Spring naar de content
bron: anp

Het sprookje van de kopman & de knecht

Kopmannen die winnen, bedanken na afloop hun knechten. Knechten die winnen, bedanken na afloop hun vrouw, schrijft Frank Heinen. ‘De vrouw van Carlos Verona heet Ester, en zonder haar had hij het nooit gered, zei hij.’

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Carlos Verona werd al op zijn achttiende prof. Intussen is hij dertig.

Twaalf jaar prof.

Contracten bij de beste Belgische, Australische en Spaanse ploegen.

Zo’n zeshonderd races.

Ooit 19de in de Tour. Om met Tom Egbers te spreken: noem dat maar niks.

Alleen: nul keer gewonnen. Althans: tot zaterdag. Toen won Carlos Verona de koninginnerit van de Dauphiné Libéré.

Wielrennen is een sport voor mensen die weten hoe ze moeten verliezen. Wie daar niet tegen kan, moet maar iets anders gaan doen. Stephen Williams, die dit weekend in de eerste rit van de Ronde van Zwitserland de beste renners ter wereld voorbleef, eindigt meestal ergens diep in de achterhoede. Dat is wielrennen: het zit in principe altijd tegen, tot het eens meezit.

Bij een enkeling komt dat moment nooit. Knechten, bijvoorbeeld.

Knechten winnen nooit, daarom heeft een slimme kopman ooit verzonnen dat zijn zege er een van de hele ploeg is. Zo wint de knecht af en toe ook een beetje, ook al gaat zo’n overwinning niet gepaard met een beker, of een statistiek op de erelijst. Een koffiezetapparaat kan de knecht krijgen, of een horloge.

Ook mooi.

In het wielrennen worden de meeste rollen voor het leven verdeeld. Knechten blijven knecht, kopmannen kopman. Dreigt een kopman knecht te worden, dan vertrekt hij naar een andere ploeg, of stopt-ie radicaal met wielrennen, zoals Tom Dumoulin. Een enkele keer wordt een kopman na verloop van tijd knecht, maar in de knecht (vh. Kopman) blijven altijd restjes kopman achter, restjes waar de knecht niks aan heeft.

Zij weten dat een ondergeschikte rol de enige garantie biedt voor een bestaan als profwielrenner. Zij beschouwen hun knechtendom zoals voetballers hun positie in het veld. Een overwinning of een wedstrijd waarin zij boven zichzelf uitstijgen verandert voor knechten niets aan hoe zij zichzelf en hun bestaan beschouwen: ze zijn al zo lang knecht dat ze zich nauwelijks nog kunnen voorstellen dat ze ook géén knecht zouden kunnen zijn.

Even dacht ik: misschien had Carlos Verona zónder die drie kinderen wel veel eerder een wedstrijd gewonnen, misschien had hij dan wel de overstap gemaakt van Knecht naar Kopman, maar zo denken de meeste ouders gelukkig niet

Koen Bouwman die uitblinkt in de Giro, twee ritten wint, bergkoning wordt en zegt: ik denk niet dat dit iets aan mijn positie verandert. Konijn die op een dag de wortels terzijde werpt, een vos opeet en zo koning van het bos wordt: ik denk niet dat dit iets aan mijn positie verandert.

Zaterdag won Carlos Verona een rit in de Dauphiné Libéré. Kopmannen die winnen, bedanken na afloop hun knechten. Knechten die winnen, bedanken na afloop hun vrouw. De vrouw van Carlos Verona heet Ester, en zonder haar had hij het nooit gered, zei hij.

En zonder hun drie kinderen ook niet, voegde hij eraan toe.

(Even dacht ik: misschien had Carlos Verona zónder die drie kinderen wel veel eerder een wedstrijd gewonnen, misschien had hij dan wel de overstap gemaakt van Knecht naar Kopman, maar zo denken de meeste ouders gelukkig niet.)

Je vergeet nogal eens hoeveel knechten zich dezelfde inspanningen moeten getroosten als hun kopman. Hoeveel domestiques er niet maanden per jaar op een uitgestorven bergtop, in een uitgestorven hotel leven, om maar in de Tour of Giro of Vuelta hun bescheiden bijdrage te kunnen leveren. Hoeveel gregario’s er niet even magerzuchtig zijn als de mensen in wiens dienst ze rijden, hoeveel ondergeschikten en hun omgeving alles over hebben, niet voor eeuwige roem, maar voor afgeleid geluk.

In het gezin is zelfs de kleinste knecht de primadonna-kopman.

Verona vertelde dat hij gedurende zijn aanval veel aan zijn gezin had gedacht, en dat die gedachten hem geholpen hadden toen hij hoorde dat hij in de laatste hellende kilometers op de hielen gezeten werd door Primoz Roglic, een renner die erom bekend staat dat hij eerzame aanvallers in de laatste meters nog voorbij sprint, als de kat die het bijna weggevlogen vogeltje met een haal alsnog uit de lucht mept. Roglic is een klassieke kopman, zelfs toen hij het nog niet officieel was, was hij het toch al.

En toen hij het eenmaal écht was, kopman, toen was daar plots Jonas Vingegaard, die hem in de eerste de beste Tour waaraan hij deelnam zó goed verving dat je je kon afvragen of de understudy de hoofdrolspeler niet direct had overtroefd. Ook onmiskenbaar kopmanmateriaal, Vingegaard.

Het is een van de meest spannende onderdelen van het wielrennen: het punt waarop knecht en kopman heel even precies even goed lijken, de rollen gaan schuiven en de orde chaos wordt

Zondag reden Vingegaard en Roglic eendrachtig de rest van de tegenstand naar de gallemiezen. Arrivederci Hanz, das war der letzte Tanz. Ze legden er een intimiderende overmacht aan de dag, maar moeten de hele tijd gedacht hebben aan de afwezige Grote Tegenstander. Een wielerronde domineren waaraan Tadej Pogacar niet deelneemt is als een Muppet-competitie winnen, terwijl Kermit ziek thuis zit.

Op een kilometer van de streep, toen de Knecht in al zijn enthousiasme richting top spurtte, leek de Kopman hem even niet te kunnen bijhouden.

Vingegaard had niks door, en voor je het wist, was het moment weer voorbij.

Het is een van de meest spannende onderdelen van het wielrennen: het punt waarop knecht en kopman heel even precies even goed lijken, de rollen gaan schuiven en de orde chaos wordt. Ze hebben elkaar nodig. Wie zich een Tourzege voorstelt als een Ikea-kast (en wie doet dat nou nooit), weet: je hebt een hamer en een spijker nodig, een kopman en een knecht – en nog wat losse schroeven. De schroeven staan vast, maar wie de hamer is, en wie de spijker, blijft troebel. Af en toe komt het voor dat, op een moment van opperste inspanning, wanneer Pogacar met de concurrentie doet wat je sumoworstelaars wel eens met kleine jongetjes ziet doen, dat op zo’n moment de kopman knecht wordt en de knecht kopman.

Niemand wil dat het schuift, maar het schuift toch.

Op zo’n moment trilt alles, schuift alles, vallen de fotolijstjes van de muur.

Zondag schoof er nog niks. De knecht won de rit, de kopman de ronde. 

Alles gaat zoals het hoort te gaan. 

Voorlopig.