Spring naar de content
bron: EPA/VINCENT JANNINK

De overtreffende trap van Mathieu van der P.

Zondagmiddag werd Mathieu van der Poel Nederlands Kampioen. Frank Heinen had besloten niet meer over hem te schrijven, uit angst voor een acuut superlatieventekort, maar kon het toch niet laten: Mathieu is een natuurkracht. “Van der Poel is dirigent, eerste viool, pauken, koor en garderobejongen tegelijk. Andere coureurs mogen pas bewegen wanneer de maestro aan een touwtje trekt.”

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Zondagmiddag werd Mathieu van der Poel kampioen van Nederland. In Drenthe, op een als Tourmalet vermomde vuilnispuist, demarreerde hij tot er geen mens meer in zijn buurt was. Twee, drie, vier, vijf keer. ‘Net zo lang rammelen aan het hek tot het opengaat,’ noemde Maarten Ducrot dat. Direct zag ik een kleine Mathieu voor me, een jaar of tien, met een intekenlijst voor Kinderpostzegels in de hand, rammelend aan het hek van een naburige boerderij. Rammelderammel. Buurboer kijkt uit zijn raam, ziet een blozend jongetje met een vel papier.

‘Stuur hem weg,’ mompelt zijn vrouw. ‘We hebben vorige week al besteld. Het stickertje hangt naast de bel. Het is dat brutale jong van Van der Poel.’

Buurman schiet in zijn klompen en sloft driftig naar de binnenplaats. Als hij terugkeert, heeft hij voor 122.000 euro zegels bijbesteld.

Dankzij Mathieu dreigt voor de superlatievensnuffelaar altijd een acuut tekort.

Ik had me voorgenomen even niet over Mathieu te gaan schrijven. De redenering vooraf was als volgt: dikke kans dat-ie kampioen wordt, maar ik laat het even aan me voorbijgaan. Niet omdat ik het hem niet gunde, integendeel: ik hoop altijd dat Mathieu wint – soms betrap ik mezelf erop dat ik bij het langebaanzwemmen zit te wachten tot het moment dat hij opduikt in Baan 3, Alpecin-badmuts op het hoofd. Maar wat Mathieu van der Poel betreft, moet ik niet alleen aan zijn toekomst denken, maar ook aan de mijne: met elke nieuwe krankzinnige prestatie komt het moment dat mijn woorden op zijn een stap dichterbij. En dan zit je als stukjesvuller met de gebakken peren, en een deadline die nadert als Nibali in een haarspeldbocht: in razende vaart en met de bereidheid je over de vangrail te duwen als het zo uitkomt.

Dankzij Mathieu dreigt voor de superlatievensnuffelaar altijd een acuut tekort.

Maar ja: Mathieu van der Poel en het NK van 2020. 

87 zeepaardjes en een tijgerhaai. 

Een zwerm onweersvliegjes en een zeppelin.

Bezing de schoonheid van een veld paardenbloemen, uitstekend, be my guest, althans: tot die bloemen verpletterd worden door de golem die zich omdraait in zijn slaap. 

Wanneer Van der Poel deelneemt in een wedstrijd die zo mager bezet is als een NK zonder Tourdeelnemers, topsprinters en (fitte) klassiekerkanonnen, is hij dirigent, de eerste viool, pauken, koor en garderobejongen tegelijk. Andere coureurs zijn van harte uitgenodigd, maar mogen pas bewegen wanneer de maestro aan een touwtje trekt. 

Op de top van de VAM-berg, uitkijkend over de dorre Drentse vlakten waarvan Mathieu van der Poel eigenbenig een land van melk en honing maakte, zaten Herbert Dijkstra en Maarten Ducrot, twee mannen die alles hebben gezien, zo niet meer. Naarmate de race vorderde en Van der Poels versnellingen elkaar opvolgden als columns in een zaterdagbijlage, begonnen ze hoorbaar te twijfelen. Ze twijfelden of hun woordenschat nog wel voldeed, of hun ogen hen niet bedrogen, of de tijdsmetingen wel correct waren en of er überhaupt ooit wel sprake was geweest van tegenstanders. Het werd niet letterlijk zo uitgesproken, maar de angst dat Mathieu na gedane zaken de hele provincie Drenthe met een paar gerichte beuken zou deconstrueren, de overgebleven keien in zijn achterbak zou laden en ermee naar huis zou rijden om er zijn oprit mee te bestraten, zoemde door het commentaarhokje. Ducrot klonk als een stormchaser die achter het raampje van een krakkemikkige boomhut een tornado ziet naderen: opgewonden en angstig tegelijk. Dijkstra was intussen overgeschakeld op de stijlvorm van de hyperpoel: een hyperbool die, wanneer je hem gebruikt om een naderende overwinning van Mathieu van der Poel te omschrijven, plots een doodgewone metafoor blijkt.

Van der Poel marcheerde over het circuit, een heel leger in het lichaam van een jongeman.

‘Dat-ie dit kan, kan eigenlijk niet. Maar hij doet het wel.’

Licht vertwijfeld: ‘Zie jij hem eten?’

En het poëtische: ‘Er is eigenlijk alleen nog een overtreffende trap.’

Herbert kreeg het er paf van.

Van der Poel marcheerde over het circuit, een heel leger in het lichaam van een jongeman, met een linker- en een rechtervliegdekschip en luchtafweergeschut op zijn hoofd. In zijn eentje draaide hij Jumbo-Visma door zijn persoonlijke centrifuge. Jos van Emden, een van de beste tijdrijders ter wereld, oogde als een gijzelaar die drie maanden in een Afghaanse grot had gebivakkeerd, de sterke Pascal Eenkhoorn deed een poging om de storm te volgen en werd uiteindelijk uren na de finish in verwarde toestand aangetroffen in een weiland nabij Wijster, op zoek naar zijn moraal, en Tim Rsen eindige op meer dan drie minuten als derde. De o’s waren van uitputting uit zijn naam gerold en vast onder de douche gaan staan.

De enige die ietwat in zijn buurt wist te blijven, was Nils Eekhoff, een naar menselijke maatstaven getalenteerde eendagsrenner. Hij eindigde op anderhalve minuut en zei na afloop dat er op Mathieus rijden niets aan te merken was geweest.

‘Beste meteoor, op uw inslag was niets aan te merken. Groetjes, de Dino’s.’

Van der Poel na zijn overwinning. Bron: ANP/VINCENT JANNINK

Uitgeteld en verbazingwekkend opgetogen kwam Mathieu over de streep. Hij had al een paar weken niet meer gewonnen. Niemand wist hoe, maar hij stond vast op de overloop tussen stellende en vergrotende trap. Bijna drie weken scharrelde hij er rond, tussen het gewone volk, de astronaut die plots buschauffeur geworden leek. De uitslagen vielen nog niet eens tegen, althans: voor ieder ander zouden ze niet eens tegenvallend zijn geweest. Tot gisteren. Tot het niet meer om de uitslag ging, maar om de manier waarop. Elke halvegare kan een sterrennacht schilderen, maar slechts één halvegare kan De sterrennacht schilderen. Aan de finish oogde hij vermoeid. Het was de uitgeteldheid van iemand die op een van de laatste treden van de overtreffende trap staat, en kijkt naar een uitzicht dat hem bekend voorkomt.