Spring naar de content

Het is weer koers! (voor zo lang het duurt)

Frank Heinen over de GP Vermarc Sport 2020, de eerste grote wielerwedstrijd na de coronalockdown: “Zie de coureurs in een enorme voortuin van een groot huis staan wachten, hek ervoor, koeien op de eerste lentedag.”

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Rotselaar, 5 juli. De GP Vermarc Sport 2020.

Rotselaar. Alleen die naam al. 

Het is weer koers.

Ro-da-ni-ja?

Maar het lijkt er vooralsnog niet erg op. Niet op wat het was, althans.

Zie Eddy Merckx met een mondkapje. Hij behoort tot de risicogroep. De risicokopgroep vermoedelijk, maar toch. Zie Fabio Jakobsen, die vlug zijn kapje naar beneden trekt, om een sombere streepmond te ontbloten, hij lijkt op een stripper die zojuist gehoord heeft dat ze een nieuw dak moet, en hoeveel dat gaat kosten. Zie de coureurs in een enorme voortuin van een groot huis staan wachten, hek ervoor, koeien op de eerste lentedag. Het is een heel Vlaams huis, waarvoor de renners staan wachten. Een heel lelijk Vlaams huis, met muren die je nors aankijken, en rolgordijnen die alleen maar kunnen neerhangen. Het is, lees ik later, het huis van Frans Verbeeck, oud-coureur, fietsende melkboer, met licht uitstaande oren als zeilen zonder zin. Dat huis daar, dat is betaald van winst in de Waalse Pijl, en de Gold Race. Frans Verbeeck, koersorganisator en voor eeuwig een eigen stoel aan de tafel van de wielergeschiedenis door die keer na de Ronde van Vlaanderen van ’75, toen hij op het erepodium naar de microfoon van verslaggever Fred de Bruyne keek en zei, met de schrik in zijn stem van een middeleeuwer die zojuist een groep mensen op Segways heeft zien passeren: ‘Fred, jong, hij rijdt vijf kilometer te rap voor ons.’ (Die hij, dat was Merckx. Mocht er ooit een dag komen waarop al die uitslagen, al die zeges, al die leiderstruien en klassementen niemand meer iets zeggen omdat al die wedstrijden al zo lang zijn opgeheven dat niemand ze ooit heeft aanschouwd en alles digitaal is en alle heldenverhalen bij de kringloop liggen te vergelen, dan zal Merckx’ grootheid, zijn overmacht en zijn talent zijn gecomprimeerd tot dat ene, verschrikte zinnetje van Verbeeck.)

Zie de renners, hoe jong ze zijn als ze hun helmen afzetten en de expressie in hun gezichten vastzetten om niet het verdriet, niet de ellende, niet de wanhoop, niet de bijna perverse opluchting bij elk overlijden dat het de jouwe nog niet was niet te hoeven tonen, om een minuut stilte in acht te nemen voor een jongen die een dag eerder van zijn fiets gevallen is, dood, twintig pas, poef, hartstilstand, Niels De Vriendt, man toch, het waarom bevragen heeft geen zin, slaat nergens op, lost niks op en toch doe je het, onwillekeurig, omdat het niet hóórt bij een wedstrijd dat je de uitslag nooit zal kennen, niet hóórt bij vallen dat je niet meer opstaat, omdat het niet hoort, niet hoort, niet hoort…

Tegen 2020 valt niet op te plannen, af te wegen, uit te puzzelen. 

Zie Victor Campenaerts, die wegscheurt alsof hij niet aan een wedstrijd meedoet, maar aan een potje roulette. Alles op rood, eerste beurt, ’t is feest. En nog eens, en nog eens. Hengsten als een paard. Koersen als pars pro toto van het wielerseizoen 2020. Anarchie. Opgewekte waanzin tegen de klippen op. Opwinding die grenst aan onverantwoordelijkheid. Zie Campenaerts, die fietst tot de krampen hem bij de lurven nemen, die te klein was om te zwemmen, te fragiel om triatleet te worden en precies getikt genoeg bleek om een groot tijdrijder te zijn, met zijn in de grafstemming van Aguascalientes bijeengetrapte werelduurrecord, met zijn dagelijkse vlogs, met zijn manische overgave en vertrouwen, met zijn liggende interviews die hij liefst telefonisch doet, zodat hij energie spaart door niet rechtop te hoeven zitten en met zijn vlogs waarin hij bij Frituur Sabrina op zijn bestelling wacht, of intens in de camera kijkt, als om te controleren of zijn volgers niet stiekem om hem lachen, en met zijn voortdurende drang beter te doen, niet per se beter dan anderen, maar dan beter dan gisteren en eergisteren, beter dan ooit, beter dan iemand ooit voor mogelijk had gehouden, met die kijk op de prestatie als een raadsel dat je niet onopgelost langs de kant van de weg moet laten staan, maar moet meenemen, voor je op tafel moet neerzetten en er net zo lang naar moet staren tot het zelf de oplossing prijsgeeft.

Zie hoe alles anders is, alles onder voorbehoud, bibberig, twijfelend, onzeker, gedeeltelijk. Zie hoe de twijfel steeds opnieuw de overhand dreigt te krijgen van de opluchting, zie hoe het ongeloof over de goeie afloop het geloof in een goed vervolg smoort.

Wielrennen is een sport van planning, dat was het altijd al en dat wordt het iedere dag een beetje meer. Regeren, vooruitzien. Vooralsnog is er mist, het zicht is slechts enkele meters. In het geval van de koers is dat aanleiding zo hard en onverantwoord mogelijk te rijden. Elk criterium een klassieker, elke volgende wedstrijd een meevaller.

Geen ziel weet wat er morgen gebeurt. Tegen 2020 valt niet op te plannen, af te wegen, uit te puzzelen. 

Maar vandaag, vandaag is het koers.

Ro-da-ni-áááá!

Word lid van HP/De Tijd