Spring naar de content

Elke post van ‘euer Jan’ is een vreugdevol moment

Frank Heinen las de biografie van Jan Ullrich. ‘Armstrong heeft iedere fantasie overtroffen, op elk vlak denkbaar. Aan Ullrich blijft, tot het einde der tijden, genoeg te fantaseren over.’

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Sinds deze zomer is Jan Ullrich tamelijk actief op Instagram. Hij plaatst er met enige regelmaat foto’s en stories, meestal voorzien van een uitvoerige tekst op de toon van het Voorwoord in het clubblad van de gemiddelde fanclub van een soapster uit de tijd dat Jan Ullrich nog wielrenner was.

Elke post eindigt hij met de woorden ‘euer Jan’. Jullie Jan.

Ullrich oogt blij en gezond op die foto’s, hij is allerminst zo pafferig als je vreest wanneer je de verhalen over zijn excessieve drugs- en drankgebruik de laatste jaren een beetje hebt gevolgd. Hij ziet er zelfs jonger uit dan de bijna vijftig jaar die hij is. En dat is al heel wat, voor een van de beste wielrenners uit de laatste jaren van de vorige eeuw. Enkelen van hen stierven jong, verdrietig en verward (Vandenbroucke, Pantani, Jiménez), anderen worstelen zich al jaren door uiteenlopende crises. En weer anderen – i.c.: Mario Cipollini – worden tot drie jaar cel veroordeeld wegens het stelselmatig mishandelen van hun echtgenote.

Kortom, elke foto waarop Jan Ullrich glimlacht en leeft, is goed nieuws.

Op dit moment dateert de laatste activiteit op zijn Instagram-kanaal van het slotweekend van het wielerseizoen. Eerst leverde Ullrich de fiets waarop hij in 1998 tweede werd in de Tour, een wit met roze Pinarello, af bij het fraaiste wielermuseum ter wereld, boven op de Madonna del Ghisallo. Daarna meldde hij zich aan de start van de Ronde van Lombardije, waar hij sprak met Valverde en Nibali. Van die laatste ontmoeting dook ook een filmpje op: twee mannen, met een gedeelde onhandigheid: Ullrich vanwege het Italiaans, waarin hij zich weliswaar prima weet te redden, maar waarin hij zich toch hoorbaar voelt als een kat in een vreemd pakhuis en Nibali vanwege Ullrich, die als een toekomstspiegel tegenover hem stond. Terwijl Nibali naar Ullrich keek, moet hij een toekomstige variant van zichzelf hebben gezien: een man van middelbare leeftijd, die op basis van een steeds vager wordend verleden, laat rondrijden, net te gewillig op de foto gaat met wie wil en altijd nog wel wat tips heeft waarvan alleen de ontvanger weet dat ze al lang over de datum zijn.

Toch luisterde Nibali. Deels uit beleefdheid, deels uit eerbied, want wielrenners van zijn generatie koesteren een grenzeloze bewondering voor Ullrich, de antiheld, de fysiek perfecte en geestelijk broze tegenhanger van Armstrong, voor wie de geest juist de benzine was in een niet perfecte motor. In het wielrennen wordt puur fysiek talent altijd met ontzag benaderd, het ultieme lichaam als vorm van genialiteit.

Stel je voor dat al die mensen al hun potentie hadden kunnen benutten, wat hadden we dan kunnen genieten

Afgelopen week las ik het geweldige boek dat de Britse wielerjournalist Daniel Friebe over Ullrich heeft geschreven. In het Engels heeft de biografie, waarin de biograaf er niet in slaagt de gebiografeerde te spreken te krijgen, als ondertitel The best there never was. Daarin, in de hypothese dat we slechts een deel van Ullrichs talent te zien hebben gekregen, schuilt een deel van zijn aantrekkingskracht. Armstrong heeft iedere fantasie overtroffen, op elk vlak denkbaar. Aan Ullrich blijft, tot het einde der tijden, genoeg te fantaseren over. Hoe goed zouden River Phoenix en Heath Ledger zijn geworden als ze waren blijven leven, waar had het talent van Robert Johnson en Janis Joplin hen nog kunnen brengen als ze ouder dan 27 geworden waren, wat had Garrincha met twee even lange benen kunnen doen, of Willy Dullens met meer dan één goeie knie? Stel je voor dat al die mensen al hun potentie hadden kunnen benutten, wat hadden we dan kunnen genieten. Stel je voor dat al die mensen een superleven hadden kunnen leiden. Maar ja: dat komt dus haast nooit voor. Het zijn de mensen die daadwerkelijk al hun potentie benutten die de uitzondering vormen. Je kunt denken: wat als Ullrich de mentaliteit van Armstrong had gehad? Gebeurt vaak, in het wielrennen. Veel minder regelmatig denkt men: wat als Ullrich het lijf van Frank Heinen had gehad? Toch komt dat laatste een stuk vaker voor dan de vernietigende geestkracht van Armstrong. Wat ik geloof ik bedoel, is dit: je kunt op Jan Ullrich geen ander hoofd fantaseren zonder van hem een geheel nieuw, onbestaand persoon van te maken.

Van alles wat hij had kunnen zijn, is het bij Ullrich altijd bij een aanzet gebleven. Hij bleef weliswaar leven, al scheelde het de laatste jaren een paar keer slechts een haartje, maar uit het boek van Friebe blijkt dat een deel van hem, het deel waarin de diepe wens woont om er alles uit te persen wat erin zit, al bij zijn Tourwinst in 1997 niet is meegegroeid met de rest.

De neiging je een wereld voor te stellen waarin die ambitie was blijven bloeien is nauwelijks te weerstaan. Als hij niet op jonge leeftijd vaderlijke sturing was kwijtgeraakt, als niet foute vrienden, als niet dit, als wel dat? Wat je je dan in feite afvraagt, is wie Jan Ullrich had kunnen zijn als hij niet Jan Ullrich was geweest. Het antwoord op die vraag – ieder ander – zou je verheugd moeten maken over het feit dat Jan Ullrich Jan Ullrich was, is en zal zijn – en als je Instagram moet geloven, is hij daar zelf ook eindelijk gelukkig mee.