Spring naar de content
bron: anp

De geniale truc van Remco Evenepoel

In feite doet Remco Evenepoel wat hij al doet sinds hij in zijn puberteit met voetballen stopte en op de fiets stapte: harder rijden dan de rest, schrijft Frank Heinen.

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Het is een vreemd gezicht, om Remco Evenepoel de tegenstand te zien verpletteren.

Het is een vreemd gezicht, omdat je nauwelijks ziet dát-ie het doet. Zijn aanvallen doen denken aan touwtrekken, waarbij je als toeschouwer eigenlijk niet kunt onderscheiden of er daadwerkelijk kracht wordt gezet, je moet maar aannemen dat het zo is.

Na de finish, zondag, goot hij in twee tellen een flesje sportdrank achterover. Daarna keek hij achterom, vol oprechte belangstelling. Waar de rest bleef.

Twee keer keek ik deze week naar iets ongelooflijks, en twee keer zag ik niks. Evenepoel kwam niet uit het zadel, hij pufte of steunde niet, hij keek niet op of om, communiceerde niet met de ploegleider.

Hij ging gewoon steeds harder rijden.

Wat een geniale truc.

In feite doet Evenepoel wat hij al doet sinds hij in zijn puberteit met voetballen stopte en op de fiets stapte: harder rijden dan de rest. In de komkommerste dagen van de zomer van 2018 stuurde de redactie van het Belgische Journaal een reporter naar een juniorenkoers in Wallonië om er een reportage te maken over een jongen die pas kort fietste, en die twee weken daarvoor, op het EK voor junioren, solo als eerste over de streep was gekomen, tien minuten voor de rest.

Tien minuten.

10.

Minuten.

In voetbaltermen: 40-0. In politieke termen: 76 zetels. Tien minuten voorsprong voor één renner, een renner die bovendien nog maar net fietst, is de wielervariant van een huilend Mariabeeld. Of eerder: een complete kerststal in tranen.

Zoals gezegd: een vreemd gezicht.

Daniëls kent zijn klassieken; hij weet dat Frans Verbeeck tegen verslaggever Fred De Bruyne na de Ronde van Vlaanderen van 1975 over Eddy Merckx verzuchtte: ‘Fred, hij rijdt vijf per uur te snel voor ons.’

In de reportage van destijds zie je Evenepoel de hele ploegentijdrit op kop rijden. Na de finish zet ploeggenoot Lars Daniëls woedend zijn helm af en roept: ‘Remco rijdt veel te hard.’

Daniëls kent zijn klassieken; hij weet dat Frans Verbeeck tegen verslaggever Fred De Bruyne na de Ronde van Vlaanderen van 1975 over Eddy Merckx verzuchtte: ‘Fred, hij rijdt vijf per uur te snel voor ons.’ Verbeeck stond bekend als een goeie renner, maar zal de geschiedenis ingaan als de ‘vijf per uur te snel voor ons’-man. Lars Daniëls moet dat geweten hebben, en solliciteerde die zomerdag in 2018 ernaar Evenepoels Frans Verbeeck te worden.

Zo won Evenepoel eigenlijk altijd, en overal: door op een zeker moment in de wedstrijd harder te gaan rijden dan de rest. Zo werd hij wereldkampioen en zo won hij bij de profs zijn eerste wedstrijden. Altijd als ik hem zie fietsen, denk ik even aan de eerste keer dat ik hem live op televisie zag rijden, in een echte koers. Dat was de Ronde van België van 2019, waar hij Victor Campenaerts, toch geen halve tamme op twee wielen, in een gemeenschappelijk aanval zo hevig teisterde dat die van pure ellende bij een bocht rechtdoor stuurde om even in de hekken te gaan liggen uitblazen. Voor hen die erbij waren, was een rit in de Deutschland Tour datzelfde jaar nog zo’n licht traumatiserende ervaring: Evenepoel reed die dag de hele dag voorop, alleen. En hoe hard de ploegen achter hem ook samenwerkten, ze kwamen maar niet dichterbij. Uiteindelijk liepen ze hem vlak voor de finish toch in, na een dag lang onafgebroken ploeteren. Op zijn gezicht lag nog altijd die zacht-triomfantelijke uitdrukking bestorven die hem eigen is, en die je als bescheidenheid en als arrogantie zou kunnen interpreteren, net hoe het je zelf het beste uitkomt.

De kans is aanzienlijk dat Remco Evenepoel de Vuelta van 2022 zal winnen, door steeds net wat sneller te rijden dan de rest, ook al kunnen hem nog uiteenlopende rampen treffen, van een paniekaanval tot hoogtevrees tot uitputting tot een coronabesmetting. Het grootste risico lijkt me erin te bestaan dat hij, na nog een demonstratie in de tijdrit van dinsdag, door alle inderhaast ingevlogen Vlaamse journalisten wordt fijngedrukt. De journalisten die vervolgens, als het uitzinnige volk in de slotscène van Das Parfum, ontoerekeningsvatbaar van pure opwinding, hapjes van Remco Evenepoel gaan nemen, om hem uiteindelijk, net voor de finish in Madrid, helemaal op te hebben.

De kans is aanzienlijk dat Remco Evenepoel de Vuelta van 2022 zal winnen, door steeds net wat sneller te rijden dan de rest, ook al kunnen hem nog uiteenlopende rampen treffen, van een paniekaanval tot hoogtevrees tot uitputting tot een coronabesmetting

Zondag haalde Remco Evenepoel weer zijn truc uit: hij viel niet aan, deed niks bijzonders en ging gewoon steeds harder rijden op de laatste berg, in die beetje wonderlijke stijl die een mix is van massiviteit en souplesse. Wanneer hij klimt en anderen achter hem lossen, lijkt het op trucage, alsof een handige regisseur een ontspannen trainende belofte tussen de gesloopte profs heeft geplakt. Juist de eenvoud van wat Evenepoel doet, maakt het zo onverklaarbaar. Want wielrennen is niet hard fietsen, dat weet iedereen. Er komt tactiek bij kijken, en een goeie ploeg, en een goocheldoos vol trucs. Maar Remco Evenepoel zet al dat soort zekerheden op de helling. Wie Evenepoel afgelopen week ziet rijden, weet: wielrennen is wél hard fietsen, als je maar hard genoeg fietst.

Het lijkt erop dat hij de sport heeft ingekookt tot zijn meest pure vorm. Elke rit is een rechtstreekse krachtmeting, renner tegen renner. In die concentratie van wat wielrennen is, is hij nauwelijks te verslaan. Zodra Remco Evenepoel aan een wedstrijd meedoet, wint de beste – en dat is hij bijna altijd zelf.