Spring naar de content
bron: anp

Verheugen op de Giro

Frank Heinen verheugt zich op de Giro.

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Verheugen op de Giro.

Verheugen op Biniam Girmay, op Van der Poel en op hun sprint om het roze op een Hongaarse helling, op de bovenmenselijke onverstoorbaarheid van Thymen Arensman, die me tegen die tijd vast zal doen denken aan de bovenmenselijke onverstoorbaarheid van een Grote Voorganger (Indurain of Breukink misschien – maar dat zien we dan wel), op het aantal keer dat Karsten Kroon zal zwijgen op momenten dat hij eigenlijk zou willen vragen ‘of het nog ver is’ en het aantal keer dat Jeroen Vanbelleghem zich genoodzaakt ziet het commentaar een soort quiz te maken, met zichzelf als quizmaster en een door verveling murw gebeukte Kroon als kandidaat die niks kan winnen; op het Girojournaal van Renaat Schotte en alle keren dat een nieuwslezer of een commentaarstem hem toonloos aankondigt als ‘Renato Scotti’ (want waarom kan Renaat Schotte niet in hemelsnaam drie weken worden uitgeleend aan Eurosport, of nog beter: aan de RAI, zodat hij daar, tussen Davide Cassani en Alessandro De Stefano zijn mooiste Italiaans ten beste kan geven in een nerveus gesneden kostuum – dan schaf ik vandaag nog een VPN’etje aan); op alles wat Wanty is en was en zal zijn (inclusief de verwarrende aanwezigheid van hun op een regenboogtenue lijkende outfit in Orbán-town), en dan met name op Barnabas Peak, die in de eerste etappe ongetwijfeld zal aanvallen en op al die journalisten en verslaggevers en commentatoren die dan allemaal even aan Professor Barabas denken, terwijl ze die N ook heus wel zien staan, maar ja, hoe werkt het brein? Joost mag het weten, of anders Erik Scherder.

Op alle ‘Olalalalalala’s’ van Jeroen Vanbelleghem, want die reserveert hij uitsluitend voor prettige olalalala-momenten; voor onaangename olallalalala-koerssituaties heeft hij een ingetogen ‘Ola’ in petto.

Op Joao Almeida, en al zijn onrust, die hem de ene dag een ritzege brengt, en de volgende een paniekerig missturen in een op zich overzichtelijke bocht.

Op de eindeloze uren op Sicilië, vol nu al verdorrende binnenlanden, met drie Italianen op kop, en Karsten Kroon trippend van de verveling achter zijn microfoon.

Op Mathieu in het roze.

Op alle muziek die je het hele jaar eigenlijk een beetje te ver vindt gaan, behalve in de zomervakantie, en tijdens de Giro natuurlijk, want dan is er geen mooiere muziek te verzinnen

Op de klassieke regenachtige dag in de bergen, waarop het begint te misten en we uren naar beelden van een roerloos finishdoek kijken, terwijl uit de wedstrijd af en toe berichten doorsijpelen over legendarische aanvallen, massale valpartijen en verrukkelijke inzinkingen, over de grens tussen ‘dit is leven’ en ‘dit is levensgevaarlijk’ en wij maar staren naar dat finishdoek, en Eurosport maar reclames uitzenden en wij maar blijven kijken, in de ijdele hoop dat er straks weer beeld is, dat het gewoon een draadje was, een stekker die er niet goed in zat, in plaats van een helikopterpiloot die bang is om tegen een bergwand te klepperen.

Op sprints die je gerust onbekeken kunt laten, live althans, want wat maakt het je uit wie er wint, en het maakt je wel uit wie er valt, en of er gevallen wordt, dus wacht gewoon de herhaling af, als alles achter de rug is, en zelfs de berijder van die vliegende fiets het overleefd heeft, en beteuterd zijn bloedende elleboog bestudeert, terwijl zijn onbeschadigde arm woedende gebaren maakt naar de schuldige, die er in de meeste gevallen ook niks aan kon doen.

Op elke keer dat een commentator zich verwaardigt het ‘Head of the Race’ terug in de tijd te swingen door er uit eigen beweging ‘Testa della Corsa’ van te maken, want er bestaat geen taal ter wereld waarin zoveel begrippen kunnen worden uitgesproken op de maat van ‘Vamos a la Playa’ als het Italiaans.

(Of op de wijs van ‘Ti Amo’ van Umberto Tozzi.)

Op de Etna, en alle metaforische grapjes van dien.

Op elke rit dat er drie Italianen die allemaal een naam hebben van Italiaanse voetballers uit een grijs verleden (nou vooruit: alleen Ravanelli) in een tot mislukken gedoemde kopgroep rijden en het buiten mooi weer is, echt van dat pervers mooie beginzomerweer en je alles kunt doen, zo’n middag waarop de terrasjes al vanaf de lunch hardop naar je lonken, en dat je dan toch thuisblijft, gordijnen dicht, stof dat opdwarrelt in de reep licht die zich in die eeuwige kier tussen het ene en het andere gordijn perst, want: er kunnen waaiers komen.

Op de aanstekelijke overgave in het geslinger van Pello Bilbao.

Op alle muziek die je het hele jaar eigenlijk een beetje te ver vindt gaan, behalve in de zomervakantie, en tijdens de Giro natuurlijk, want dan is er geen mooiere muziek te verzinnen, en dus: op Michele Zarrillo, Matia Bazar, Eros Ramazzotti, Gianna Nannini, Francesco Guccini, Raf, Al Bano, Franco Battiato, Giorgio Gaber, Enzo Jannacci, Jovanotti, Nek, Ivano Fossati, Ricchi E Poveri, Francesco De Gregori, Adriano Celentano, Zucchero, Riccardo Coccianti, Luca Carboni, Nilla Pizzi, Mina, Andrea Bocelli, Luigi Tenco, Fiorella Mannoia, Domenico Mudogno, Alberto Rabagliati, Marino Marini, Bruno Lauzi, Ornella Vanoni, Jula De Palma, Pippo Pollina, Tommaso Primo, Giorgia, Donatella Rettore, Amedeo Minghi, Daniele Silvestri, 883, Vincio Capossela, Gino Paoli, Fabrizio De André, Angelo Branduardi, Adoardo Vianello, Loredana Bertè, Emma, Gianni Togni, Viola Valentino, Riccardo Fogli, Laura Pausini, Rino Gaetano, Edoardo Bennato, Clara Jaione, Toto Cotugno, Motta, Galeffi, Thegiornalisti, Ex-Otago, Colapesce, Gianni Morandi, Eugenio Finardi, Gino Latilla, Viito, Bartolini, Max Gazzè, Coez, Pinguini Tattici Nucleari, Canova, Cesare Cremonini, Mia Martini, Biagio Antonacci, Svegliaginevra, Nino Manfredi, Fausto Leali, Ligabue, Claudio Baglioni, Rita Pavone, Caterina Caselli, Piero Umiliani, CIMINI, Louis Prima, Anna Oxa, Massimo Ranieri, Renato Carosone, Silvana Pampanini, Ernesto Bonino, Nicola Di Bari en Sabrina – om er zomaar wat te noemen.

Op de door Francis Bacon geschilderde kop van Hugh Carthy, op de ietwat stijve stijl van Wilco Kelderman en zijn glimlach die stilletjes een grimas wordt (alleen weet alleen hij wannéér)

Verheugen op het verheugen van Jeroen op een ritzege voor Dries De Bondt, net zo lang tot je geen flauw idee meer hebt of je je nu verheugt op een ritzege voor Dries De Bondt, of op het verheugen op het verheugen.

Op de door Francis Bacon geschilderde kop van Hugh Carthy, op de ietwat stijve stijl van Wilco Kelderman en zijn glimlach die stilletjes een grimas wordt (alleen weet alleen hij wannéér), op de gewonde dier-trucs van Vincenzo Nibali, de grootse revanche van Oscar Riesebeek, op rit 7, op het moment waarop je kunt zien dat Mikel Landa het zelf óók niet meer zo goed begrijpt, op de kaasetappe, op de kust rond Genua, op de beelden van het gedenkteken voor het verongelukte superteam van Torino op de Superga in rit 14, op de traditionele regenrit met een grote kopgroep vol Nederlanders, Belgen en andere Scandinaviërs (en op de onvermijdelijke winst van Bauke Mollema die dag), op de Monterovere, op Mark Cavendish die moet huilen en dat niemand precies weet waarom, op de onverwoestbare naam Reto Hollenstein, op een bergrit waarin Sam Oomen de sterkste van de kopgroep blijkt, op een zoektocht van een vasthoudende journalist naar wat er met de ‘Nielsen’ achter ‘Magnus Cort’ is gebeurd, op die keer dat Richie Porte overeind blijft, op de zin ‘Weet je wie er ook nog gewoon bij zit?’, op het antwoord (‘Pozzovivo’) en op Addy Engels die vóór de slottijdrit tegen alle inderhaast naar Italie afgereisde Nederlandse media zegt: ‘Je weet het nooit, maar in principe gaan Carapaz en Yates dit op zo’n parkoers tegenover een tijdrijder als Tom niet meer goedmaken, nee.’