Spring naar de content
bron: anp

Hoe Koen Bouwman De Monniksgier van het Montferland werd

Koen Bouwman werd zondagmiddag twaalfde in de Giro d’Italia. Frank Heinen over de voor velen nog onbekende wielrenner uit Ulft: “Zijn nuchterheid houdt het midden tussen Pieter ‘pfff’ Weening en Tom-Jelte ‘ach’ Slagter.”

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Ik ben opgegroeid in een duistere periode wat betreft Nederlands succes in grote wielerronden. Nederlandse wielrenners stonden jarenlang na een week in Tour, Giro of Vuelta samengetroept op het derde uitslagenblad, gezellig tussen de zieken, zwakken en halvezolen. Meestal probeerden ze in een ontsnapping te belanden in ritten over heuvelachtig terrein, maar wanneer de echte bergen zich aankondigden, leken ze wel te verdampen. De enige die jaar in, jaar uit zijn uiterste best deed bergop mee te doen met de beste renners ter wereld, was Michael Boogerd. Vaak tegen beter weten in, maar dat gaf niet, sterker nog, het verschafte zijn amechtig aanklampen, zijn nerveus om zich heen blikken iets dubbel-heroïsch. De cols waren als een reusachtige bierkaai die Boogerd er pas vaak in de slotfase onder wist te krijgen – op die ene, toverachtige dag in La Plagne na natuurlijk. Maar zodra Michael Boogerd niet aan de start stond (en soms: ook als Michael Boogerd wel aan de start stond), kon je als mild-chauvinistische wielerjongere alleen maar bidden dat er gedurende de live-uitzending nog melding werd gemaakt van het binnenstrompelen van de eerste Nederlander. Vaak was dit Marc Lotz, soms Addy Engels, een enkele keer Thorwald Veneberg. Ik bestudeerde de klassementen, schatte de kansen van Lotz in om nog de Top-30 binnen te komen en negeerde hartstochtelijk alle uitspraken van renners die steeds opnieuw beweerden dat een klassement hen niet kon schelen, en dat ze liever een etappe wonnen.

Ik leed destijds onder, zeg ik met de kennis van nu, een nationalistische groterondenklassementenfetisj. Fuck die ritten: verre ereplaatsen in klassementen wilde ik zien. 

Om met Wim de Bie te spreken: daar ben ik voor behandeld.

Maar, zoals bekend: alles went. Ook Nederlands wielerglorie. Zelfs Nederlands klassementssucces, al moet ik nog elke keer even gaan liggen als ik tot me door laat dringen dat Tom Dumoulin de Giro d’Italia heeft gewonnen. Nat lapje op het hoofd, paar ademhalingsoefeningen en even aan Marc Lotz denken en dan gaat het wel weer.

Ik leed destijds onder, zeg ik met de kennis van, een nationalistische groterondenklassementenfetisj.

Zondagmiddag eindigde Koen Bouwman als twaalfde in de Giro d’Italia. Het was veruit zijn beste uitslag ooit. Daarnaast reed hij ook nog deels in dienst van zijn kopman Tobias Foss en won hij op een paar honderd meter na een bergetappe op een soort grindtapijt, ergens in de grauwte van een berglandschap waar de artdirector die Italië verder tot mijn grote genoegen zorgvuldig ontwierp er bij hoge uitzondering met de pet naar heeft gegooid.

Over Koen Bouwman is weinig bekend. En wat er over hem bekend is, blijft moeilijk hangen. Dat hij graag traint in het Montferland? Kan de beste overkomen. Een van de meest opzienbarende wetenswaardigheden aan Koen Bouwman is dat hij in de klas heeft gezeten met oud-De Graafschap-keeper Hidde Jurjus. Ik bedoel: dat maakt niet direct nieuwsgierig naar de rest. Verder komt hij uit Ulft – slaat je fantasie ook niet per se van op tilt. Lastig qua bijnamen ook, Ulft. Bouwman is geen natuurtalent, als hij rijdt spat de aanleg niet van het tv-scherm en daarnaast is hij chronisch bescheiden, zo bescheiden dat de commentatoren op Eurosport drie weken lang twijfelden of ze hem nu zagen rijden, of dat het een ploegmaat was. Karsten Kroon sprak bewonderend over Bouwman, maar kon er verder ook niet meer over zeggen. Interviews bleven grotendeels uit, een rondvaart werd niet gepland. Op de site van de NOS verscheen de afgelopen weken geen enkel artikel, of filmpje over Bouwman. Wout Weghorst hoeft maar aan te kondigen dat hij om hem moverende redenen zijn teennagels niet langer zal knippen, en er staan tien verslaggevers dag en nacht te posten voor het hotel van Oranje, voor elke teen één, maar als Koen Bouwman de wereldtop volgt in de Alpen, blijft het stil. Zelfs in mijn favoriete wielerpodcast De Rode Lantaarn, waarin drie weken lang tamelijk oeverloos over de Giro werd gepalaverd, kreeg Bouwman niet veel meer dan een verbale opgestoken duim. Tuurlijk, kunt u tegenwerpen, je was deze Giro nota bene zelf een van de makers van De Rode Lantaarn – en dat is ook zo – maar merkwaardig blijft het. Qua media-aandacht moest de dagelijkse topprestatie van Bouwman het voornamelijk doen met positieve berichten op Regio8, dé tv-zender van Ulft en omstreken. Zaterdag kwam de Volkskrant op de valreep met een groot, allesverklarend Koen Bouwman-interview, maar ook daar werden we niet veel wijzer van. Zoals Monet zich op een zeker moment toelegde op het schilderen van zijn eigen tuin (en dat zo grondig deed dat hij die nog altijd op het doek kon smijten toen hij al praktisch blind was), zo heeft Koen Bouwman zich toegelegd op de nobele kunst van de zelfrelativering. Hij, zei hij in de Volkskrant, vindt zichzelf geen wereldtopper.

Prima Koen, geen wereldtopper. Maar: wat dan WEL?

Zelfs de tijd lijkt nauwelijks vat op hem te hebben: wie beelden uit Bouwmans eerste profjaar bekijkt, ziet nauwelijks verschil met de jongen die de afgelopen drie weken uitgroeide tot een van de tien beste klimmers in een van de grootste wielerkoersen ter wereld

Toch op z’n minst een uitstekende renner, met uitloop naar boven? De meest onderschatte renner van Nederland?

Al zes onnadrukkelijke jaren rijdt Bouwman intussen voor dezelfde ploeg. Om hem heen verandert van alles, maar hij blijft dezelfde. Zelfs de tijd lijkt nauwelijks vat op hem te hebben: wie beelden uit Bouwmans eerste profjaar bekijkt, ziet nauwelijks verschil met de jongen die de afgelopen drie weken uitgroeide tot een van de tien beste klimmers in een van de grootste wielerkoersen ter wereld. Zelfde vriendelijke, Pindakaasreclamerijpe gezicht, zelfde blonde krullen, zelfde blozende hoofd waarbij twee oren met weinig gevoel voor aerodynamica aan weerszijden zijn geplaatst. Zijn nuchterheid houdt het midden tussen Pieter ‘pfff’ Weening en Tom-Jelte ‘ach’ Slagter. Een bijnaam bezit hij niet, wat spijtig is, want een bijnaam is onmisbaar voor wie van een Heel Goede Wielrenner een Toprenner wil worden. Je hoeft er niet eens harder voor te gaan fietsen, het is een kwestie van allure, en de juiste vogelsoort bij de juiste renner kiezen. Bouwman weet wat-ie kan, kent z’n beperkingen en z’n grenzen. En toch: zijn twaalfde plek in de Giro, het almaar krachtiger aanklampen in de bergen, deden vermoeden dat die grenzen nog een stukje kunnen worden opgerekt, dat er ergens binnen in hem een vaatje is waaruit nog getapt moet worden. Een vaatje waar in roze drukletters ‘hoop tegen beter weten in & dromen omdat het kan’ op staat.

Koen Bouwman, de Monniksgier van het Montferland. Geen wereldtopper. Nog niet.