waren kortstondige genoegens. Wel dacht ik nog vaak aan een Slagter-readymade uit dat RTV Noord-interview: ‘Je hebt zelf de keuze wat je doet, en aan het eind van de dag heb je in principe heel wat gedaan.’

Heel soms kwam ook de wielrenner Slagter nog wel eens in mijn gedachten voorbij. Bijvoorbeeld als ik op de dag van een etappe in een Grote Ronde het profiel van dit rit er nog eens bij nam en een steil klimmetje aan het slot ontdekte. Dan dacht ik: potverdomme, dat was iets voor Tom-Jelte geweest, toen die nog fietste.

Wan, om eerlijk te zijn (bis): ik dacht dat hij al een tijdje gestopt was. Niet meer fietste. Nou ja: misschien alleen op zaterdagochtend, met een paar kameraden. Afspreken bij de brug over het kanaal. Halverwege een punt appelgebak op het terras.

‘Met slagroom?’

Ach, welja, wat kan het schelen. We zijn geen profs meer, tenslotte.
Tom-Jelte Slagter fietste dus nog.

Bij B&B Hotels – Vital Concept p/b KTM. In voetbaltermen: Almere City. In vogeltermen: een mus van een wielerploeg. Herkenningskleur: een soort turquoise-achtig blauw, de kleur van een zwembad waar veel in is geplast. Bekendste renners: Cyril Gautier, Jens Debusschere, Bryan Cocquard. En Tom-Jelte dus. Wist ik niet.

Zijn laatste wedstrijd reed hij zes weken geleden. In Parijs – Camembert eindigde hij als 25ste.  Winnaar die dag werd Dorian Godon. Die kreeg zijn lichaamsgewicht in camembert.

Dit weekend volgde het onvermijdelijke bericht: Tom-Jelte Slagter stopt met wielrennen. Hij wil niet meer zo veel van huis zijn. Begrijpelijk. Zelfs voor een geboren heuvelsprinter is er meer in het leven dan heuvelsprinten. Van de laatste zin uit het bericht op de NOS-site over zijn afscheid kreeg ik een warm, weemoedig gevoel: ‘Op 1 januari, de dag nadat zijn contract bij de Franse ploeg is afgelopen, begint hij in Oude Pekela als vertegenwoordiger van akkerbouwmachines van John Deere, het bekende merk waar hij al jarenlang liefhebber van is.’