Spring naar de content
bron: anp

In de Strade Bianche zijn de dingen, ondanks alles, nog altijd mooi

Frank Heinen over de Strade Bianche: “Soms, bijvoorbeeld dus op zaterdag 5 maart 2022, lijken de dingen ondanks alles werkelijk vanzelfsprekend en kortstondig mooi.”

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Soms valt er in het wielrennen niets te zien. Aan de columnist dan de taak van dat niets toch iets te maken. Soms valt er in het wielrennen een hoop te zien. Aan de columnist dan de taak die hoop dan te onthouden, te noteren en zo iets vast te leggen dat méér is dan een stapeltje statistieken alleen. En soms valt er in het wielrennen zoveel te zien, zoveel vanzelfsprekende schoonheid dat er niet tegen op te schrijven valt. De columnist kan dan alleen wat impressies achter elkaar zetten, in de hoop dat er vanzelf iets uit oprijst wat logica lijkt.

Op zaterdag 5 maart 2022 schijnt de zon in Toscane met een voor-zomers fanatisme dat zich van de temperaturen weinig aantrekt. Niet dat het er toe doet. Sommige plekken op de wereld stralen zelfs als de zon niet schijnt. Het deel van Toscane waarin sinds een jaar of vijftien de Strade Bianche wordt verreden – want de koers oogt oud, maar is het niet, wat vaak op kitsch duidt, alleen in dit geval dus niet –, is zo’n plek. Het is er mooi op een manier die afstand schept, zoals de schoonheid van sommige mensen ook afstand schept tussen hen en alle mensen die er gewoontjes uitzien. Het land bestaat er niet uit heuvels en vlakten, maar is veel meer één onafzienbare glooiing. Het grind heet er geen grind, maar sterrato, wat in feite ‘grind’ is, maar toch is het anders, soms c’est le ton qui fait de ondergrond.

Tamelijk voor de hand liggend om de Strade Bianche mooi te vinden, omgeving, parkoers en deelnemersveld hebben iets overdrevens. 

Ja, het is schitterend.

Ja, de beste renners ter wereld meten er de krachten.

Nee, er bestaat geen fraaier plein. Een schelp, ja, net wat u zegt. Hoewel, vanuit een andere hoek bekeken zou het ook best een doucheputje kunnen zijn.

O man, zo mooi, ja, zo mooi dat je er argwanend van zou worden, want hoe vaak is zulke schoonheid bij nadere beschouwing geen afleidingsmanoeuvre, een prijzige paardendeken waaronder onbekende gruwelen worden gesmoord?

Ja, zo mooi. Ja, zo goed. Ja, ja ja, nou weten we het wel. 

Zaterdag 5 maart 2022 is, ondanks de wereld, geen uitzondering. Wéér is het er mooi. Bijvoorbeeld wanneer Annemiek van Vleuten versnelt en Lotte Kopecky, een en al breedgeschouderde onverzettelijkheid, niet van wijken wil weten, al was het maar om te laten zien: ik ben beter dan jullie denken, ik ben beter dan de tegenstand denkt, ik ben beter dan ikzelf denk. En ik kijk naar Lotte Kopecky en herinner me dat ik me meer dan eens, met de vloeiende arrogantie van iemand die in vrouwenkoersen eigenlijk altijd een landgenoot ziet winnen, heb afgevraagd waar de anticipatie op een grote Kopecky-zege eindigde en waar de hoop begon, de hoop die, zoals John Cleese opmerkt in Clockwise, zoveel lastiger te verdragen is dan de wanhoop, die is tenminste duidelijk. En ik blijf erop vertrouwen dat de verhoudingen de verhoudingen blijven, en dat Van Vleuten de binnenstad van Siena zal platwalsen tot er een soort Nieuwegein van over is, en dat Lotte Kopecky de schlemiel blijft die ik in haar meen te herkennen, ook al weet ik wel beter – maar dat gebeurt niet, want het is de Strade Bianche en verhoudingen zijn er om te verschuiven en Lotte Kopecky wint en ze laat zich fêteren op het Piazza del Campo en op die brede schouders slaan waarop geen last te zien is, op de ochtend dat ze van onverzettelijk definitief onvermijdelijk is geworden, en de enige schlemiel die nu nog over is, is hij die in haar een schlemiel dacht te herkennen.

Wéér is het er mooi. Bijvoorbeeld wanneer Annemiek van Vleuten versnelt en Lotte Kopecky, een en al breedgeschouderde onverzettelijkheid, niet van wijken wil weten, al was het maar om te laten zien: ik ben beter dan jullie denken, ik ben beter dan de tegenstand denkt, ik ben beter dan ikzelf denk

En het blijft maar zaterdag 5 maart 2022 en Taco van der Hoorn rijdt voorop, maar daar maalt niemand om, want achter hem zwiept een rukwind een half peloton de berm in en daar gaan de Belgen als tinnen soldaatjes in een föhnaanval, en al het zachte en fris-groene en glooiende krijgt iets bruusks en gloeiends als de ene wereldkampioen na de andere zich head first in het sterrato stort.

“Een zure wind,” aldus José de Cauwer, en iedereen mag dat interpreteren zoals-ie wil. En het blijft mooi, mijn hemel, je kunt geen bocht nemen of er duikt weer wat nieuws moois op. Wie het peloton uit de verte ziet naderen, ziet een witte wolk, stuifsneeuw van stof en stenen en aarde die zich afzet in je neus en mond en op je bril en als je in een afdaling verkrampt probeert je fiets onder controle te houden, uitgemergelde rodeocowboy dat je er rondrijdt, dan is er geen moois, dan weet je nauwelijks nog wie je reservesleutels in zijn keukenla bewaart. Wie na afloop de beelden zal bekijken van camera’s op de fietsen van renners, ziet weinig schitterende vergezichten, geen witte wegen, geen eindemiddagzon die aanspoelt op de huizen van de Via Santa Caterina. Wie deelneemt, hoort slechts het piepen van remmen, het fluiten van de wind. Wie koerst, ziet af en toe een collega uit de bocht vliegen, op drift raken, is getuige van valpartijen die je meters van tevoren aan ziet komen en die je toch niet kunt vermijden, het grijs van het stuivende stof, de steentjes die alleen vanuit de verte glinsteren, maar, eenmaal in je knie of elleboog, dof en dommig.

“Hij gaat toch geen solo rijden?” vraagt De Cauwer, op de toon waarop je “je gaat toch niet ook nog een toetje bestellen?” vraagt aan aan je gezelschap, dat net een toetje heeft besteld.

Maar ja: het is zaterdag 5 maart 2022, en die datum valt nou eenmaal midden in het Tijdperk Pogacar. En van tegenstand is al gauw geen sprake meer, die is te oud of niet aanwezig, en alleen Rodriguez Cano (uitgesproken als: Rodriguez-kano) doet een gedoemde poging en het stof stuift nu voor Pogacar alleen uiteen en de Crete Senesi blijken een perfect decor voor een solovoorstelling en de tegenstand maakt toeschouwers van zichzelf, en tegen de tijd dat het kalf verdronken is, doen Asgreen en Valverde nog een poging tot het dempen van een of andere put.

En Tadej Pogacar rijdt, high-fivet, hijst zich richting Siena en neemt na de finish op het plaveisel plaats, en alles in de zon wordt oranje en het plein is toch geen putje maar een schelp, want ja, soms, bijvoorbeeld dus op zaterdag 5 maart 2022, lijken de dingen ondanks alles werkelijk vanzelfsprekend en kortstondig mooi.