Spring naar de content
bron: anp

Bij het (naderende) stoppen van Tom Dumoulin

Tom Dumoulin wilde alleen maar winnen van zichzelf, en van de mensen tegen wie hij streed, en verder wilde hij met rust gelaten worden. Frank Heinen blikt alvast terug op de carrière van de Vlinder van Maastricht.

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Tom Dumoulin stopt. Eerst wil hij nog een paar keer knallen, wereldkampioen tijdrijden worden en dan houdt hij ermee op. Wat hij daarna gaat doen, ‘wil hij nog niet weten’.

Je bent geneigd te bedenken hoe het ook had kunnen gaan, hoe het anders had kunnen lopen. Als hij niet had zitten wikken en wegen tot hij een ons woog, en vervolgens ging zitten wikken en wegen of hij eigenlijk wel een ons wilde wegen, als hij niet de beste ronderenner ter wereld was geworden bij een ploeg die sport benadert als een wetenschappelijk experiment en wielrenners als de kleine instrumentjes die daarbij ten dienste kunnen staan. Als hij überhaupt geen ronderenner was geworden.

Als hij niet zo slim was geweest dat hij zichzelf voortdurend had trachten te doorzien, als hij niet al het onbegrijpelijke om hem heen had proberen te begrijpen – de fotografen in de tuin, de fans, de journalisten die maar niet over hem wilden ophouden.

Als niet dit, indien dat.

Zinloos. Als mijn tante wieltjes had, enzovoort.

In de periode dat Dumoulin zich liet kennen als mogelijke Tourwinnaar werd gewicht almaar belangrijker. Renners dienden zo licht mogelijk te zijn. Wie het meeste gewicht kon verliezen, won. In Dumoulin school zelfs in zijn lichtste momenten nog een zwaarte die hij elke dag opnieuw meenam de fiets op. Bergop, bergaf.

Tom Dumoulin wilde alleen maar winnen van zichzelf, en van de mensen tegen wie hij streed, en verder wilde hij met rust gelaten worden. Op de fiets zat hij als gegoten, er eenmaal vanaf stond hij er vaak een beetje onhandig bij

Er was een tijd dat ik me bezwaard voelde om weer over hem te schrijven. Ik merkte dat het opgewonden verheugen op meer meer meer dat uit die stukjes sprak, een verheugen dat ik met veel wielerliefhebbers bleek te delen, dat dat verheugen hem bedrukte. Dat het hem opzadelde met het gevoel dat hij het allemaal niet meer voor zichzelf deed, dat in het verleden behaalde resultaten hem vastpinden voor de toekomst. Ik aarzelde omdat ik het dacht te begrijpen, en ik dacht het te begrijpen omdat ik hoopte dat ik ook zo zou zijn geweest, als topwielrenner. Tom Dumoulin wilde alleen maar winnen van zichzelf, en van de mensen tegen wie hij streed, en verder wilde hij met rust gelaten worden. Op de fiets zat hij als gegoten, er eenmaal vanaf stond hij er vaak een beetje onhandig bij.

En toch bleef ik over hem schrijven, want in al die stukjes en die aanvragen en die mensen die tijdens carnaval met hem op de foto wilden, zat het hem niet. Het is nogal pathetisch, maar ik vrees dat veel mensen zich in Tom Dumoulin dachten te herkennen, zonder hem überhaupt te kennen.

Ik ook, ja.

Lang heb ik de hoop gekoesterd dat hij de Tour de France zou winnen, Dumoulin. Ik verzon er zelfs een woord voor, ‘dumoulisme’: de levensbeschouwing gestoeld op de verwachtingsloze hoop dat Tom Dumoulin ooit de Tour wint. Niet omdat hij daarmee de eerste Tourwinnaar zou zijn die ik zou hebben ontmoet voor-ie de Tour won, of omdat-ie een Nederlander was, maar omdat er iemand de Tour zou winnen op wie ik dacht te lijken, of: hoopte te lijken. Iemand die nadacht voor-ie antwoord gaf, die zich niet alleen onzeker kon voelen, maar die onzekerheden ook welsprekend onder woorden wist te brengen, iemand die ongemak ervoer, twijfel en ergernis toeliet.

Iemand die zich niks liet aanleunen.

Iemand voor wie zijn sport tegelijk alles en niets voorstelde.

Iemand die je regelmatig wat geestelijke gemakzucht toewenste.

Iemand die geen zeur wilde zijn, maar tegelijk niet bang was te zeuren.

Regelmatig vroeg hij zich hardop af waarom-ie deed wat-ie deed, en wat het voor nut had, en wie die mensen waren die hem daar om bewonderden. Vragen waar geen sporter zich aan waagt, omdat de antwoorden zo teleurstellend zijn dat de kans bestaat dat je er stante pede mee ophoudt.

Voor iemand die zich afvraagt wat de zin van de dingen is, is wielrennen geen geschikte bezigheid. Ik bedoel: in principe is alles zinloos, maar om het hardst van A naar B (en soms zelfs: weer terug naar A) fietsen, is een hartverscheurende uitbeelding van die zinloosheid.

Tegelijk behoren Dumoulins grootste overwinningen tot de meer plezierige momenten in de levens van honderdduizenden mensen. Er zijn zinlozer beroepen denkbaar.

Als wielrennen theater is – en dat is het volgens mij – en wielrenners daarmee dus personages – en dat zijn ze, volgens mij – dan is Tom Dumoulin een figuur waarin je je kunt verplaatsen, een levensecht personage, een karakter met reliëf, vol tegenstellingen en met elkaar botsende gedachten

Met mijn vrienden voer ik minder openhartige gesprekken dan Tom Dumoulin jaren achtereen met de microfoon van de dienstdoende verslaggever, elke keer opnieuw. Terwijl hij het geheim van de perfecte tijdrit, de perfecte koers, de perfecte voorbereiding probeerde te ontrafelen, stuitte hij steeds op kleine imperfecties in zichzelf. Hij ging als eind-twintiger in een wereld waarin oppervlakkigheid en niet-nadenken aanbevelingen zijn bij de sollicitatie, kopje-onder in zijn eigen gedachten, sloeg hoeken om die rechtlijniger denkers niet eens waarnemen en hoe meer hij zichzelf leerde kennen, hoe ingewikkelder het werd.

Als wielrennen theater is – en dat is het volgens mij – en wielrenners daarmee dus personages – en dat zijn ze, volgens mij – dan is Tom Dumoulin een figuur waarin je je kunt verplaatsen, een levensecht personage, een karakter met reliëf, vol tegenstellingen en met elkaar botsende gedachten. 

Voor types als hij kijk ik naar sport.

En in de hoop op nieuwe types als hij blijf ik kijken.

Iemand anders dan Tom Dumoulin wint dit jaar de Tour. En het jaar erna ook. Dat is minder jammer dan het klinkt. Hij blijft vast fietsen, hij blijft vast wroeten in zijn eigen beweegredenen, hij blijft vast te veel van zichzelf verwachten, maar van al het andere, alle ruis, alle misplaatste herkenning, alle roem, van alles waar hij niet om vroeg en wat hij toch kreeg (inclusief dit stukje), is hij bijna af.