Spring naar de content
bron: anp

Spoken word in Holland: Sinterklaasrijmelarij voor en door laaggeletterden

Arthur van Amerongen is niet onder de indruk van spoken word-artiesten als Babs Gons, Jerry Afriyie en Amanda Gorman: “Spoken word is Sinterklaasrijmelarij voor en door laaggeletterden.”

De lelijkste zin van dit jaar – nu al – stond onlangs in een column van Bab Gons in Het Parool. Leest en huivert: “Ik duw de deadline die ik heb van het bureau en trap ’m onder het kleed.”

Het is natuurlijk hartstikke moeilijk om een deadline te visualiseren. Google het woord maar eens in de categorie afbeeldingen en je krijgt allemaal voorspelbare flauwekul met klokken, bommen en een rennend ventje. 

Maar goed, de deadline van Babs zit kennelijk op het bureau te etteren en is groot genoeg om geduwd te worden. Het is dus geen frummeltje dat je als een propje papier weg kan schieten met je vingers.

Overigens las ik in eerste instantie: “De deadline die ik heb van het bureau.” Van welk bureau dan? Was het een geschenk van het Bureau van Deadlines? 

Vervolgens dondert de deadline die Babs heeft – al dan niet van het bureau – op de grond en trapt ze hem onder het kleed. Stoute deadline! Bad deadline! Heeft ze soms alvast een stokje onder het kleed gezet zodat ze de deadline er onder kan schoppen? Of tilt ze het kleed met één hand op en schopt ze de deadline er dan onder? Of heeft ze een levenspartner of een werkster die het tapijt omhoog tilt? Vragen, vragen, vragen. 

Tout court: dit is iemand die bloemrijk en beeldend wil schrijven maar de taal niet beheerst en dat is wat mij betreft nou juist een van de belangrijkste voorwaarden voor het schrijven van een column: taalbeheersing. 

Babs Gons is iemand die bloemrijk en beeldend wil schrijven maar de taal niet beheerst

Nog een voorbeeld uit dezelfde column: “Ik zie voor me hoe haar hart voorover gebogen schokschouderend weent in haar borstkas.”

Die zin is bijna net zo lelijk als die andere, die met die deadline. Het is hemeltergend en tenenkrommend slecht Nederlands. 

Ik ging eens kijken wie Babs Gons precies is.

Babs Gons is ‘spokenwordartiest, schrijver en ­docent en maakt ons deelgenoot van haar belevenissen’, staat er bij haar column in Het Parool

Aha, spokenwordartiest. Aan elkaar geschreven maar vooruit: ik mag dan wel een taalnazi zijn maar ik ga niet op alle slakken zout leggen, daar is het momenteel te warm voor in de Algarve. 

Spoken word is in Nederland een soort hakkelende Nijntje-taal die vooral door roomblanke subsidiënten, Bij1, GroenLinks en drillrappers wordt gewaardeerd. Rijmelarij van lik-me-vessie. Babs Gons heeft het fenomeen geanalyseerd in haar bundel Hardop, spoken word in Nederland.

Spoken word is Sinterklaasrijmelarij voor en door laaggeletterden

Ik citeer uit een recensie:  

“Babs Gons selecteerde het werk van achttien spoken word artiesten die ‘een staalkaart van de Nederlandse spoken word scene’ vormen. Ambieert Gons dat spoken word als kunstvorm een positie krijgt in de literatuur, dan voelt het als een logische zet om de teksten ook op papier af te drukken, zodat het genre ook zijn plek tussen de gedrukte literatuur opeist. De consequentie is dat de teksten ook naar literaire maatstaven worden beoordeeld. Maar dat laatste lijkt niet de bedoeling. In het voorwoord schrijft Gons: ‘(..) deze kunstvorm is een zeer toegankelijke vorm van literatuur. Waar mensen die de taal niet (helemaal) goed beheersen, dyslectisch zijn, of anderzijds een schijnbare taalachterstand hebben zich onzeker of onwelkom kunnen voelen in de klassieke literatuur (..) geloof ik graag dat de deur van de spoken word poëzie voor iedereen openstaat.’

Het scala aan stilistische middelen dat wordt ingezet, is regelmatig beperkt. Wat direct opvalt aan Hardop is dat veel teksten opsommingen zijn en het moeten hebben van herhaling – wat op het podium een boodschap bekrachtigt en zorgt voor vormeenheid – maar op papier op den duur, en zeker zo achter elkaar gezet, vervelend is. Maar wat vooral ontbreekt, is gevoel voor humor.”

Tout court: Sinterklaasrijmelarij voor en door laaggeletterden dus. Ik heb hier al eens over geschreven, en met name over Jerry Afriyie, de Sinterklaasdichter des Vaderlands. 

Ik gaf toen een paar leuke voorbeelden van Jerry’s dichtkunst:

Dit is mijn gedicht
Ik eer uw komst, allicht
moet u even gaan zitten
Laat mijn woorden u niet missen

En deze is ook geestig: 

Op steenworp van mijn tent staat een pand vrij
Het staat al een tijdje leeg
Het heeft badruimtes en wc’s
Ik moest beloven dat ik er met mijn vingers van afblijf

Ik wil een huis dat niet wegwaait
Een keuken die niet iedereen binnenlaat
Een land dat niet wegkijkt
Wanneer ik mijn hand naar haar uitstrek

Ik heb Nederland niet gekozen
Mijn nieuwe land heeft mij gekozen
‘Tolerant en beschaafd’
Ik wacht al een poosje

De tekst van Gorman heeft heel weinig met poëzie te maken

Elly de Waard

Nadat Amanda Gorman het gedicht The Hill We Climb voorlas tijdens de inauguratie van Joe Biden en Kamala Harris, kreeg het fenomeen spoken word een enorme boost in Amsterdam Zuid-Oost en op de politbureau’s van Bij1 en GroenLinks. Voor Foute Jongens, onze maandelijkse rubriek in de papieren HP/De Tijd, vroeg Rob Hoogland aan zijn dorpsgenote en gelauwerde dichteres Elly de Waard om een reactie op het alhier zo orgastisch bejubelde The Hill We Climb

Elly de Waard: “De tekst van Gorman heeft heel weinig met poëzie te maken, tenzij je het wilt vergelijken met de tekst van bijvoorbeeld de Internationale of andere liedteksten die een propagandistische bedoeling hebben. Het bestaat bij de gratie van een aantal bijeengeraapte clichés. Dat zoveel mensen er zo enthousiast over zijn heeft mijns inziens te maken met (a) de schattigheidsfactor van het meisje, (b) dat het meiske zwart is en tevens zo glamoureus aangekleed, (c) de overwinning van Biden op Trump die gevierd moest worden en (d) dat Black Lives Matter er ook helemaal bij hoorde.”

Een mooi voorbeeld van spoken word gaf Mounir Samuel tijdens de opening van Bevrijdingsfestival Brabant op 5 mei 2017. 

Noem mij maar ouderwets, maar als ik gekke gedichtjes wil lezen, pak ik De Blauwbilgorgel van Cees Buddingh’ er wel bij. Hij bedacht het gedicht in 1943 toen hij in het sanatorium Zonnegloren werd verpleegd voor tuberculose en er een Engels kinderverhaal met de titel bluebillgurgle te lezen kreeg. De Blauwbilgorgel is een mysterieus wezen.

Ik ben de blauwbilgorgel.

Ik ben de blauwbilgorgel,
Mijn vader was een porgel,
Mijn moeder was een porulan,
Daar komen vreemde kind’ren van.
Raban! Raban! Raban!

Ik ben een blauwbilgorgel
Ik lust alleen maar korgel,
Behalve als de nachtuil krijst,
Dan eet ik riep en rimmelrijst.
Rabijst! Rabijst! Rabijst!

Ik ben een blauwbilgorgel,
Als ik niet wok of worgel,
Dan lig ik languit in de zon
En knoester met mijn knezidon.
Rabon! Rabon! Rabon!

Ik ben een blauwbilgorgel
Eens sterf ik aan de schorgel,
En schrompel als een kriks ineen
En word een blauwe kiezelsteen.
Ga heen! Ga heen! Ga heen!