Spring naar de content
bron: anp

De onvoorstelbare Evenepoel en het geheim van Annemiek van Vleuten

Frank Heinen over Remco Evenepoel en Annemiek van Vleuten, die zondag allebei de Vuelta wonnen. ‘Iets werkelijk leuk kunnen vinden is een talent, iets werkelijk leuk blijven vinden is een kunst.’

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Zodra er iets uitzonderlijks gebeurt, wil je begrijpen wat dat is, dat iets. Waar het vandaan komt, hoe het in zijn werk gaat en – gek genoeg – wat het over jou zegt.

Remco Evenepoel die de Vuelta van 2022 wint, de eerste grote ronde die hij uitrijdt, is iets uitzonderlijks. 

Evenepoel an sich is iets uitzonderlijks.

En het lastige is: het meeste aan hem is verre van uitzonderlijk. Hij is, naast dat ene onvoorstelbare, vooral heel erg voorstelbaar. Je kunt je voorstellen dat je 22 bent, dat je je af en toe laat meeslepen door je eigen woorden en daden, dat je ergens helemaal voor gaat en dat je trots kan worden verward met arrogantie, en je welbespraaktheid met praatjes. Dat is allemaal zo goed voorstelbaar dat dat ene, dat gebeurt wanneer Remco Evenepoel op een fiets stapt, juist nog wat onvoorstelbaarder wordt dan het van zichzelf toch al is.

Het zou helpen als hij minder alledaags klonk, of oogde. Als hij een sociopaat was, een kluizenaar of een soort schichtig vogeltje. Maar dat is hij niet.

Af en toe doet hij me denken aan Annemiek van Vleuten, die tegelijk met hem óók de Vuelta won. Ook Van Vleuten is – hoewel significant meer likeable – iemand die zeldzaam gewoon klinkt, spreekt en doet, winnares van de normaalbokaal, tot ze op een fiets zit, en haar tegenstanders een voor een verpulvert, ze vervolgens versnijdt met nootmuskaat en ze tenslotte online aanbiedt als neutronenkorrels met bavianenpregment.

Van Vleuten is intussen fietsbejaard, maar ze geniet ogenschijnlijk nog van elke wedstrijd, elke zege, elke onbeantwoorde aanval. Niet op een verbeten ik-zal-en-ik-moet-manier, maar op een opgewekte, kijk-mij-nou-eens-lekker-fietsen-manier. Toen ze zondag haar derde grote ronde van het jaar won – vergelijkbaar met… nou ja, met niemand eigenlijk, want geen mens deed dat haar ooit voor – zei ze: ‘En het belangrijkste is: ik vind het nog steeds leuk.’

Wanneer je Van Vleuten of Evenepoel hoort spreken, hoor je zo veel dat je geneigd bent te denken dat je álles hoort. Dat wat zij je vertellen ook alles is

Erachter, of eronder, moet iets zitten dat veel dieper en verder gaat dan ‘leuk’, want dat woord kan onmogelijk de lading dekken van de intensiteit waarmee Van Vleuten al tien jaar lang haar tegenstanders in tapijten rolt en ze lachend een voor een bij het grofvuil zet.

Wat ik bedoel is dit: wanneer je Van Vleuten of Evenepoel hoort spreken, hoor je zo veel dat je geneigd bent te denken dat je álles hoort. Dat wat zij je vertellen ook alles is. En dat zou betekenen dat hun talent ook voor henzelf tot het domein van het onvoorstelbare behoort.

In boeken over ‘mindset’ las Remco Evenepoel dat alles vanuit het hoofd komt. Als jij een moord pleegt, legde hij zondagochtend in een interview met Sporza-verslaggever Sammy Neyrinck uit, passeert die moord eerst aan je gedachten alvorens hij gebeurt. Zo ongeveer werkt dat ook met elke dag op dezelfde tijd naar bed, elke dag op dezelfde tijd opstaan, elke hap eten afwegen, elke dag dezelfde zielloze uren op de fiets en zonder je ouders en je vriendin nauwelijks zien, omdat je toevallig een exceptioneel grote longinhoud hebt.

Over al die offers zegt Remco Evenepoel niet tegen zichzelf ‘Ik moet ze doen’, maar ‘Ik ga ze doen’. En dat verbastert dan uiteindelijk tot ‘Ik wil ze doen’.

Of zo. Ik kan er zelf niet helemaal de vinger achter krijgen, mijn mindset heeft weinig raakvlakken met de zijne: ik zeg de hele dag tegen mezelf over de kleinste futiliteiten ‘Ik moet ze doen’, en dat verandert dan plots op magische wijze in ‘ik wil ze niet doen’. 

Waarschijnlijk lees ik de verkeerde boeken.

Het gesprek opende met de vraag wie Remco Evenepoel was. 

Geen briljante vraag, want wat is daarop nu een zinnig antwoord? Daarom bestaan interviews. Zodat filmsterren en beroemdheden en 22-jarige topwielrenners ongemerkt het deksel van hun wezen op een kier zetten, terwijl de interviewer via omtrekkende bewegingen steeds dichterbij komt en zo de lezer of luisteraar een kontje geeft en zo de gelegenheid biedt om even over de rand naar binnen te kijken, voor het deksel weer dichtklapt. Wie op zo’n vraag een goed antwoord kan formuleren, hoeft verder geen interviews te geven. Zo iemand heeft geen vragen nodig om elke keer precies het juiste antwoord te geven. 

Gelukkig bestaan dat soort mensen niet.

Het boeiende aan het gesprek met Neyrinck – de goede vragen volgden de magere opening vlug op – was om te luisteren naar iemand die jong genoeg is om nog blij verrast te zijn met zijn eigen gedachten. De meeste sporters van Evenepoels niveau herhalen hetgeen ze al vaker hebben gezegd (namelijk: niets), ze zijn het uitzicht op hun drijfveren en emoties al lang beu. Evenepoel ontdekt in dat uitzicht nog telkens iets nieuws, je kunt het horen in zijn stem, als een reactie hem spontaan invalt.

België, denkt België, zit met Evenepoel de komende vijftien jaar gebakken. Daar rekenen ze zich al rijk met elk jaar een rondewinst, plus een klassiekertje of twee

Het werkt aanstekelijk. Wanneer hij zegt dat je ‘willen moet leren’, of iets anders wat je al honderd keer hebt gehoord, van honderd mensen bij wie je daarna in gedachten de aantekening ‘geen originele denker’ plaatste, klinkt dat vers, vernieuwend op het revolutionaire af. Als je maar jong genoeg bent, hoor je veel voor het eerst. Zo werkt Evenepoel, vertelt hij in gesprek met Neyrinck, met een psycholoog. Niet met zomaar een psycholoog, want deze psycholoog is niet zo ‘van het boekje’. De sessies zijn eigenlijk meer gewoon goede gesprekken. Alle psychologen waarover bekende mensen in interviews vertellen, zijn psychologen die hun cliënten vertellen dat ze ‘niet volgens het boekje’ werken. Ongetwijfeld zit er nog ergens één behandelaar die zichzelf aanprijst tegen de stroom in met ‘traditionele benadering’ en ‘hardcore therapie in plaats van prettige gesprekken’, maar daar is de laatste patiënt al lang geleden weggerend.

België, denkt België, zit met Evenepoel de komende vijftien jaar gebakken. Daar rekenen ze zich al rijk met elk jaar een rondewinst, plus een klassiekertje of twee. Maar wie Evenepoel hoort spreken, over de offers en de gruwelijke voorbereiding en over al die dingen die nu nog nieuw en vers en verrassend zijn, kan zich voorstellen dat het bijna ondoenlijk is om zo’n leven, zo’n bestaan als laboratoriumbeest, lang doenbaar te houden.

Winnen is te gek, tot je het te vaak gedaan hebt.

En fietsen is ook tof, tot op zekere hoogte(stage).

Iets werkelijk leuk kunnen vinden is een talent, iets werkelijk leuk blijven vinden is een kunst. Om zich die kunst nog meer eigen te maken, kan Evenepoel te zijner tijd vast bij talloze mensen terecht, maar ik zou gaan voor een goed gesprek met Annemiek van Vleuten.